d/4 DINSDAG 5 SEI 'c r terugkomen op onze besluiten ten aanzien van dit vijfde bouwplan zal daaruit voortvloeien, dat, wanneer de architecten met de rekeningen komen, het bestuur van de vereeniging niet tot hen zal kunnen zeggen: wij betalen, als het werk klaar is, want dan bestaat het geheele plan niet meer. Het was dan ook mijns inziens beter geweest eenvoudig in te gaan op het verzoek van het bestuur en te zeggen: o-0ed, gaat uw gang maar, bouwt alvast een gedeelte van het vijlde plan, dan kunnen wij later zien, als de geldmiddelen van het Rijk wat beter zijn, dat werk af te maken. Dan was de vereeniging tegenover de architecten gedekt en had zij het be talen van de rekeningen tot dien tijd kunnen uitstellen. Nu gaat dat niet, want wie zou het moeten betalen Ongecorrigeerd De heer Knuttel. M. d. V. Ook ik vind, dat wij dit voorstel niet kunnen laten doorgaan zonder eens even te bespreken welke houding Burgemeester en Wethouders nu verder van plan zijn aan te nemen tegenover de sabotage van den woningbouw door de Regeering. Het is wel zeer aardig te zeggen: wij bepalen ons voorloopig tot dit, dan is het voor den eersten tijd weer uit, totdat het Rijk wat toeschietelijker is geworden, maar ik geloof, dat daarvan in de eerstvolgende jaren wel niets zal komen. Dat wil dus zeggen, dat de voor ziening in den woningnood'hier vrijwel zal worden stopgezet. Ik geloof niet, dat Burgemeester en Wethouders zich hierbij hadden moeten neerleggen, en nog minder moet de Raad er zich bij neerleggen. De gemeente zou dan naar een anderen weg moeten uitzien om den woningnood te verminderen. Ik zou dan ook gaarne willen weten, of daaromtrent bij Burge meester en Wethouders eenige plannen bestaan. De heer Mulder. M. d. V. Ik geloof, dat wij hier meer te doen hebben met een formaliteit. Wij krijgen geen toeslag van het Rijk; momenteel zijn dan ook de plannen van de baan, maar zij bestaan nog altijd, wfint het besluit is genomen. Burgemeester en Wethouders gelooven dan ook, dat het meer in de goede orde is dat deze zaak wordt teruggenomen. Daar zit dan natuurlijk nog niet in, dit in antwoord aan den heer Knuttel, dat dan vaststaat, dat de woningbouw finaal zal worden stopgezet. Dat weten wij op het. oogenblik niet; wel, dat de plannen feitelijk doelloos liggen. Het besluit tot bouwen is genomen, en nu zouden door eenige onwetende menschen, die niet van den gang van zaken op de hoogte zijn, misschien verwachtingen worden opgewekt. Daarom achten Burgemeester en Wethouders het beter, het bedoelde besluit nu terug te nemen, als zijnde op het oogenblik onuitvoerbaar. De heer Knuttel. M. d. V. De Wethouder zegt: wij weten niet of wij doorgaan", maar aan het feit, dat wij dat niet weten, hebben de menschen, die geen woning hebben en bij anderen inwonen of die in krotten wonen, weinig. Bovendien vind ik het een lichtzinnige manier van handelen om op-zien- komen te spelen. Er komt niet op een gegeven oogenblik een nieuwe woningvoorziening uit de lucht vallen en er komt uit den Haag niet een brief, waarin gezegd wordt, dat van Regeeringswege een zeker aantal woningen zal worden ge bouwd. Waar de woningvoorziening sterk onder den invloed heeft gestaan van de gespannen verhoudingen, welke voor enkele jaren in sterker mate bestonden dan thans, geloof ik, dat alleen door het oefenen van een sterke pressie op de Regeering nog iets van de woningvoorziening kan terecht komen. Wij kunnen twee wegen inslaan, die elkander niet uitsluiten, zoodat men niet kan zeggenof den eenen öf den anderen weg volgen. De eene weg is om pressie uit te oefenen op de Regeering en dan moeten wij allereerst als Ge meenteraad onze verontwaardiging uitspreken over deze sa botage van de voorziening in den woningnood. De tweede weg is om middelen te beramen, waardoor wij zonder steun van de Regeering aan deri nood kunnen tegemoet komen. Als de Regeering niet verder zal blijven steunen, dan is dat nood zakelijk en ik wil er aan toevoegen, dat ik zeker weet, dat in de eerste jaren die steun op steeds afnemenden voet zal worden verleend. Daarom is het plicht van Burgemeester en Wethouders, die beter in die dingen zitten dan de Raadsleden er zijn overigens reeds meermalen van uit den Raad voor stellen tot den bouw van woningen gekomen om te be ramen wat er gedaan moet worden, namelijk iets anders dan wachten totdat er een goede gave uit de lucht komt vallen. De heer Mulder. M. d. V. Het is mogelijk, dat die gedachte bij den heer Knuttel en misschien ook bij anderen bestaat, maar men moet er niet al te licht over denken. Burgemeester enWethoydeis hebben bij die zaak niet stil gezeten. De cor respondentie tusschen den Haag en Leiden over dit punt is gewoonweg, ik zou haast zeggen reusachtig. Er is voortdurend op gehamerd en er zijn zelfs besprekingen gevoerd. Met reuzenmoeite en door sterk aandringen hebben wij gedaan gekregen, dat over het derde kwartaal voor die 68 woningen een zeker bedrag werd toegekend, maar nu moeten wij liet 'TEMBER 1922. vierde kwartaal afwachtenwij gaan er al aardig naar toe. Wij kunnen niet zeggen, dat wij geld zullen krijgen; wij moeten dat afwachten. De heer Knuttel zegt wel, dat er meer malen door de leden in den Raad voorstellen en plannen voor woningbouw zijn gebracht, maar, als die voorstellen en plan nen van zoodanigen aard zijn, dat wij ze niet in ernstige overweging kunnen nemen, dan schieten wij er niet mede op. Men kan wel zeggen, dat er duizend woningen moeten worden gebouwd, dat men de zaak moet aanpakken en niet mag stil zitten, maar Burgemeester en Wethouders zitten niet stil. Wij dienen echter rekening te houden met het mogelijke en, als het mogelijke gaat eindigen, zullen wij misschien eens tot het onmogelijke moeten komen, al klinkt dat misschien eenigs- zins vreemd. Wellicht zullen wij er toe moeten overgaan maar niemand weet het. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik heb niet veel antwoord gekregen van den Wethouder en hij heeft mij niet overtuigd van de noodzakelijkheid om op ons besluit van 11 Juli 1921 terug te komen. Bovendien zit daaraan een bezwaar vast, dat ik vooral gevoel, nu ik den Wethouder heb hooren spreken. Indien wij er namelijk op speculeeren voor het vierde kwar taal iets te krijgen, dan is het bezwaar tegen het terugnemen van onze aanvrage*, dat er dan geen plannen meer bestaan. Ik had het beter geoordeeld, dat eenvoudig de plannen de plan nen waren gebleven. Als de Minister ons dan niet in staat stelt, ze in haar geheel uit te voeren, laten wij ze dan ge deeltelijk uitvoeren. Als ik wel ben ingelicht, zal het hierop neerkomen, dat van elk plan een klein stuk zal worden uit gevoerd en dan zal het later heel gemakkelijk zijn, daaraan aan te sluiten. Dan blijft het toch een plan. Waarom moeten wij er nu op terugkomen Er is echter nog iets. In de gedrukte stukken lees ik in de voorwaarden en bepalingen: personen, die hun eigen woning vrijwillig hebben ver kocht mogen eerst in de laatste plaats als huurder in aan merking komen en dan nog alleen tegen een huur, die den kostprijs der woning dekt:" Tegen het artikel heb ik geen bezwaar, maar ik zou wel eens willen vragen: hebben Burgemeester en Wethouders zich ervan overtuigd, dat dit artikel niet in strijd is met de statuten van de woningbouwvereenigingen? Want ik weet wel zeker, dat het in strijd is met de statuten van »de Eendracht". Als wij besluiten nemeD, die niet uitvoerbaar zijn, schieten wij niet veel op. Het is wel goed, dat dit artikel er instaat, maar dan moeten de statuten der bouwvereenigingen daar mede in overeenstemming zijn. Anders is het een paskwil, en daaiaan doe ik niet mede. Ongecorrigeerd De heer Wilbrink. M. d. V. Ik zou toch wel eens aan den heer Dubbeldeman willen vragen, wat hij precies wil. De architecten hebben teekeningen gemaakt voor het bouwplan van »de Eendracht Ik weet niet beter, of men komt toch met plannen, voordat men geld aanvraagt voor den woning bouw. Dat heeft ook deze vereeniging gedaan. De Raad is toen voorloopig daarmede accoord gegaan, als de Minister de toezegging deed, daar ook geld voor te willen geven. Nu blijkt het, dat die voorloopige toezegging geen vaste toezègging van den Raad kan worden, omdat de Minister zich voor een deel heeft teruggetrokken. De heer Dubbeldeman vraagt nu: wie moet de kosten betalen van de architecten? Maar hoe heb ik het nu, Mijnheer de Voorzitter? Het ligt toch geheel op den weg van de woningbouwvereniging, dat, als zij kosten maakt voor de architecten, zij die ook moet betalen. Zij behoeft dan ook niet bij den Gemeenteraad te komen en te vragen: wilt u als-'t-u-blieft die kosten voor uwe rekening nemen De heer Dubbeldeman. U hebt er niets van begrepen; dat heb ik niet gevraagd. De heer Wilbrink. M. d. V. De heer Dubbeldeman zegt, dat het zijn bedoeling niet is, dat de Raad hiervoor in de bres springt, of de verantwoordelijkheid zal moeten dragen. Ik ben hem in zooverre voor die opmerking dankbaar, maar :dan begrijp ik toch niet, waarvoor hij die quaestie hier ter sprake brengt. De heer Dubbeldeman. Mag ik nog even iets zeggen Mijnheer de Voorzitter? De Voorzitter. Ik stel voor, den heer Dubbeldeman nog maals het woord te verleenen. Daartoe wordt besloten. De heer Dubbeldeman. M. d. V. De zaak is zoo. Als plan 5 blijft bestaan, zal het bestuur van de bouwvereeniginf »de Eendracht" later in de gelegenheid zijn dat is waar- i n

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 6