227 van dien aard zijn, dat zulk een aanzienlijke verhooging van kosten gewettigd zou zijn. Wij hebben daarom over de resul taten van dat onderwijs het gevoelen ingewonnen van de hoofden der openbare scholen en van de besturen van die bijzondere scholen, waar dat onderwijs totnutoe werd gegeven. De van die besturen en hoofden van scholen ontvangen adviezen wijzen uit, dat voortzetting van dat onderwijs wenschelijk is, maar dat eene uitbreiding als bovenbedoeld niet voldoende gemotiveerd zoude zijn. Ook de Plaatselijke Schoolcommissie, wier advies wij in de Leeskamer ter inzage hebben gelegd, ontraadt zulk eene uitbreiding. O.i. zoude de verandering, welke in dat onderwijs moet worden gebracht, hierin moeten bestaan, dat de mogelijkheid wordt geopend om de leerkrachten aan twee in één gebouw gevestigde scholen onderwijs te doen geven, wat dus hierop neerkomt, dat de tegenwoordige toestand feitelijk zoude worden bestendigd. De Plaatselijke Schoolcommissie zou nog iets verder willen gaan, zij zou n.l. wenschen, dat de leerkrachten werden benoemd „bij het onderwijs aan spraakgebrekkige leerlingen van openbare en bijzondere lagere scholen," opdat de gelegenheid open blijft om leerlingen van verschillende niet in hetzelfde gebouw gevestigde scholen te combineeren. Het komt ons voor, dat zulk eene combinatie van leerlingen niet wel mogelijk is, omdat de tijd, waarop dit onderwijs wordt gegeven, onmiddelijk bij den gewonen schooltijd aan sluit. Bovendien zou dan het zoo wenschelijk geoordeelde contact hetwelk de leerkracht, die met dat onderwijs is belast, thans heeft met het onderwijzend personeel der school, waar de kinderen schoolgaan, dan niet of althans niet in die mate worden verkregen. In het algemeen meenen wij echter wel te mogen aannemen, dat dit contact voldoende gewaarborgd is indien de combinatie betreft leerlingen van twee in hetzelfde gebouw gevestigde scholen. Met de Commissie achten wij het gewenscht, dat de betrekkelijke verordening aldus wordt gewijzigd, dat, indien zulks noodig mocht worden, ook onderwijs aan spraak gebrekkige leerlingen kan worden gegeven aan die scholen, waaraan dat onderwijs tot nu toe toe niet gegeven werd. Gelijk U uit het advies der Commissie moge blijken, hebben wij in verband met een door een lid van Uwe Vergadering in de sectiën gestelde vraag het gevoelen der Commissie ingewonnen met betrekking tot de sala- rieering der met het hier bedoelde onderwijs belaste leer krachten. Wij sluiten ons geheel aan bij het oordeel van de meerderheid dier Commissie, dat de tegenwoordige be looning voor dit inspannend werk niet te hoog kan worden genoemd. Na het bovenstaande kunnen wij, ter toelichting van de door ons wenschelijk geoordeelde veranderingen in de be trekkelijke verordening, o. i. volstaan met de opmerking, dat de hoofdonderwijzeres Mej. van Kaathoven ha:.r onderricht reeds eenigen tijd geeft in de wachtkamer van het inentings bureau in het Elisabethshof aan de Oude Vest. Aangezien dat lokaal zeer goed voldoet, de verwarming er van minder kostbaar is dan van een lokaal der kweekschool en de diensten van een concierge in het tegenwoordige lokaal door de ligging van het Hofje gemist kunnen worden, verdient het o. i. aanbeveling den tegenwoordigen toestand te be stendigen. Op grond van het bovenstaande geven wij U mitsdien in overweging over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 11 November 1909 (Oem.blad No. 23), regelende het onderwijs aan spraakgebrekkige kinderen te Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 27 December 1920 Gem.bladNo56). Artikel I. In artikel 1 van bovengenoemde verordening worden „de woorden „de scholen voor on- en minvermogenden" ver vangen door de woorden „door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen scholen". Artikel II. Het tweede lid van artikel 2 wordt gelezen als volgt: „Zij wordt in dat onderwijs bijgestaan door onderwijzeressen of in bijzondere gevallen door onderwijzers van de betrokken scholen. Deze onderwijzeressen of onderwijzers worden aan gewezen door Burgemeester en Wethouders, gehoord de hoofdonderwijzeres en het (de) hoofd(en) der betrokken school (scholen)". Aan artikel 2 wordt als derde lid toegevoegd: „Voor twee in hetzelfde gebouw gevestigde scholen wordt één onderwijzeres of onderwijzer aangewezen." Artikel III. Artikel 3 wordt gelezen als volgt: „Het onderwijs door de hoofdonderwijzeres wordt gegeven na afloop van de gewone schooltijden in een der lokalen van het Elisabeths Gasthuishof, plaatselijk gemerkt No. 16; dat door de andere onderwijzeressen of onderwijzers vóór of na de gewone schooltijden in een lokaal der betrokken school of van een der betrokken scholen." Artikel IV. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 September 1922. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 364. Leiden, 22 November 1922. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden het Primitief-Kohier der schoolgelden voor het Middelbaar- en Hooger Onderwijs, schooljaar 1922/23, opgemaakt tot een bedrag van 47.176.50. Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 40