MAANDAG 6 NOVEMBER 1922. 441 De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik heb voor mij liggen een schrijven van den heer Schüller, lid van de Commissie voor Werkverschaffing; waarschijnlijk hebben alle dames en heeren, misschien ook wel Burgemeester en Wethouders, dien brief ontvangen. Ik vraag: wat is daarvan waar? De heer Schüller begint met te zeggen: »Met genoegen heb ik kennis genomen van het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan den Raad, om over te gaan tot het aanleggen van toegangswegen naar de Chr. Scholen nabij de Oosterstraat. Dat genoegen is echter niet onverdeeld. Want met verwon dering vraag ik mij af, waarom Burgemeester en Wethouders eerst nü met dit voorstel komen, terwijl in Mei van dit jaar, toen door de Woningbouwvereeniging «Eensgezindheid" werd verzocht dit plan, mede uit een oogpunt van werkverschaffing, uit te voeren, dit bij de behandeling in de Commissie voor Werkverschaffing, door den Directeur van Gemeentewerken, de heer Driessen, fel werd bestreden en hij het niet urgent en zelfs improductief noemde. Niettegenstaande alle arbeidersvertegenwoordigers in de Commissie voor Werkverschaffing het verzoek der Bouwver- eeniging warm ondersteunden, zoowel met het oog op het verkrijgen van behoorlijke toegangswegen naar de nieuwe scholen als ook, omdat het werk zich uitermate zou leenen voor werkverschaffing aan werkloozen, werd het verzoek in de papiermand gedeponeerd. De bestrijding door den Directeur der Gemeentewerken was daarvan de voornaamste oorzaak. Thans, nu wij 5 maanden verder zijn en de winter met vorst en onwerkbaar weer vlak voor de deur staat, nu moet het werk, dat in Mei door den heer Driessen improductief werd genoemd, worden uitgevoerd. Dat het ongunstige jaargetijde van groote nadeeligen invloed zal zijn op de kosten van het werk, schijnt er minder op aan te komen. Dat de geheelen zomer door groote groepen van werk loozen, die geschikt zijn om bedoeld werk uit te voeren, doelloos hebben rondgeloopen, terwijl zij, veel liever dan ondersteuning te ontvangen, aan het werk zouden zijn gezet, dat is een omstandigheid, die blijkbaar én door den heer Driessen, én door Burgemeester en Wethouders geheel uit het oog is verloren. De voor zulk werk best geschikten tijd, de zomer, heeft men op onverantwoordelijke wijze laten voorbijgaan. Myn conclusie kan geen andere zijn, dan dat met dit teit weer opnieuw bewezen wordt, dat het gemeentebestuur het niet ernstig meent om zooveel mogelijk en zoo vlug mogelijk door productieve werkverschaffing aan werklooze arbeiders, de ellendige gevolgen der werkloosheid te bestrijden." Ik zou wel willen weten, hoe het eigenlijk zit. Wanneer men 5 of 6 maanden geleden zegt, dat het eigenlijk idioot is om dergelijk werk te gaan uitvoeren omdat het impro ductief zal zijn en men zegt nuhet moet toch maar gebeuren dan vraag ik: bij wie is de logica zoek? Bij hen, die het idee gevormd hebben om het werk te laten uitvoeren, of bij hen, die het critiseerden en het den hals hebben omgedraaid Ik ben het er mede eens, dat de tijd voor uitvoering van dit werk toen veel geschikter was dan nu. De heer Wilbrink. M. d. V. Bij dit voorstel wordt door Burgemeester en Wethouders aangevraagd een bedrag van ƒ22500.ten behoeve van het dempen van eenige slootge- deelten en het aanleggen van straten met daarbij behoorende rioleering. Ik zou gaarne vernemen, wat eigenlijk hun plannen in deze zijn en hoe men gekomen is tot de slotsom, dat het zooveel zou kosten. Ik wil niet zeggen, dat het te veel is, maar ik wil, evenals de heer Schoneveld, vragen, of het werk uitgevoerd zal worden door de werkloozen. Ik ben erg benieuwd ernaar, of deze ophooging op dezelfde wijze zal uitgevoerd worden als indertijd dergelijk werk aan het Raamland uitgevoerd geworden is, dan wel of men anders te werk zal gaan. Gaarne zou ik van Burgemeester en Wethouders vernemen, of men voornemens is dit werk uit te voeren en te beschouwen als werkverschaffing, het uit te voeren zoogenaamd in eigen beheer, dan wel of men van plan is een publieke aanbe steding te houden ten einde op die manier te trachten den voordeeligsten weg te zoeken. Ik ben in het algemeen voor publieke aanbestedingdaaraan geef ik de voorkeur boven uitvoering van het werk in eigen beheer; maar er kunnen ook motieven zijn om dit werk te bestemmen voor werkverschaffing. Ik meen echter, dat, als men dit werk als werkverschaffing wil beschouwen, het toch op andere wijze geregeld zal moeten worden dan indertijd bij het werk aan het Raamland het geval is geweest. Daar is geen werkverschaffing in het spel geweest. Daar heeft men gewoon een werk in eigen beheer uitgevoerd, dat de gemeente op enorme uitgaven te staan is gekomen. Ik meen, dat wij, eer wij hiertoe overgaan, hoe sympathiek men ook moge staan tegenover het denkbeeld van werkver schaffing, moeten overwegen op welke wijze men het zal doen. Nu wij aan het Raamland zijn begonnen met van het principe van werkverschaffing af' te wijken om te komen tot het principe van uitvoering in eigen beheer, moeten wij terdege weten, of wij zullen toepassen het principe van werkverschaffing dan wel het principe van uitvoering in eigen beheer. Staat den Wethouder het principe van uitvoering in eigen beheer voor oogen, dan zou ik mij daartegen moeten ver klaren. Wil men werkverschaffing ten einde daarmede te helpen de menschen, die absoluut geen werk kunnen krijgen, dan meen ik toch, dat men een bepaalden regel bij deze werkverschaffing zal moeten gaan volgen. Ik meen, en ik acht het goed het uit te spreken, dat men een bepaald maximum-loon moet vaststellen, als de gemeente aan werkverschaffing begint. Het college van Burgemeester en Wethouders, en ik vermoed ook de Raad, zal het wel met mij eens zijn, dat op den weg, welke totdusverre is gevolgd, niet kan worden voortgegaan. Men mag het nog zoo goed meenen met de arbeiders en de werkloozen, in elk geval dient men een oogenblik ook het belang van de gemeente in acht te nemen. Wanneer de gemeente menschen aan het werk stelt op vaak improductieve wijze, alleen om hen aan het werk te houden, mogen naar mijn meening die menschen niet vergen, dat hun het hoogste loon, dat in de particuliere bedrijven wordt betaald, zal worden uitgekeerd. Indien het werk in eigen beheer wordt uitgevoerd, dan zal ik er absoluut niet op tegen zijn, dat de loonen van de collectieve contracten worden uitbetaald, maar in geval men aan werkverschaffing begint, dan zal ten aanzien van de loonen een zekere grens moeten worden gesteld. Er zijn in onze gemeente verschillende soorten van werk loozen. Er zijn menschen, die gewoon zijn in hun eigen bedrijf, 20 a 25 gulden per week te verdienen, terwijl anderen in hun- eigen bedrijf een loon van 30, 35 of 40 gulden per week ontvangen, en nu acht ik het verkeerd om, als men die menschen te werk stelt, terwijl de gemeente er eigenlijk geen belang bij heeft dat te doen en hun alleen werk verschaft om hun aan gezinsinkomsten te helpen, aan den een 35.—per week uit te betalen en aan den ander 25.per week, al naar gelang zij in hun eigen bedrijf volgens de collectieve contracten gewoon waren te verdienen. Indien ik mijn stem aan dit voorstel zal geven, uitgaande van de gedachte, dat het werk in eigen beheer en volgens het systeem van werkverschaffing zal worden uitgevoerd, dan doe ik dat in de onderstelling, dat Burgemeester en Wet houders ernstig mijn denkbeeld zullen overwegen om ten aanzien van het loon een maximum vast te stellen, bijvoorbeeld een maximum van/25.per week. Men zal daardoor kunnen bereiken, dat menschen, die in het particulier bedrijf werk kunnen vinden, zich onmiddellijk uit de gemeentelijke werk verschaffing zullen terugtrekken. Ik ben overtuigd, dat, als men voortgaat op den weg, dien men van het voorjaar, toen men met de werkverschaffing is begonnen, is ingeslagen, men nooit meer van de werkloozen zal afkomen, omdat de menschen dan ip het particuliere bedrijf absoluut niet meer kunnen verdienen dan bij de gemeente. Daarbij moet men in het oog houden, dat het werk, dat zij voor de gemeente verrichten, grootendeels improductief werk is. Waar de gemeente werkzaam is op het gebied van de werkverschaffing, moet zij er vooral voor waken, dat zij aan hen, die zij bij haar te werk stelt, geen grootere voordeelen biedt dan in de particuliere bedrijven kunnen worden verkregen. Dat is van het voorjaar wel het geval geweest en daarom zou ik gaarne op mijn vraag van den Wethouder een antwoord ontvangen. De heer van Stralen. M. d. V. Ik moet beginnen met een woord van protest uit te spreken tegen de wijze, waarop dit plan door Burgemeester en Wethouders aan de orde is gesteld. De Raad zal zich herinneren, dat in het begin van dit jaar op mijn voorstel is besloten tot instelling van een Commissie voor Werkverschaffing. De gang van zaken interesseert mij juist daarom zoozeer, omdat ik zelf voorsteller ben geweest en in die commissie als lid ben benoemd. Nu gaat het dunkt mij niet aan, dat, als er sprake is van het uitvoeren van werken als dit, Burgemeester en Wethouders precies doen alsof er geen Commissie voor Werkverschaffing bestaat en geheel en al buiten die commissie om een voorstel klaar maken en dat aan den Raad voorleggen. De heer Schoneveld heeft de vraag gesteld, hoe Burgemeester en Wethouders zich de uitvoering van dit werk hebben gedacht. Natuurlijk zullen wij moeten afwachten het antwoord van den Wethouder op die vraag, maar bij voorbaat kan ik reeds zeggen, dat het antwoord van den Weihouder niet in dezen zin zal zijn, dat dit werk zal uitgevoerd worden op de wijze zooals het werk aan het Raamland is uitgevoerd, namelijk door de gemeente in eigen beheer met gebruikmaking van de werklooze arbeiders. Immers, hier treedt duidelijk aan den dag de besliste bedoeling van Burgemeester en Wethouders

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 13