MAANDAG 16
OCTOBER 1922.
419
De heer Wilbrink. M. d. V. Ik zou de vraag willen stellen
of het niet wenschelijker is om het stuk van de Oostdwarsgracht,
dat van het publiek vaarwater wordt afgesloten, tegelijk te
doen dempen. Dat stuk blijft een open riool en dat terrein
kan, als dat stuk gracht gedempt wordt, ook als opslagplaats
van de gasfabriek gebruikt worden, terwijl, wat nu misschien
de bedoeling is, het haventje te gebruiken om cokes te ver
schepen, als zoodanig weinig dienst zal kunnen doen.
Over het algemeen zullen de vaartuigen, welke daar cokes
komen laden, te groot zijn om in dat haventje te komen laden.
Het is niet wenschelijk voor het bedryf, dat, als dan andere
terreinen worden aangekocht, die inham daar als het ware
blijft liggen. Dan zou men niet zulk een mooi geheel van een
terrein krijgen als anders het geval kon zijn. Verder wat het
laden van cokes betreft, bet zal toch weinig kostbaarder zijn
om alles in de Langegracht te laden dan wanneer men zou
kunnen laden in dat bewuste grachtje, een haventje, dat te
ondiep is, terwijl verder de hoogte der diverse bruggen te
gering is om eenigszins flinke schuiten daarheen te kunnen
laten passeeren.
Wanneer men nu toch tot verbetering van den toestand
daar overgaat, dan zou het wenschelijk zijn om tegelijkertijd
over te gaan tot demping van dit grachtje. Anders zou men
ook vervallen in de kosten van verbetering van de Looiersbrug.
Het zou ernstig overweging verdienen om ook eens van
dien kant de zaak te bezien.
De heer Mulder. M. d. V. De gang der redeneering van
prof. Eerdmans is wel een beetje te ver gaand. Met. hetgeen
hij zegt omtrent het afbreken later van dien muur, dat het
dwaas zou zijn om daartoe over te gaan en dat het weggegooid
geld zou blijken te zijn, kan ik mij niet vereenigen. Dat zal
best afloopen. Wat is er tegen, dat de toestand verbeterd wordt
wat aangaat die bruggen, al hebben de Lichtfabrieken dat niet
direct gevraagd? Wij moeten dat niet nalaten. Wij zullen op
den duur toch tot dien maatregel moeten overgaan, en dan
zal het meer kosten dan thans, nu het met een ander werk
gecombineerd wordt.
Iets anders is hetgeen de heer Wilbrink heeft aangevoerd.
De bedoeling is, dat bedoeld haventje open zal blijven voor de
cokesschuiten om daar cokes te laden, maar het is best mogelijk,
dat de kijk, dien de heer Wilbrink op den toestand daar heeft,
nog niet zoo gek is. Daarom zou het beter zijn dit voorstel
voorloopig van de agenda af te voeren.
Over de quaestie van dit haventje is de commissie misschien
wat licht heen geloopen, maar als ik de zaak goed overdenk,
dan kan ik er wel iets voor gevoelen.
Ik zou er dus wel voor zijn, dat dit punt voorloopig van de
agenda afgevoerd werd.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor
om dit punt aan te houden tot een volgende vergadering.
De heer F. Elkerbout. M. d. V. De houding, welke op het
oogenblik door den Wethouder wordt aangenomen, is wel wat
vreemd.
In de Commissie voor de Lichtfabrieken is de zaak be
sproken en men is daar tot deze conclusie gekomen dat de
afrit van de gasfabriek naar de Oostdwarsgracht zal moeten
worden gemaakt volgens het plan zooals op de situatie-
teekening is aangegeven, en nu gaat het niet aan om ten
aanzien van die aangelegenheid te zeggen: laten wij de zaak
aanhouden en een nader onderzoek instellen.
Wij staan voor het geval, dat die huizen op dit oogenblik
nog niet aangekocht worden. Wanneer dat het geval was
geweest, dan was onzerzijds het voorstel gekomen om den
toegang tot de Huigstraten vanaf de Oostdwarsgracht af te
sluiten en den toegang te krijgen door middel van de Huig
straat. Aangezien dat niet mogelijk is zelfs de voorzitter
van de Commissie voor de Lichtfabrieken zeide, dat dit niet
aanbevelenswaardig zou zijn, omdat men daardoor een slop
zou krijgen is geen andere weg open gebleven, dan dat
een gelegenheid zou worden verkregen van 1 Meter breedte
om van de Oostdwarsgracht naar de Huigdwarsstraat te
komen.
De opmerking van den heer Eerdmans, dat daar spoedig
weer een verandering zal moeten aangebracht worden, is niet.
juist. Den toestand, zooals hij zich dien denkt, krijgen wij
niet, daar het terrein hooger ligt, en men zou, als er cokes
aan de gasfabriek gehaald werd, de paarden en wagen op
een lift moeten zetten om ze een paar meter naar boven te
brengen. Het plan zal zoo in zijn geheel moeten doorgevoerd
worden wil het aan de noodzakelijkheid voldoen.
Iets anders is hetgeen opgemerkt wordt over de brug aan
den anderen kant van de Langegracht. Daarover is in de
vergadering van de Commissie van de Lichtfabrieken niet
gesproken. Het haventje is echter van beteekenis. Er is geens
zins luchtig overheen geloopen, integendeel, wel degelijk is de
vraag gesteld of het niet in het belang van de zaak zelve
zou wezen, teneinde het wegnemen van cokes te voorkomen,
en om een gelegenheid daar te stellen, waardoor de schippers
in het haventje cokes kunnen lossen. Ik zou er niet veel voor
gevoelen, als een uitgang werd gemaakt van af de fabriek
aan de Langegracht; doch wel, als er een uitgang moest
komen, dat men de cokes vanaf den Singel betrok, omdat
men daar meer gelegenheid heeft om weg te komen dan aan
de Langegracht het geval is. In de Langegracht kunnen geen
voldoende groote schuiten komen.
Ik zie in elk geval geen reden om dit punt van de agenda
af te voeren.
De heer Jan de Lanoe. M. d.V. Ik kan mij volkomen
vereenigen met hetgeen door den heer Wilbrink in het midden
is gebracht. Ook ik zie absoluut niet in de nuttigheid van
dat haventje, dat alleen een open riool en een stinkboel is.
Als dat gedeelte van de gracht gedempt zal zijn, wordt de
oprit minder. Het is alleszins de moeite waard om de demping
van die gracht te overwegen.
De heer Huurman. M. d. V. Ik wensch naar aanleiding van
de rede van den heer Eerdmans, die de stukken blijkbaar
niet heeft begrepen, enkele opmerkingen te maken. De heer
Eerdmans meent, dat de te bouwen muur later weer zal
worden weggebroken en dat de twee huisjes, waarvan in de
stukken sprake is, voor uitbreiding van het terrein der Licht
fabrieken moeten dienen. Dit is niet de bedoeling. Eventueele
aankoop heeft ten doel de eigenaren voor schade te vrijwaren,
omdat deze huisjes, na wijziging der straat, minder waard
zullen zijn dan thans. Deze huisjes zullen als de Oostdwars
gracht versmald is, in waarde zijn verminderd, daarom achtte
de Commissie het billijk de eigenaren door eventueelen aankoop
schadeloos te stellen. Er zijn pogingen aangewend de perceeltjes
in handen te krijgen, maar een der eigenaren meenende
dat men hem noodig had deed zulk een grooten mond
open, met het gevolg dat de onderhandelingen niet zijn voort
gezet. Ik meende, dat de voorzitter van de Commissie voor
de Lichtfabrieken dit voorstel zou hebben verdedigd.
Wat de haven betreft, de bedoeling is om meerdaadruimte
aan de fabrieken te krijgen. Er wordt veel cokes verscheept
met schuiten van tien ton, die kunnen onder de bedoelde
bruggen doorvaren.
Waarom moet dit punt nu tot een volgende vergadering
worden aangehouden? Hebben de heeren Wethouders zich"
dan op behandeling van deze zaak niet voorbereid? Ik begrijp
niet waarom zulk een eenvoudige zaak moet worden uitgesteld.
De heer Rots. M. d. V. Ik wil toch nog even zeggen, dat
ik op deze zaak behoorlijk ben voorbereid, maar de beer
Wilbrink heelt bij deze bespreking een nieuw element in
debat gebracht, namelijk het dempen van de gracht, en nu
de heer Mulder daarop min of meer ingegaan is en uitstel
gewenscht acht, zie ik niet in, waarom het verkeerd zou zijn
de zaak nog even aan te houden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om de be
handeling van punt 24 der agenda aan te houden tot een vol
gende vergadering wordt in stemming gebracht en met 21
tegen 7 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Pera, Mulder, Bots, van der Lip,
Dubbeldeman, van Stralen, Stijnman, Kuivenhoven, Splinter,
Wilbrink, Heemskerk, Piekaar, A. Eikerbout, Groeneveld,
mevr. van Itallie-van Embden, de heeren Eerdmans, Jan de
Lange, van Hamel, mevr. Dubbeldeman-Trago, de heeren
Meijnen en Oostdam.
Tegen stemmen: de heeren Sanders, Huurman, Wilmer,
van Eek, Schoneveld, Sijtsma en F. Eikerbout.
XXV. Vaststelling van het 2e suppletoir-kohier der school
gelden voor Middelbaar en Hooger Onderwijs, schooljaar
1921—1922.
(Zie Ing. St. No. 298.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
tot vaststelling van dit kohier.
XXVI. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, diensten 19181919, 19191920 en 1920
1921.
(Zie Ing. St. No. 299).
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
schikt op diverse bezwaarschriften in zake de plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, belastingjaren 1918
1919, 1919-1920 en 1920—1921.