428 MAANDAG 16 OCTOBER 1922. niet nu, clan toch in de volgende vergadering daaromtrent aan den Raad mededealingen kunnen doen. De heer Oostdam. M. d. V. Zou het niet mogelijk zijn van Gedeputeerde Staten alsnog gedaan te krijgen, dat zij het Raamland, hetwelk bij de 3 Octoberfeesten zoo goed voldeed, beschikbaar stellen als speelterrein voor de kinderen? Ik kom tot deze vraag, wijl ik het zoo jammer vind, dat zulk een terrein, voor dat doel zoo mooi gelegen, daarvoor niet wordt afgestaan. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen dat gaarne overwegen, maar de heer Oostdam weet, dat dat ver zoek zeer onlangs aan Gedeputeerde Staten is gedaan, doch door dit College van de hand is gewezen. De heer Oostdam. De aanhouder wint! De Voorzitter. Dan kan men iedere week wel hetzelfde vragen, maar Burgemeester en Wethouders zullen overwegen of er een weg te vinden is om aan den wensch van den heer Oostdam te voldoen. Mevr. van Itallie—van Embden. Was er een toelichting bij het antwoord van Gedeputeerde Staten De Voorzitter. Dat kan ik u uit het hoofd niet zeggen. De heer Pera. M. d. V. Er is weinig of geen succes van te verwachten. Ik heb er persoonlijk op de provinciale griffie over gesproken. Vooreerst is dat terrein verhuurd, maar in de tweede plaats bestaat dit bezwaar, dat, als dat land weer tot speelplaats wordt gemaakt, het gras verdwijnt en er een zandwoestijn ontstaat. Men krijgt dan in de nabijheid van de brug een zandverstuiving, wat voor de brug ongewenscht wordt geacht. Ik zelf heb er met alle inspanning voor gestreden, maar vooral het laatste bezwaar, dat ik noemde, was overwegend. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 14