418
MAANDAG 16 OCTOBER 1922.
XVI. Verordening, regelende de samenstelling en den werk
kring der Commissie, belast met het onderzoek van de bij
den Gemeenteraad ingekomen bezwaarschrilten tegen aanslagen
in het gemeentelijk vergunningsrecht voor den verkoop van
sterken drank in het klein.
(Zie Ing. St. No. 305.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 4 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de
geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming wordt vastgesteld.
XVII. Praeadvies op het verzoek van C. de Vos om wijziging
van de Verordening op bet Rijden, ten aanzien van het
plaatsnemen op hondenkarren.
(Zie Ing. St. No. 313.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVIII. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 10 Februari 1910 (Gemeenteblad No. 3), regelende de
voorwaarden, waaronder ten behoeve van bijzondere bewaar
scholen subsidie uit de Gemeentekas kan worden verleend.
(Zie Ing. St. No. 318.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
tiet eenig artikel en daarmede de geheele verordening
wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
XIX. Voorstel:
a. om medewerking te verleenen aan het Bestuur der
R.-K. Par. Jongensscholen onder R.K. Par. Kerkbestuur,
tot de uitbreiding en/of verandering van de inrichting
van de schoolgebouwen aan de Haarlemmerstraat No. 240
en het Rapenburg No. 48;
b. tot vaststelling van den desbetretlenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 317.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XX. Verordening, betreffende het Personeel verbonden aan
het Openbaar Slachthuis en den keuringsdienst van vee en
vleesch.
(Zie Ing. St. No. 319.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 8 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging
of houfdelijke stemming wordt vastgesteld.
(De heer Wilmer was inmiddels ter vergadering gekomen.)
XXI. Verordening, houdende instructie voor den Keurings
veearts van het Openbaar Slachthuis en van den keuringsdienst
van vee en vleesch.
(Zie Ing. St. No. 320.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 21 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de
geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming wordt vastgesteld.
(De heer Groeueveld was inmiddels ter vergadering gekomen.)
XXII. Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van boomen.
(Zie Ing. St. No. 310.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXIII. Voorstel tot goedkeuring van eene afwijking van
de voorwaarden, waaronder aan de Leidsche Duinwater-
Maatschappij vergunning werd verleend tot het maken, aan
leggen en exploiteeren van eene waterleiding, in verband met
de wijziging van het z.g. »groot-watertarief".
(Zie Ing. St. No. 301.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXIV. Voorstel:
a. te verklaren dat eenige gedeelten van de Oostdwars-
gracht (Waterweg) en van de Oostdwarsgracht (O.Z.),
niet meer voor den openbaren dienst bestemd zullen zijn;
b. tot beschikbaarstelling van gelden voor de verbetering
van de Looiersbrug, de Oostd wars brug en de Greinbrug
en de daarmede verband houdende werken.
(Zie Ing. St. No. 300.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Eerdmans. De verbetering, welke hier wordt
voorgesteld, houdt verband, zooals wij uit Ingekomen Stuk
No. 306 hebben kunnen leeren, met het maken van een
nieuwen toegang tot de Lichtfabrieken bij de Oostdwarsgracht.
Nu heeft het mijne aandacht getrokken, dat uit de stukken,
welke daarbij worden overgelegd, blijkt, dat de Commissie
van Fabricage den toestand daar ter plaatse nu nog niet zoo
slecht acht. Wanneer niet door Gemeentewerken het voorstel
gedaan was om het verbeteren van twee bruggen te com
bineeren met het maken van den nieuwen toegang, dan zou
er zeker niet aan gedacht zijn om den toestand daar te ver
anderen. Dit blijkt uit de stukken.
Ik ben ter plaatse eens gaan zien en op grond van de
ervaring, welke ik op dat moment opgedaan heb, meen ik
te mogen zeggen, dat de Commissie van Fabricage op dit
stuk groot gelijk heeft. Toen ik daar was, zag ik een vracht
auto passeeren, die zonder bezwaar de Langegracht opdraaide.
Die auto kwam van de Oostdwarsgracht, nog wel naar den
kant, dien men niet wenscht te verbreeden.
Het verkeer, dat daar op het oogenblik plaats heeft, heeft
tot dusver nog geen aanleiding tot moeilijkheden gegeven.
Het is ook opvallend, dat het verzoek van Commissarissen
van de Lichtfabrieken zich bepaalde tot het maken van een
toegang, maar niet in zich sloot de verlaging van twee
bruggen, een aan de overzijde, dus aan de Oude Singel-zijde
van de Langegiacht gelegen, en de andere over de Lange
gracht zelve. Dat staartstuk is daarbij gedaan door Gemeente
werken, waar men blijkbaar van deze gelegenheid wenscht
gebruik te maken om, waar men daar toch zal gaan werken,
ook dit werk wat uitvoeriger te doen plaats hebben. Wat
verder tot eenige bedenking aanleiding geeft is, dat het
maken van dien nieuwen toegang voor de paar huizen, die
op het doodloopend stuk van de Oostdwarsgracht staan, met
zich medebrengt, dat die huizen in de diepte komen te
liggen. Er wordt gezegd: dat is niet zoo erg, want daaraan
gewent men wel, evenals men er aan het Kort Rapenburg
reeds lang aan gewend is. Men moet echter in het oog
houden, nat de breedte van dit grachtje veel geringer is dan
die van het Kort Rapenburg. Bovendien wordt de hoop uitge
sproken, dat het een toestand zal zijn, die zich niet zal
bestendigen. Men zegt namelijk: wij hopen die huisjes te
koopen en wij zullen aan de eigenaren aanbieden ze tegen
een waarde, getaxeerd naar de waarde, welke zij voor de
uitvoering van dit werk hebben, over te nemen. Nu rijst bij
mij echter de vraag of het, als dat het plan is, niet wijzer
is te wachten totdat de zaak in een ander stadium'is ge
treden. Waarom moet daar nu een muur gebouwd worden,
die schuin zal loopen en die toch weer zal worden wegge
broken, als die huisjes het eigendom van de gemeente zullen
zijn geworden? Dat is eigenlijk het paard achter den wagen
spannen. Kijkt men de teekening na, dan ziet men, dat die
muur zoo gebouwd wordt, dat hetgeen thans het doodloopend
gedeelte van de gracht is, buiten het terreinen-complex valt.
Wenscht men desniettemin uit te breiden, dan spreekt het
van zelf, dat men dat gedeelte er binnen moet halen, omdat
men er anders niet de beschikking over krijgt. Men moet
dus het verrichte werk weer ongedaan maken.
Wij weten, dat aan sommige bruggen veel zal moeten worden
gerepareerd: onder andere is de toestand aan de groote Haven-
brug van dien aard, dat het herstellen veel geld zal kosten.
Dat werk moet gebeuren en, waar wij tegen het doen van
groote uitgaven meer en meer opzien, geloof ik, dat het geen
wijze politiek zou zijn hier meer te geven dan de Commissie
voor de Lichtfabrieken vraagt en over te gaan tot een werk,
dat, zooals de Commissie van Fabricage zegt, door hetgeen
daar ervaren is absoluut niet noodig zou zijn geacht, indien
Gemeentewerken niet op het idee was gekomen dat er bij te doen.
Ik ben niet overtuigd, dat het zoo van zelf sprekend zou
zijn, dat de Raad wijs zou handelen door dit voorstel aan te
nemen. Indien de Lichtfabrieken dien toegang op dit oogenblik
reeds moeten hebben en niet kunnen wachten totdat het
terrein is uitgebreid, dan zal naar mijn meening daarin zoo
voorloopig mogelijk moeten worden voorzien, totdat men een
definitieven toestand zal hebben gekregen, en zal men daarna
met plannen moeten komen om de zaak in orde te maken,
zooals het volgens den toestand, die er dan zal zijn, wenschelijk
zal wezen; maar om thans te gaan bouwen en het gebouwde
later weer af te breken lijkt mij volkomen noodeloos.