432
MAANDAG 6 NOVEMBER 1922.
De heer Dubbeldeman. Ik weet niet of hier niet meerdere
personen zijn, die den naam van »Dr. Gorter" dragen. Ik
heb geen adresboek bij de hand.
De Voorzitter. Ik kan in het adresboek slechts één Dr.
Gorter vinden en die woont te Oegstgeest.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Het moet in de registers
van den burgerlijken stand worden nagezien, want het adres
boek is niet officieel.
De Voorzitter. Dan moet gij de verkiezing maar nietig
laten verklaren! Er is een stem uitgebracht op iemand, die
hier niet woont, en die stem is dus ongeldig. Men kan niet
anders beslissen.
Er zijn uitgebracht 21 geldige stemmen, waarvan de heer
H. W. Blote er 11 heeft verkregen, zoodat deze is benoemd.
In de tweede vacature wordt vervolgens benoemd met 12
stemmen de heer J. P. Mulder; de heer Schoneveld verkreeg
10 stemmen.
De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
V. Praeadvies op het verzoek van W. Massink, om eervol
ontslag als Directeur van de Hoogere Burgerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. No 330.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besioten.
VI. Praeadvies op het verzoek van mej. H. Pel, om eervol
ontslag als leerares in de nuttige handwerken aan de afd. A
der Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen.
(Zie Ing. St No. 331.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VII. Praeadvies op het verzoek van J. A. Duffels, om eervol
ontslag als Schoolarts.
(Zie Ing. St. No. 326.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Praeadvies op het verzoek van F. Gordon, om eervol
ontslag als Regent van het Geref. Minne- of Arme Oude
Mannen- en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. No. 324.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
(De heer Knuttel was inmiddels ter vergadering gekomen.)
IX. Praeadvies op het verzoek van H. J. van Kerkhoff om
eervol ontslag als lid van het Bestuur der Gemeentelijke
Arbeidsbeurs.
(Zie Ing. St. No. 342.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
X. Praeadvies op het verzoek van J. Kukler, om de te
bouwen schuur in den tuin van perceel Maredijk No. 43,
van hout te mogen maken.
(Zie Ing. St. No. 327.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XI. Voorstel om den termijn van ontruiming van eenige
onbewoonbaar verklaarde perceelen in het Wernershof, de
Ferdinand Wernerspoort en de Willem Frederikspoort en het
perceel Paradijssteeg 58, met zes maanden te verlengen.
(Zie Ing. St. No. 337.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik zal mij niet tegen dit
voorstel verzetten, omdat ik ook niet weet waar men met
deze menschen heen zou moeten, maar ik begrijp eigenlijk
den termijn van 6 maanden niet. Men zou daaruit moeten
opmaken, dat Burgemeester en Wethouders eenig uitzicht
hebben om over 6 maanden wel een woning voor de bewoners
van deze huisjes te hebben. Het zou dus wel wenschelijk zijn,
dat wij dienaangaande eenige meerdere inlichtingen kregen,
en om nu maar niet de debatten onnoodig te rekken door
heen en weer praten, wil ik vragen hoe het staat met den
bouw van gemeentelijke reserve-woningen, ten aanzien waarvan
eenigen tijd geleden zeer in het algemeen door den Wethouder
de toezegging is gedaan, dat daarvoor een plan ter tafel zou
worden gebracht.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. In de Raadszitting van
20 Februari j. J. zijn Burgemeester en Wethouders gekomen
met een voorstel om 25 van de ergste krotwoningen als
ongeschikt voor de bewoning af te keuren. Onzerzijds is toen
verklaard, dat wij bezwaar hadden tegen het afkeuren van
woonruimte, zoolang voor de afgekeurde woningen geen andere
in de plaats konden worden gesteld. Men keurt toch geen
woningen af, als het niet in de bedoeling ligt ze ook af te
breken of in ieder geval ze als bewoonbare uit te schakelen?
Ik heb dat voorstel van Burgemeester en Wethouders toen
nog al kras gekarakteriseerd. Ik wil dat nog even voorlezen.
Ik heb toen gezegd:
Uit geheele voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals het op dit oogenblik voor ons ligt, lijkt mij eigenlijk
toe een soort paradepaard te zijn. Het is een soort vlag; een
gebaar met zeer veel vertoon; wij willen nu ook eens laten
zien, dat wij ook wel bereid zijn om te beginnen met de
opruiming van de krotten hier te Leiden."
Ik heb toen voorgesteld het voorstel aan. te houden, totdat
het rapport der Gezondheidscommissie was gepubliceerd, en
in de toelichting, welke ik daarbij gaf, heb ik onder andere
het volgende gezegd:
«Maar iedereen, die eenigszins van den woningtoestand te
Leiden op de hoogte is, weet toch wel, dat van afbraak geen
sprake kan zijn zoolang er niet wordt gebouwd. Wil men
afbreken, zeer goedde sociaal-democratische Raadsfractie zal
zeer zeker staan aan de zijde van Burgemeester en Wethou
ders als zij met voorstellen daartoe komen; maar dan moeten
zij in de eerste plaats komen met voorstellen om te bouwen.
Dat is het allervoornaamste."
En verder heb ik gezegd:
«Als wij constateeren, dat er nog 19 van die krotwoningen
zijn, die, hoewel jaren geleden reeds afgekeurd, nu nog bewoond
worden, sommige zelfs door 2 of 3 gezinnen, en daaronder
ook woningen, die eigendom van de gemeente zijn, dan lijkt
het mij toch bespottelijk om met dit voorstel te komen. Ik
geloof, dat de Raad verstandig zal doen door mijn voorstel
aan te nemen. Doet de Raad dat, dan verliezen wij er niets
bij, want Burgemeester en Wethouders zeggen zelf, dat, als
de Raad hun voorstel aanneemt, de bewoners de gebruikelijke
zes maanden zullen krijgen, terwijl, als er geen huizen beschik
baar blijken te zijn, er nogmaals zes maanden zal gegeven
worden. Dat is te zamen een jaar, terwijl ik mag onderstellen,
dat het geen jaar zal duren, voordat wij van het rapport der
Gezondheidscommissie kennis zullen kunnen nemen."
In het Ingekomen Stuk No. 51 werd toen gezegd:
«In de omstandigheid, dat ten gevolge van den aanbouw
van een vrij groot aantal arbeiderswoningen, voornamelijk
door verschillende hier ter stede gevestigde woningbouw-
vereenigingen, de woongelegenheid eenigermate was verruimd,
en daardoor bewoners van minderwaardige woningen meer
en meer in de gelegenheid kwamen, om hetzij een dier
nieuwe woningen te betrekken, hetzij door opschuiving een
andere, betere, woning te verkrijgen, vond ons College in
het afgeloopen jaar aanleiding, tot de Gezondheidscommissie
alhier een verzoek te richten om opgave van de 25 ergste
«krotwoningen", die h. i. voor onbewoonbaarverklaring in
aanmerking kwamen."
Ik heb daarop geantwoord:
«Daardoor krijgt het den schijn alsof het nu eigenlijk gedaan
zou zijn met het woningtekort in Leiden. Ik heb er Burge
meester en Wethouders al eens eerder een grief van gemaakt,
dat men er niet intijds voor gezorgd had, dat men wist hoe
groot het woningtekort was. Hadden zij dat wel gedaan, dan
zouden zij het bovenstaande niet hebben neergeschreven."
Mijnheer de Voorzitter. Van hetgeen in het Ingekomen Stuk
gezegd werd is niet heel veel waar gebleken, want 6 maanden
later moeten Burgemeester en Wethouders zeiven toestemmen,
dat zij niet in staat zijn om die 25 krotwoningen te laten
ontruimen. Ik durf dan ook wel zeggen, dat van verruiming
van woongelegenheid geen sprake nog is. Ben ik goed inge
licht ik hoop in deze een antwoord te krijgen dan zijn
die 19 krotwoningen, waarvan sprake was, thans nog bevolkt,
zelfs tot in de nok, er wonen nog twee en drie gezinnen in
elke woning. Het spreekt van zelf, dat, als wij die krotten
niet aan de woonruimte kunnen ontnemen, er geen sprake
van kan zijn dat wel te doen ten aanzien van deze 25
woningen.