MAANDAG 27 NOVEMBER 1922. 473 Onze fractie kan zich echter niet. vereenignri met de oplos sing, welke Burgemeester en Wethouders hier aan de hand doen. Wij meenen, dat in elk geval moet nagegaan worden, dat althans de mogelijkheid moet bestaan om na te gaan wat hier gesproken is en dat door het voorstel van Burgemeester en Wethouders dat doel toch slechts op onvolledige wijze bereikt wordt. Wij hebben natuurlijk in het geheel geen bezwaar tegen de personen, die dat zullen doen, want wij zijn overtuigd de ervaring heeft dat getoond dat zij daartoe volkomen bekwaam zijn; maar het komt toch dikwijls voor, dat men eens wil nagaan wat er destijds in den Raad is gezegd, en dan is het niet voldoende, dat men kan nasporen in welken geest er gesproken is en welke de bedoeling van het gesprokene was, maar dan *kan het er dikwijls op aankomen dat men weet wat er precies is gezegd. Is dan alleen aanwezig, behalve de notulen, een steno-analytisch verslag, dan wordt dat doel niet bereikt. Ik wil aannemen, dat de bedoeling van Burgemeester en Wethouders is, dat aanhalingen en cijfers, welke worden aangevoerd, geheel worden opgenomen, maar men kan toch niet altijd zeggen, dat alles wat hier gesproken is later weer terug te vinden zal zijn. Bovendien lijkt het mij, dat er nog een ander bezwaar aan verbonden is. Op dit oogenblik geschiedt de correctie van hetgeen in den Raad door de Raadsleden is gezegd op vrij huiselijke manier; men krijgt het in zijn handen en is vrij er de veranderingen in aan te brengen, welke men wenscht. Tot nog toe heeft dat wel eenig bezwaar, doch geen over wegend bezwaar gehad, maar als het verslag niet precies zal weergeven wat er gezegd is, doch alleen de bedoeling, den geest van het gesprokene, en men laat dan aan den persoon, die corrigeeren moet, over om er wijzigingen in aan te brengen, dan kan dat ten slotte tot resultaat hebben, dat hij zegt: ik heb dat geheel anders bedoeld en wijzig het dus. Komt de vraag ter sprake of dat mag, dan moet men arbiters aan stellen, die uitspraak hebben te doen tusschen de meening van degenen, die het verslag hebben opgemaakt, en die van hem, die gesproken heeft. Men is vrij om te denken wat men wil, maar, als men gesproken heeft, is het gesprokene niet meer het eigendom van den spreker alleen, doch van allen. Wij hebben er dari allen over te oordeelen en dan kan niet iemand, die gesproken heeft, zeggennu ik het onder mijn oogen krijg, schrik ik er van, ik wil het veranderen. Ik begrijp, dat Burgemeester en Wethouders er tegen opzien door te gaan met het beschikbaar stellen van dergelijke groote bedragen voor dit doel, maar aan den anderen kant lijkt ons de regeling, waarin zij de oplossing willen zoeken, niet afdoende. Het eerste middel tot beperking der uitgaven, dat voor de hand ligt, is, dat er wat minder gesproken wordt. De Voorzitter. Daaraan maken de heeren zich niet schuldig. De heer van Eck. Ik weet niet wat gij daarmede bedoelt. De Voorzitter. Wat ik zeg geldt niet voor de dames. De heer van Eck. Wij kunnen niet altijd kort zijn, omdat wij in de meeste gevallen een ander standpunt innemen dan de burgerlijke leden van den Raad en het bij elk der punten meestal noodzakelijk is, dat een onzer spreekt. Maar wij hebben altijd dezen regel toegepast, dat slechts één onzer spreekt; het is een groote uitzondering er moeten al zeer belangrijke zaken aan de orde wezen, als er van ons meer dan een spreekt. Men zal het altijd vindenéén spreekt er en de anderen De heer Oostdam. Volgen. De heer van Eck. Juist: volgen. Voor die discipline zal de heer Oostdam wel iets gevoelen. Tot een bezuiniging, welke daarin bestaat, dat hier niet meer dan noodig is wordt gesproken, zijn wij ook wel bereid mede te werken, maar het spreekt van zelf, dat wij ons de vrijheid voorbehouden die bezuiniging aan te brengen daar, waar wij zulks noodig en mogelijk achten. Wij kunnen ons echter niet vereenigen met de voorgestelde oplossing van de moeilijkheid, waarin wij met betrekking tot deze zaak ver- keeren, doordat de kosten van het verslag te hoog zijn. De Voorzitter. Laten de leden beginnen met den raad van deri heer van Eck op te volgen. In den regel kan iemand wat hij in zes minuten zegt even goed in drie minuten zeggen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben altijd voorstander geweest van een analytisch verslag; dat heb ik bij de behandeling der begrooting herhaaldelijk gezegd. Maar nu is het mij toch tegengevallen, dat het voordeel zoo betrekkelijk gering is. Ik had gedacht, dat wij ook hadden uitgespaard op het honorarium. Ik geloof wel, dat het de secuurste weg is, dien Burge meester en Wethouders volgen: eerst een stenographisch verslag maken en dit dan weder laten uitwerken in verkorten vorm, maar dat is ook een kostbare geschiedenis. Ik wil vragenhebben Burgemeester en Wethouders wel eens de voelhorens uitgestoken in andere richting en nagegaan, of het niet op andere wijze zou kunnen, in dezer voege dat wij eenige goed geroutineerde verslaggevers krijgen, die een verkort verslag maken. Dat verslag zou dan door de leden gecorrigeerd worden; die zouden er toch de noodige kleine veranderingen in kunnen aanbrengen en dan zouden wij ook een goed verslag krijgen. Ik geloot, dat dan niet elke vergadering van den Raad weder 90.aan honorarium voor stenograten zou kosten. Die verslaggevers zouden, wanneer zij met het verslag van dezen Raad gereed waren, weder ander werk kunnen aanpakken. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat een andere op lossing dan de dooi' hen voorgestelde te duur zou zijn. Zij zeggen ookwij zouden eenige vaste ambtenaren moeten hebben. Dat geloof ik niet. Ik zou dus willen weten, of men zich in de door mij aangegeven richting geörienteerd heeft, en zoo ja, met welk resultaat. De heer Wilmer. Mijne meening is juist tegenovergesteld aan die van den heer van Eck. Wanneer ik mijne meening zeg, dan zullen Burgemeester en Wethouders daaruit misschien de gevolgtrekking kunnen maken, dat zij een goed voorstel gedaan hebben, omdat het het midden houdt. De heer van Eck wil het uitgebreid verslag behouden en mijns inziens zou het verslag nóg korter kunnen zijn dan Burgemeester en Wethouders zich voorstellen. Ik had gedacht, dat Burgemeester en Wethouders zouden zijn gekomen met een voorstel om een zeer beknopt verslag te doen samenstellen van wat in den Raad is gezegd, een beknopt overzicht, en het samenstellen daarvan zou dan gevoegelijk opgedragen kunnen worden aan een goed ambtenaar, die zich in de gemeentezaken goed heeft ingewerkt. Die zou dan verschillende dingen in den Raad zelf doen en verder zou hij na de Raadsvergadering nog eenige uren noodig hebben. Als hij een beetje routine heett kan hij verschillende sprekers in den Raad persklaar makenhij kan van verschil lende sprekers direct in het kort opschrijven wat zij zeggen, zoodat hij het naderhand niet heeft uit te werken. Alleen wat betreft sommige lange speeches en speeches over speciale onderwerpen, die meer van technischen aard zijn, waarin hij zich niet zoo ingewerkt heeft, zal hij na de vergadering nog een kort overzicht van het gesprokene moeten samenstellen. De heer Knuttel. En de interruptie's? De heer Wilmer. Interruptie's zijn wel eens interessant voor een courant, maar ze zijn niet noodig in overzichten, die voor het nageslacht bewaard moeten blijven; ze zijn slechts interessant voor het oogenblik. Ik kan mij intusschen wel vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Alleen spijt het mij dat nu voor drie jaar zal vastgelegd worden de wijze, waarop het verslag zal samengesteld worden. Ik zou het eigenlijk het beste vinden, dat wij het drukwerk voor 3 jaren geven aan de drukkerij, maar ons nog niet uitspreken omtrent de wijze, waarop het verslag zal worden samengesteld gedurende die drie jaren. Hetgeen gezegd is omtrent het corrigeeren van het verslag acht ik wel juist. Wanneer wij dergelijk verslag aan de Raadsleden toezenden en zij het zelf kunnen corrigeeren, dan kunnen wij voor de verrassing komen te staan, dat het eene Raadslid daarvan veel meer gebruik zal maken dan het andere Raadslid. Dit staat voor mij buiten allen twijfel. Ik wil daarom vragen: is het wel noodig, wanneer een verkort verslag van het gesprokene wordt gegeven, dat het aan de Raadsleden ter correctie wordt gezonden? Dit is op het oogenblik gewenscht en mogelijk, maar in het vervolg geloof ik niet, dat het mogelijk zou zijn en ik zou het ook zeer ongewenscht vinden. De heer Oostdam. M. d. V. Ik heb alleen dit te zeggenik hoop, dat de steno-analytici altijd zullen denken aan Olde- barnevelt, wiens laatste woorden waren: maak het kort! De Voorzitter. Het heeft mij verbaasd, dat de heer van Eck en zijne fractie tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders opkomen, want in plaatsen als Amsterdam, Utrecht enz. heeft men reeds sinds lang besloten tot afschaffing van het stenographisch Raadsverslag. In vele groote gemeenten heeft men dat gedaan. Nu geef ik volkomen toe, dat het wellicht het wenschelijkst is een volledig stenografisch verslag te hebben, maar de hooge kosten moeten daarvan doen afzien. Dat het gesprokene aan de leden ter correctie wordt gegeven, kan niet zoo bezwaarlijk zijn, want ook thans kunnen de dames en heeren in de stenogrammen wijzigingen aan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 11