440 MAANDAG 6 NOVEMBER 1922. te staan, maar, indien het eischen van het volle bedrag ten gevolge mocht hebben, hetgeen in vele gevallen het gevolg zou zijn, o. a. mogelijk ook in dit geval, dat de menschen werden geruineerd, dan ben ik er tegen om streng aan het contract vast te houden, dan heb ik maling aan die rechts zekerheid en zeg ik: het is billijk, dat de gemeente, die veel sterker is, den zwakkere niet in den hoek drukt. De heer Eikerbout heeft terecht opgemerkt, dat het een beetje vreemd is, dat de heer Verboon zich beroept op het dalen van de melkprijzen. Dat is ook vreemd, of hij moet het verzoek lang te voren geschreven hebben. Ik hoor daar, dat het verzoek gedateerd is 5 September; dat is wel een beetje vreemd. Ik ben van oordeel, dat, als iedere grondeigenaar zich stelt op het streng wettelijk standpunt, waarop de ge meente zich plaatst, en ten volle de pachtsom opeischt, dit zeker geen invloed zal hebben op de melkprijzen 'in de richting van een daling, integendeel, in de richting van een rijzing. Men moet deze zaak van een algemeen standpunt bekijken. Mevrouw van Itallie zegt: als gij den kleinen toegeeft, moet gij het van degenen, die het best kunnen betalen, halen. Daarvan ben ik een voorstander, maar dan moet het op een andere manier gebeuren. Ik stel mij op dit standpunt: wat wij moreel verkeerd zouden vinden van een groot grond eigenaar daarmede kunnen wij de gemeente gelijk stellen namelijk om van de menschen, van wie bekend is dat zij het geld niet hebben, het toch te willen halen, hetgeen tengevolge zou hebben de boeren zijn nu eenmaal niet zoo welwib- lend tegenover de landarbeiders; zij geven niet meer dan zij behoeven dat de boeren de loonen van de landarbeiders nog meer gingen drukken, mogen wij als gemeente niet doen. Als de pachtprijzen niet naar beneden gaan, zullen de loonen nog meer gedrukt worden en daarom is het wenschelijk, dat de gemeente werkzaam is in de richting van hetgeen Ver- boon verzoekt. Ik zou dit willen zeggen. Mijn motie heeft ten doel, dat Burgemeester en Wethouders een nauwkeurig onderzoek laten instellen vooreerst naar de financieele positie van den man en verder naar de vraag, of in dezen tijd uit dien grond dergelijk bedrag gehaald kan worden. Komen zij daarbij tot de conclusie, dat het wel kan, dan zal ik mij er niet tegen verzetten dat hij het betaaltmaar komen zij tot de conclusie, dat het niet kan, dat het den financieelen ondergang van dien man tot gevolg zou hebben of een buitengewone be knibbeling en benadeeling van de arbeidsloonen, dan zou ik er tegen zijn. Ik ben niet zoo bevreesd, dat hierdoor een praecedent zou geschapen worden en dat ten opzichte van anderen ook op dezelfde wijze gehandeld zou moeten worden. Ik weet ook, dat de gemeente het geld best kan gebruiken, maar het geld moet gehaald worden op die wijze dat het op moreele gronden kan verdedigd worden en dat zou niet het geval zijn, Wanneer het hier den ondergang van een boertje ten gevolge had. Daarom heb ik deze motie ingediend in de hoop, dat een onderzoek zal ingesteld worden. Ik ben het niet eens met den heer Heemskerk, dat uit de toelichting van Burgemeester en Wethouders blijkt, dat zij de billijkheid in deze hebben laten wegen. Ik heb den indruk gekregen, dat zij dat ter zijde gesteld hadden en dat lijkt mij hier zeer verkeerd. De heer F. Elkerbout, Ik kan nog niet begrijpen, hoe men hier kan spreken van een balans, die overgelegd zou kunnen worden, terwijl de zaak eigenlijk pas loopt vanaf 1 Januari jl., dus nog pas over een tijdvak van 8 maanden. Het verzoek is ingekomen 8 September; met ingang van 1 Januari jl. is de grond verpacht; hoe kan men nu willen, dat nu reeds een balans overgelegd zou worden opdat daaruit zou blijken hoe de toestand over dit jaar is? Daar kan ik niet bij. Van zoo iets zou alleen sprake kunnen zijn wanneer eenige jaren verloopen waren. Dan zou zoo iemand kunnen zegden: in dat tijdvak, gedurende hetwelk ik dit land in gebruik heb gehad, heb ik een totaal verlies gehad van zooveel. Dan zou er misschien aanleiding zijn om te gaan denken aan zoo iets als pachtvermindering. Maar wanneer na 8 maanden reeds iemand, die er zoo op gesteld is geweest om dit land te huren, komt met de klacht, dat het hem niet doenlijk is op den tegenwoordigen voet voort te gaan, dan meen ik, dat wij daarop niet kunnen ingaan. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer van Eek wordt met 20 tegen 6 stemmen verworpen. Tenen stemmende heeren Oostdam, Eerdmans, Jan de Lange, Meijnen, Kuivenhoven, Pera, Mulder, Bots, mevr. van Itallie-~ van Embden, de heeren Sijtsma, Wilbrink, Wilmer, Schoneveld, F. Eikerbout, Heemskerk, van Hamel, van Stralen, Stijnman, Splinter en van der Lip. Vóór stemmen: de heeren van Eek, Dubbeldeman, mevr. DubbeldemanTrago, de heeren Piekaar, Knuttel en Groeneveld. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XVII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be hoeve van de kosten van demping van eenige slootgedeelten en het aanleggen van wegen met daarbij behoorende rioleering achter den Zijlsingel nabij de Oosterstraat. (Zie Ing. St. No. 328). De beraadslaging wordt geopend. De heer Piekaar. M. d. V. Door huiselijke omstandigheden ben ik niet in de gelegenheid geweest de teekening te raad plegen, maar in de stukken lees ik, dat men niet van plan is om ten Westen van de school achter den Zijlsingel de sloot te dempen en dat men daar genoegen neemt met een halve straatbreedte. Ik zou wel eens nader uiteengezet willen hebben waarom dat voldoende is. Ik weet ook niet, of het schooltront, de uitgang van de school aan het Westelijk deel zal zijn dan wel aan den anderen kant. Dat kan ik niet beoordeelen. Van het antwoord van den Wethouder op mijn opmerkingen zal afhangen, of ik alsnog verder op de zaak zal ingaan. De heer Schoneveld. M. d. V. Ik moet tot mijn leedwezen beginnen met te zeggen, dat de indiening van dit voorstel door het College van Burgemeester en Wethouders wel wat laat geschiedt, ook met het oog op den tijd van het jaar. Tevoren stond toch reeds vast, dat, als die scholen daar werden gebouwd, er verschillende straten moesten worden aangelegd. Er moest een behoorlijke uitgang komen; zooals de situatie thans is, is er slechts één uitgang voor de school op de Rijnkade, maar door den aanleg van deze straten zullen er meer uitgangen komen. Het komt mij voor, dat dergelijke werken beter in den zomer kunnen worden uit gevoerd dan in dezen tijd, waarin men met een afwisselende weersgesteldheid te kampen heeft. In de tweede plaats zou ik willen opmerken, dat in het praeadvies niet wordt gesproken over de wijze, waarop dit werk zal worden uitgevoerd. Het is mogelijk, dat het college in de onderstelling verkeerde, dat dit werk op de gewone manier, nl. bij wijze van aanbesteding, kon worden uitgevoerd, maar ik zou toch in ernstige overweging willen geven om met het oog op de heerschende werkloosheid dit werk met behulp van werkloozen te laten uitvoeren. Al zijn er eenige moeilijkheden aan verbonden en al wordt het werk iets duurder, toch lijkt het my gewenscht, met het oog op het feit, dat vele personen, b.v. grondwerkers, zonder werk zijn, de uitvoering in eigen beheer te doen plaats hebben, Het is buiten kijf, dat geruimen tijd zonder werk zijn de menschen min of meer demoraliseert, en daarom zou ik het college ernstig in overweging willen geven om dit werk op dezelfde wijze te doen uitvoeren als de werken aan de Roode- en de Wittelaan zijn uitgevoerd. In de derde plaats wil ik een opmerking maken over het geen in het praeadvies staat. Ik lees daarin: »Door de uit voering van de voorgenomen werken zal de nabij gelegen aan de gemeente toebehoorende grond als bouwterrein in exploitatie kunnen worden gebracht en hetzij aan eene woningbouwvereeniging ter bebouwing uitgegeven of aan particulieren verkocht kunnen worden". Ik heb met eenige verwondering deze alinea gelezen, want ik leef in de onderstelling, dat de bouwvereniging «Eensgezindheid", die die terreinen in huur heeft, de eerste rechthebbende is om daar te bouwen krachtens een toezegging van den vroegeren Wethouder voor de volkshuisvesting, den heer van der Pot. Ik wil er den nadruk op leggen, dat aan die bouwvereeniging de voorkeur dient gegeven te worden om daar te bouwen, en met het oog op de belangrijke uit gaven, welke het werk zal vorderen, acht ik het gewenscht om zoo spoedig mogelijk tot bebouwing van deze terreinen, welke door het tot stand brengen van de rioleering en het aanleggen van straten in een vergevorderd stadium van voor* bereiding verkeeren, over te gaan en genoemde bouw vereeniging zoo spoedig mogelijk in de gelegenheid te stellen plannen voor die bebouwing in te dienen. Verder wil ik even onderschrijven hetgeen de heer Piekaar heeft gezegd, dat, als daar straten moeten worden aangelegd, men niet moet beginnen met een halve straat aan te leggen, omdat dat niet economisch is. Het is beter een heele straat aan te leggen en ik meen, dat aan de zijde, waar de halve straat is gelegd, ook de uitgang van een school is. Het is dus beter een geheele straat aah te leggen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 12