MAANDAG 6 NOVEMBER 1922. 449 met de besturen der werkloozenkassen. Ik moet dat ten sterkste bestrijden, omdat die menschen worden gekozen uit besturen van organisatie's, waaraan een werkloozenkas ver bonden is. Zelfs een verzoek van een vakcentrale om een conferentie gaat met zooveel moeite gepaard, dat men er ten slotte maar van afziet om met het Burgerlijk Armbestuur te confereeren. Nu moet het niet en dan kan het niet, zoodat men zich ten slotte afvraagt of het wel mogelijk is om op die wijze samen te werken. Verder wil ik nog een woord wijden aan de fmanciëele gevolgen, welke het instellen van een gemeentelijk bureau met zich zou brengen. In het praeadvies wordt de vraag gesteld of het wel te verantwoorden is om in dezen tijd, waarin de gemeente in ernstige fmanciëele omstandigheden ver keert, aan te dringen op inrichting van een gemeentelijk bureau voor ondersteuning van de uitgetrokken werkloozen en van de andere categoriëen, welke in het adres worden genoemd. Wij erkennen, dat de toestand van de gemeentefinanciën natuurlijk ook de gevolgen ondervindt van de algemeene economische crisis, waarin wij leven, maar met eenigen goeden wil zou toch wel een oplossing te vinden zijn. Bij een gunstige beschikking op het verzoek der vakorga- nisatie's zullen natuurlijk een groot aantal personen, die thans bij het Burgerlijk Armbestuur zijn ondergebracht, komen bij het op te richten crisisbureau. Daardoor vervallen natuurlijk ook de onkosten, welke nu gemaakt worden voor controle en onderzoek van de positie van die personen. Met het aldus vrijkomende geld zullen kunnen bestreden worden de onkosten van dat bureau voor controle en onderzoek. Ik geef natuurlijk toe, dat aan zoo'n bureau één of meer beambten verbonden zullen moeten worden, die de verschil lende zaken zullen moeten behandelen. Misschien zal het ook op andere wijze gevonden kunnen worden. Wij hebben al een commissie, die belast is met de controle op de werkloozenkassen. Wellicht zou door eenigen uitbouw van dit instituut een goede commissie gevormd kunnen worden, waarin dan ook de organisatie's eenige medezeggen schap zouden hebben. Ik wil resumeeren. In de eerste plaats vragen wij, of het college van Burgemeester en Wethouders ons de vaste ver zekering kan geven dat het te weinig ontvangene alsnog aan de menschen, die te weinig hebben gekregen ten gevolge van het toepassen van den zoogenaamden dubbelen norm, zal worden uitbetaald. Van het antwoord, dat wij zullen krijgen, zal afhangen of ik nog een voorstel of motie in dien geest zal indienen. Het is wel gebleken, dat wat betreft de toepassing van den zoogenaamden dubbelen norm nog geen verandering aangebracht is. Nog steeds krijgen de menschen de uitkeering zooals die volgens den dubbelen norm was. Ondanks de naar voren gebrachte bezwaren blijven wij vast houden aan het ingediend adres, waarin verzocht wordt over te gaan tot oprichting van een crisisbureau met erkenning der organisatie's. De heer van Stralen. M. d. V. Ik wil beginnen met te doen opmerken, dat blijkens het praeadvies van Burgemees ter en Wethouders het college toch buitengewoon weinig waardeering heeft voor het toch niet onbelangrijke werk, dat door de organisatie's van verschillende richtingen in en na den oorlogstijd ten bate van het algemeen belang is gedaan. Wij hebben gemeend, dat er langzamerhand eenige meerdere waardeering te bespeuren was voor het werk van de organen van de vakbeweging, omdat door niemand kan worden ont kend, dat zij, vooral in den oorlogstijd, een belangrijke taak hebben vervuld en een belangrijke taak hebben vervuld in het bestrijden van de slechte gevolgen, welke uit den oorlog zijn voortgekomen. Echter blijkt in het praeadvies, dat Bur gemeester en Wethouders naar aanleiding van het adres der vakcentralen hebben uitgebracht, vrijwel niets van die waar deering. In verschillende alinea's van het praeadvies vinden wij terug de veronderstelling van Burgemeester en Wethou ders, dat die organisatie's zich toch eigenlijk bemoeien met dingen, waarmede zij niet te maken hebben. Zelfs meenen Burgemeester en Wethouders op enkele punten, dat die organisatie's geen zuivere bedoelingen hebben en wordt de veronderstelling uitgesproken, dat bij de organisatie's neven bedoelingen in het spel zouden zijn. Ik wil daartegenover stellen, dat het er verre vandaan is dat bij de organisatie's, die in deze zaak samenwerken om te komen tot een oplossing waarnaar reeds zoolang is gestreefd, nevenbedoelingen voorzitten of hebben voorgezeten, doch dat het haar alleen te doen is om wat in haar adres gevraagd wordt, niet meer maar ook niet minder. De bestrijding van het ingekomen verzoek door Burge meester en Wethouders begint met de opmerking, dat de grieven van de organisatie's en van de arbeiders, onder andere dat deze laatsten in het algemeen bezwaar hebben gesteund te worden door een lichaam als het Burgerlijk Armbestuur, omdat daardoor op die ondersteuning sterk het cachet van armenzorg wordt gedrukt, aan Burgemeester en Wethouders zeer gezocht voorkomen. Die grieven, wélke altijd hebben bestaan en nog bestaan, zijn zeer zeker niet gezocht. Het is er den organisatie's en den arbeiders inderdaad om te doen, dat de werklooze arbeiders, die geen armen zijn in den zin van de Armenwet, niet door het Burgerlijk Armbestuur zul len worden ondersteund, omdat het Burgerlijk Armbestuur zich van de Armenwet niet kan los maken en daardoor er toe komt de werklooze arbeiders op dezelfde lijn te stellen met hen, die ook in normalen tijd ten laste der armenverzorging komen en hen daarnaar te behandelen. Ondanks het feit, dat in den Raad is besloten, dat de aanmelding van en de uit betaling aan de uitgetrokken arbeiders door bemiddeling van de organisatie's kunnen geschieden, is dat cachet van armen zorg nog altijd blijven bestaan, zoodat de bezwaren der arbei ders in deze niet zijn weggenomen. Men heeft altijd gezorgd, dat de ondersteunde werklooze zich bleef gevoelen als de arme bedeelde. De houding, door het Burgerlijk Armbestuur steeds tegenover de organisatie's en de arbeiders aangenomen, heeft gemaakt, dat dat gevoel bij de arbeiders in plaats van verminderd, werd aangewakkerd. Als wij de talrijke staaltjes moesten mededeelen, welke zijn voorgekomen en waarbij door het Burgerlijk Armbestuur of zijn ambtenaren duidelijk werd te kennen gegeven, dat het zijn functie opvat zuiver uit een oogpunt van de Armenwet en al zijn handelingen alleen door die wet worden beheerscht, dan zou men moeten toegeven, dat het Burgerlijk Armbestuur zelf voor een groot deel de oorzaak is, dat een dergelijke ontevredenheid bij de arbeiders tegenover het Burgerlijk Armbestuur is blijven bestaan. Ik weet wel, dat niet alleen in Leiden, maar ook in andere plaatsen de werklooze arbeiders bij het Burgerlijk Armbestuur zijn ondergebracht al moet daarnaast geconstateerd worden, dat er ook gemeenten zijn, waar een steuncommissie bestaat zooals wij er hier een wenschen te hebben doch daar is de toestand een andere, want daar bestaat blijkbaar het Burgerlijk Armbestuur uit personen, die meer soepelheid in. hun opvattingen vertoonen en rekening houden met het feit, dat zij niet staan tegenover menschen, die armlastig zijn in den zin der Armenwet, krachtens welke het Burgerlijk Arm bestuur is ingesteld, maar tegenover arbeiders, die altijd hebben willen werken, doch thans door noodlottige omstandigheden verhinderd zijn werk te vinden. Het zedelijk recht van die arbeiders op ondersteuning en het typische verschil tusschen die arbeiders en de armlastigen, die krachtens de Armenwet door het Burgerlijk Armbestuur worden ondersteund, is aan het Burgerlijk Armbestuur niet duidelijk en ook niet duidelijk te maken. Vandaar dat de grieven van de arbeiders wel grond hebben. Verder wil ik op een typisch feit wijzen. Totnogtoe is de actie tegen de ondersteuning door het Burgerlijk Armbestuur en tegen andere uitwassen, welke aan de steunregeling vast zitten, alleen gevoerd door de grootste organisatie, den Leidschen Bestuurdersbond, maar deze, inziende dat het op die wijze, met het doen van verzoeken namens zijn leden aan het Burgerlijk Armbestuur, niet opschoot, heeft gemeend op dit punt samen werking te moeten zoeken met de arbeidersorganisatie's van andere richting, opdat aan degenen, die van oordeel waren, dat een dergelijke actie alleen uitging van één organisatie, welke steeds gewoon is haar eischen hoog te stellen, zou blijken, dat niet alleen arbeidersorganisatie's van moderne richting bezwaren hebben, doch diezelfde bezwaren bestaan bij de organisatie's van christelijke richting. Het is wel sterk sprekend, dat op denzelfden avond, waarop besloten werd tot samenwerking tusschen de vijf plaatselijke vakcentrale's, werd vastgesteld er bestond daaromtrent een besliste eenstem migheid dat in de eerste plaats getracht moest worden de werklooze arbeiders los te maken van het Burgerlijk Arm bestuur. Het staat vast alle organisatie's onderschrijven het dat behalve tegen het Burgerlijk Armbestuur ook grieven bestaan tegen de steunregeling in het algemeen, tegen de lage uitkeeringen enz., maar de organisatie's meenden toch, dat het in de eerste plaats noodzakelijk en wenschelijk was, dat men eendrachtig zou pogen de werklooze arbeiders daar onder te brengen waar ze behooren en hen daardoor los te maken van het Burgerlijk Armbestuur. Dat moet toch het college iets te denken geven Er is hier geen sprake van het doordrijven tegen alles in van een wil van arbeiders van een bepaalde kleur. Het feit valt te constateeren, dat namens 7000 georganiseerde arbeiders het eenstemmig verzoek gedaan wordt aan den Raad om aan den tegenwoordigen toestand een eind te maken en te voldoen aan het rechtmatig verlangen van die arbeiders. Nu vind ik één ding zoo onaangenaam, en wel, dat, terwijl niet kan ontkend worden dat de organisatie's en die arbeiders het recht hebben om dergelijk verlangen uit te spreken en zij, van hun standpunt bezien, grond daarvoor hebben, het college van Burgemeester en Wethouders zich altijd maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 21