MAANDAG 6 NOVEMBER 1922.
453
ik, dat hel de taak van het Burgerlijk Armbestuur niet is
om zich in te laten met de ondersteuning van werklooze
arbeiders. Dat kan met feiten gestaafd worden, liet Burgerlijk
Armbestuur, dat naar aanleiding van de Armenwet is inge
steld, is niet het aangewezen lichaam om daaraan in een
crisistijd de ondersteuning van werkloozen op te dragen. Met
veel meer recht kan gezegd worden, dat die taak niet geëigend
is voor het Burgerlijk Armbestuur, dan dat de vakcentrale's,
die jaren en jaren met dit onderwerp zich hebben bezig
gehouden, op den verkeerden weg zouden zijn en niet het
recht zouden hebben zich met werkloozenuitkeeringen te
bemoeien.
Ik meen voldoende aangetoond te hebben, dat het van
groot belang is, dat door den Raad een beslissing genomen
wordt in afwijking van wat vroeger beslist is.
Burgemeester en Wethouders zeggen wel, dat deze zaak
meermalen aan de orde is geweest, maar ik geloof, dat, hoe
langer de toestand is blijven bestaan gelijk hij was, des te
meer gebleken is dat het een onhoudbare toestand is ge
worden, waaraan, zooals door ons met tal van feiten en
argumenten is aangetoond, een einde moet komen. Dit kan
geschieden door te voldoen aan het verlangen van een zoo
groot aantal organisatie's. Den Raad zal het geen moeite
behoeven te kosten afstand te doen van vroegere meeningen,
omdat gebleken is, dat het geboden is de beslissing van ver
leden jaar ongedaan te maken.
Ik doe dan ook daartoe een dringend beroep op den Raad.
Ik hoop, dat de tegenstanders van verleden jaar thans zullen
begrijpen, dat het van belang is om in dit opzicht te voldoen
aan het verlangen van de organisatie's; daarmede zal verkregen
worden een betere toestand en zal in zekere mate tevreden
heid gewekt worden. Er bestaan daarnaast nog wel verschil
lende andere verlangens, maar het voldoen aan dit verzoek
zal niet nalaten een gunstigen indruk te maken op de werk
loozen. Het zou niet onverschillig zijn, indien in dit opzicht
de Raad in gebreke bleef.
Ik behoef niet te wijzen op den toestand van de werk
loozen zooals die thans is.
Behalve dit verzoek van de vakcentralen om instelling van
een steuncomité zullen zeker in den loop van dezen winter
nog andere verzoeken den Raad bereiken om in het belang
van de werkloozen werkzaam te zijn. Ik noem bijvoorbeeld
de voorziening in zake brandstoffen. Het is hoogst gewenscht.
De Voorzitter, ik doe den heer van Stralen opmerken,
dat hij thans buiten de orde is. Ik verzoek hem zich nu te
bepalen tot het onderwerp, dat in bespreking is. Andere
leden van den Raad zullen misschien ook nog wel wat willen
zeggen.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik zal dan eindigen en
roep tenslotte de medewerking van den Raad in om thans
aan het billijk verzoek van de organisatie's te voldoen.
Mevrouw van Itallie—van Embden. M. d. V. De ver
gadering van Vrijzinnig-Democratische Gemeenteraadsleden,
waarover de heer Schoneveld sprak, heb ik het voorrecht
gehad bij te wonen. Ik heb daar werkelijk veel geleerd. Daar
kwamen van uit het geheele land, van Noord en Zuid en
Oost en West, gemeenteraadsleden bijeen en heeft men de
toestanden in de verschillende plaatsen en streken vergeleken.
Daar is de indruk geweest, dat in verreweg de meeste steden
van eenige beteekenis ik wil geen namen noemen een
afzonderlijke commissie bestaat voor de werkloozenonder-
steuning en daar de zorg voor de werkloozen niet is opge
dragen aan het Burgerlijk Armbestuur. Bijna overal was sprake
van een bepaalde crisiscommissie, welke de Raad heeft ingesteld,
waarvoor de Raad de algemeene regeling heeft uitgevaardigd en
waarin ook zitting hebben afgevaardigden van de vakorganisatie's
en van de vakcentrale's.
Ik wil eraan toevoegen, dat het in deze ook in hooge mate
een quaestie van gevoel is. Ik wil niet ingaan op de bij
zonderheden, door den vorigen spreker genoemd, omdat men
dat alles niet afzonderlijk kan eontröleeren, ofschoon ik
gaarne wil aannemen, dat men van beide kanten overtuigd
is de waarheid te zeggen; maar behalve met de daadwerkelijke
feiten heeft men ook te maken met een grooten ondergrond
van gevoel, en met de psychische gevoelens van de menschen
moeten wij rekening houden. Hoezeer dit het geval is blijkt
wel uit dit feit. In een bepaalde gemeente zijn Burgerlijk
Armbestuur en crisiscommissie gevestigd in één huis en
slechts één deur geeft toegang tot dat huis; maar het idee,
dat werkloozen niet vielen onder Armenzorg, gaf in dezen
moeilijken tijd den menschen toch steun om door die deur
naar binnen te gaan.
Van de speciale crisiscommissie is zelfs gezegd, dat zij
beter werkt ook voor de gemeente dan Armenzorg, omdat
zij, daarvoor alleen in het leven geroepen, beter de werk
loozen kan controleeren en nagaan dan het Armbestuur deed.
Bovendien heeft daar de crisiscommissie gezegd, dat zij er
altijd zeer sterk op sfonden, dat werkloozen gingen naar de
Arbeidsbeurs en dat alleen indien werkelijk bleek, dat voor
hen geen werk voorhanden was, steun mocht worden ver
leend; en ook, dat zij er sterk op stonden, dat de werkloozen
het werk, dat hun werd opgedragen of dat voor hen op de
Arbeidsbeurs werd gevonden, goed deden.
In plaats dat het voor de gemeente moeilijkheden bracht,
bracht het steun. Hedenmiddag hebben wij veel gehoord over
werkverschaffing en, als ik dit zeg, hoop ik, Mijnheer de
Voorzitter, dat gij niet zult denken, dat ik buiten de orde
ben, want het komt mij voor, dat werkloozenzorg als groot
onderdeel met zich brengt werkverschaffing. En wanneer ik
dan hoor wat andere gemeenten hebben gedaan, hoe daar
werk vei schaft is in woningbouw, in het dempen van slooten,
in het verbreeden van wegen, in het aanleggen van parken
enz., zoodat er werkelijk gemeenten waren, die op dit ge
bied uitgeput waren en niet meer wisten wat zij moesten
beginnen om de werkloozen aan werk te helpen, dan moet
ik zeggen, dat Leiden een beschamend voorbeeld heelt ge
geven aan andere gemeenten, omdat het ten deze zeer ten
achter staat.
Indien er gezegd wordt, dat de werkschaffmg zoo duur is,
omdat de werken dar, meer kosten dan wanneer men ze laat
verrichten door daarvoor berekende arbeiders, dan moet ik
doen opmerken, dat de berekening niet goed is opgezet, om
dat men blijkbaar vergeet wat werkloozenondersteuning zon
der werkverschaffing kost.
De Voorzitter. Mag ik u nu verzoeken op het onderwerp,
dat aan de orde is, terug te komen?
Mevrouw yan Itallievan Embden. Ik meen, dat werk
loozenzorg werkverschaffing in zich sluit.
De Voorzitter. Anderen willen ook wel wat zeggen.
Mevrouw van Itallievan Embden. Dat geldt mij toch
niet; ik dacht dat ik pas vijf minuten bezig was.
Eén woord mag ik zeker nog wel bij zeggen, dat de werk
loozen te Leiden willen werken en dat dit mij iets goeds
lijkt in die menschen, dat wij niet mogen verstikken, doch
moeten aanwakkeren. Uit andere plaatsen hebben wij wel
gehoord, dat de werkloozen niet wilden werken, en dat zou
den wij ook hier krijgen, als men de menschen in luiheid
liet rondloopen.
Ik zal er niet verder over uitweiden, maar ik wil nog
wijzen op een typisch voorbeeld, dat in deze is gegeven door
de gemeente Arnhem, die de werkloozenzorg bekostigt uit
de oorlogswinstbelasting. Nu zijn in dat opzicht de goede
jaren voorbij, maar mij dunkt, dat andere gemeenten dat
voorbeeld van Arnhem wel hadden kunnen volgen.
Wat de algemeene belangen voor de toekomst aangaat,
wilde men een rijksregeling hebben, die de arme en over
belaste steden onthief ten koste van de rijke gemeenten, die
bijna geen werkloozen tot haar last hebben. Die rijksregeling
moest dan omgekeerd werken, in dien zin, dat de steden, die
de meeste armlastigen en werkloozen hadden, het minst bij
droegen en de steden met .het kleinste aantal armlastigen en
werkloozen het meest.
Om nu weer van de toekomst af te stappen en terug te
keeren tot het naaste heden, is mijn wensch, dat voor de
werkloozenondersteuning een aparte commissie zou bestaan
en die taak niet zou worden opgedragen aan het Burgerlijk
Armbestuur, dat weer voor andere dingen noodig is.
De heer Oostdam. M. d. V. Wij leven wel in een tijd, die
steeds nieuwe commissie's vraagt. Men is nu weer niet
tevreden of er moet weer voor de werkloozenondersteuning
een commissie komen. Het is echter lang niet zeker, dat het
daardoor beter zal gaan. Vanmiddag hebben wij dit nog erva
ren. Toen de Commissie voor de Werkverschaffing werd inge
steld, meende men, dat het goed zou worden, maar wij heb
ben er niets goeds van gehoord. Ik ben dan ook wel een
beetje huiverig om weer een nieuwe commissie voor de werk
loozenuitkeeringen in te stellen. Natuurlijk zou ook die com
missie geen vlekkeloos werk kunnen leveren, evenmin als het
Burgerlijk Armbestuur; ook op haar arbeid zou een en ander
zijn aan te merken. Bovendien zouden wij op zulk een com
missie niet zoo gemakkelijk controle kunnen uitoefenen als
blijkbaar op het Burgerlijk Armbestuur kan geschieden. We
hooren toch gestadig, hoe dit Armbestuur onder controle van
de vakcentralen staat. Dit vind ik zeer goed en deze opinie
is volstrekt niet belachelijk. Het is zeer goed, dat een open
baar lichaam als het Burgerlijk Armbestuur min of meer
onder controle staat, waardoor het een prikkel heeft om goed
te arbeiden.
De heer van Stralen. Verkoop geen grapjes!