226
December moeten worden vergoed een bedrag van 0.38
per uur bij verblijf gedurende een gedeelte van een dag en
ƒ11.10 bij verblijf gedurende een etmaal.
Overeenkomstig het gevoelen van de meerderheid van de
Commissie voor het Marktwezen geven wij U derhalve
tevens in overweging, ons te machtigen de functie van
Directeur van den Markt- en Havendienst met ingang van
1 Januari 1923 voorloopig tijdelijk op te dragen aan den
heer W. A. van Kesteren, Onderinspecteur van de Vissche-
rijen te 's-Gravenhage, totdat de reorganisatieplannen van
den markt- en havendienst gereed zijn, zulks tegen eene beloo
ning van 4/5 gedeelte van de aanvangswedde, welke de
Directeur van dien diensttak ingevolge de algemeene salaris
verordening geniet.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 360. Leiden, 21 .November 1922.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer
M. Verkerk, om eervol ontslag als Keuringsveearts, tevens
Adjunct-Directeur van het Openbaar Slachthuis, bestaat
noch bij de Commissie van Beheer over die inrichting, noch
bij ons College bezwaar.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan
den heer M. Verkerk, op diens verzoek, met ingang van 15
Januari a.s., eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking
van Keuringsveearts, tevens Adjunct-Directeur van het
Openbaar Slachthuis, alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Baad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen,
M. Verkerk, Keuringsveearts tevens Adjunct-Directeur
van het Openbaar Slachthuis alhier,
dat hij den 8sten November j.l. benoemd is geworden tot
Hoofd van den keuringsdienst van vee en vleesch te Delft.
Bedenen waarom hij Uwen Baad beleefd verzoekt hem
eervol ontslag uit zijn tegenwoordige betrekking te willen
verleenen met ingang van 15 Januari 1923.
Het welk doende enz.
M. Verkeek.
Leiden 15 November 1922.
N°. 361. Leiden, 21 November 1922.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer
J. C. Cornelisse bestaat bij ons College geen bezwaar.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan
den heer J. C. Cornelisse, op zijn verzoek, eervol ontslag
te verleenen als onderwijzer aan de O. L. School aan het
Plantsoen B.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Edelaclitbaren Baad der Gemeente Leiden
Edelachtbare Heeren
Geeft met gepasten eerbied te kennen:
Johannes Cornelis Cornelisse, onderwijzer bij het Openbaar
Lager Onderwijs te Leiden.
Dat hij de vrijheid neemt zich tot Uw Edelachtbaren te
wenden met verzoek hem zoo spoedig mogelijk eervol ontslag
te willen verleenen.
Hetwelk doende
J. C. Cornelisse.
Leiden, 17 Nov. '22.
N°. 362. Leiden, 21 November 1922.
Ingevolge de op 30 November 1866 gesloten overeenkomst
betreffende het stichten van een ziekenhuis, welke overeen
komst bekrachtigd is bij de wet van 6 Juli 1867 (S. 63),
heeft de gemeente Leiden aan het Bijk het in die overeen
komst nader omschreven terrein afgestaan, benevens eene
som van ƒ125.000.gegeven, waartegenover het Bijk de
verplichting op zich nam op dat terrein een Academisch
Ziekenhuis (Nosocomium Academicum) te stichten en voort
durend te onderhouden en in 'die inrichting de stadszieke
armen te doen verplegen tegen betaling van 50 cents daags
per persoon, onder bepaling, dat na 5 jaren en telkens na
verloop van gelijken termijn het bedrag der verpleegkosten
opnieuw in der minne, des noodig door arbiters, zou worden
geregeld. In verband met deze bepaling werd het tarief in
1878 tot 75 cents verhoogd, terwijl in de jaren 1898 en 1903
door arbiters werd uitgemaakt, dat de verhooging, waarin
in 1878 werd toegestemd, in het licht der overeenkomst
veel te hoog moest worden genoemd, zoodat eene verdere
verhooging in de jaren 1898 en 1903 niet gemotiveerd was.
Het tarief is daarop onveranderd gebleven, totdat ingevolge
Uw besluit van 17 Januari 1918 (Ingekomen Stukken no. 9)
werd overeengekomen de vergoeding voor den tijd van
5 jaren, ingaande 1 Januari 1918, te verhoogen tot ƒ0.826
per verpleegdag.
Aangezien derhalve het tarief met ingang van 1 Januari
a. s. opnieuw moet worden vastgesteld, zijn Curatoren der
Bijksuniversiteit alhier in de maand Juni j.l. op verzoek
van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
met ons College te dezer zake in overleg getreden. Zooals
U uit de ter visie liggende correspondentie zal blijken, acht
de Minister eene verhooging tot 2.50 per verpleegdag alles
zins redelijk, terwijl naar het oordeel van ons College eene
verhooging van het tarief tot 1.25 per verpleegdag billijk
moet worden genoemd.
Blijkens het hierachter afgedrukt schrijven van Cura
toren is de Minister, ook na kennisneming van het onzerzijds
aangevoerde, niet bereid met een tarief van 1.25 per ver
pleegdag genoegen te nemen en wenscht hij mitsdien gebruik
te maken van de bevoegdheid tot inroeping van een uit
spraak door arbiters.
Onzerzijds bestaat tegen het vaststellen van het bedrag
der verpleegkosten gedurende het eerstvolgend vijfjarig tijdvak
door arbiters, nu in der minne geen overeenstemming te
verkrijgen is, geen enkel bezwaar en wij geven Uwe Ver
gadering mitsdien in overweging ons te machtigen met den
Minister eene regeling te treffen met betrekking tot de wijze
van samenstelling van het college van arbiters, alsmede de
aanwijzing van een arbiter voor de gemeente aan ons College
over te laten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 20 November 1922.
Met betrekking tot uw nevenvermelden brief schrijft ons
de Minister van Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen:
„Ik heb de eer Uw college mede te deelen, dat ik met
het door Burgemeester en Wethouders van Leiden voorge
stelde tarief van 1.25 per verpleegdag, ook na kennisneming-
van de daarvoor aangevoerde argumenten, geen genoegen
kan nemen.
Mitsdien wensch ik gebruik te maken van de bevoegd
heid tot inroeping eener uitspraak door arbiters, waartoe
de overeenkomst van 1878 de gelegenheid opent.
Ik noodig Mr. Dr. Ant. van Gijn, Lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, uit om als scheidsman voor
den Staat te willen optreden. Gaarne zal ik vernemen wie
het gemeentebestuur als arbiter heeft aangewezen".
Wij zien thans uw bericht tegemoet.
Curatoren der Bijksuniversiteit te Leiden,
N. C. de Gijselaar, President.
J. E. Boddaert, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 363. Leiden, 22 November 1922.
De opheffing der scholen en de vervanging dier scholen door
nieuwe, maakt verandering in de regeling van het onderwijs
aan spraakgebrekkige schoolkinderen noodig. Zoo zijn de
leerkrachten, die met het geven van dat onderwijs zijn belast,
benoemd aan de ongesplitste scholen en moest dus worden
overwogen of de aanstelling der leerkrachten aldus behoort
te worden gewijzigd, dat zij voortaan onderwijs zullen geven
aan kinderen van twee in hetzelfde gebouw gevestigde scholen,
dan wel of voor iedere school afzonderlijk een leerkracht zal
worden aangewezen. Het spreekt wel van zelf, dat dit laatste
een aanzienlijke verhooging van kosten tengevolge zoude
hebben en dat wij ons daarbij hebben afgevraagd of de
resultaten, welke met dat onderwijs worden verkregen wel