DINSDAG 5 SEPTEMBER 1922.
387
De heer Knuttel. M. d. V. Ik ben tot nog toe niet over
tuigd, dat een gemeentelijke dienst veel duurder zou zijn.
Mevrouw van Itallie heeft gesproken van drie of vier verpleegsters
en de heer Wilmer van 50 uur in de week, maar dat is niet
veel meer dan het werk van één verpleegster. Nu geef ik
toe, dat men het aantal gevallen niet van te voren kan vast
stellen, maar als het aantal gevallen grooterisdan men denkt
zal nu ook de vereeniging, die per geval wordt betaald, meer
krijgen. Ik weet niet hoeveel verpleegsters deze vereeniging
denkt aan te stellen, maar ook deze zal niet zulk een groot
corps verpleegster s hebben dat men bij een opeenhooping van
gevallen niet in moeilijkheden komt. Ik geloof, dat de gemeente
nog beter den dienst met een behoorlijk aantal verpleegsters
zou kunnen organiseeren zoodat er voor elk geval iemand
beschikbaar was. Wanneer men er een dienst aan verbond
voor betalenden, zou een behoorlijk aantal verpleegsters in
dienst genomen kunnen worden, zoodat er voor elk geval wel
iemand beschikbaar was. Bij de Katholieken is dat ook zoo,
daar heeft men ook betalenden en menschen, die gratis ge
holpen worden, en zoo zou de gemeente het ook kunnen
regelen, en dat zou veel voor hebben, omdat inderdaad veel
menschen op de hulp van die Katholieke vereeniging niet
gesteld zullen zijn, omdat het gevaar niet denkbeeldig is dat
deze kraamverzorgsters ook voor bekeeringsdoeleinden zullen
worden gebruikt.
De heer Heemskerk. En als er communistische verpleegsters
waren
De heer Knuttel. Dan zou men van Roomsch-Katholieke
zijde onmiddellijk met dat bezwaar aankomen en ik weet wel
dat, als zij op de voordracht kwamen, de Katholieke Raadsleden
niet op hen zouden stemmen. Ik meen daarom volle vrijheid
te hebben om het voorstel van den heer Groeneveld te
steunen.
De heer Jan de Lange. M. d. V. Het heeft mij aange
naam aangedaan dat het vorige voorstel door Burgemeester
en Wethouders is teruggenomen. Het nieuwe lijkt mij
veel aannemelijker, daar ik er niet een zoo buitengewoon
groot voorstander van ben om voor allerlei dingen gemeente
lijk subsidie te geven. Maar ik zou gaarne opkomen tegen
een gezegde van den heer Groeneveld, die begonnen is
te zeggen, dat die vereeniging op het idee is gekomen
om de armlastigen te gaan behandelen uit geldnood, want
toen het een mislukking leek is men volgens den heer
Groeneveld op het idee gekomen om er de gemeentelijke
armlastigen bij onder te brengen. Ik zou er op willen wijzen,
dat reeds bij het oprichten van de Katholieke vereeniging
door haar al samenwerking is gezocht met den Christelijken
Bestuurdersbond over deze zaak en dat toen al ter sprake is
gebracht het zoo mogelijk helpen van de gemeentelijke arm
lastigen. Toen bestond de vereeniging nog niet en kon dus
ook nog niet in geldnood verkeeren.
In de tweede plaats heeft de heer Groeneveld er aan her
innerd, dat door den heer de Lange den vorigen keer was
betoogd, dat voor een dergelijk bezoek 3 uren noodig zouden zijn.
De heer de Lange heeft dat inderdaad gezegd en ik geloof,
dat hij het zeer poover heeft genomen, want hij heeft er uit
drukkelijk bijgevoegd, dat hij daarbij rekende het loopen of
fietsen van de eene patiënt naar de andere. Indien een ver
pleegster een patiënt heeft aan den Lagen Rijndijk en een aan
den Morschweg, dan zal zij geruimen tijd noodig hebben om
zich van de eene naar de andere te begeven. Bovendien, de
heer Groeneveld betoogt, dat voor zulk een bezoek op zich
zelf geen 3 uur noodig is. Ik weet met of hij van de kraam-
verzorging op de hoogte is, maar al weet ik er zelf niet zoo
veel van, in elk geval weet ik wel dit, dat sommige bezoeken
bij zulke patiënten meer dan 3 uur eischen. Ik kan in dit
opzicht uit ervaring spreken.
Ik ben tot de conclusie gekomen, dat één verpleegster
absoluut onvoldoende zou zijn. De heer Groeneveld zegt wel,
dat het aantal gevallen is geschat op gemiddeld per week,
en ik geef dat toe, maar niemand kan ons de verzekering
geven, dat wij doorloopend li geval per week zullen hebben.
Gesteld eens, dat wij 4 gevallen per dag hebben en dat ieder
geval eens 5 uur van een verpleegster vraagt, dan is dat
20 uur per dag, derhalve veel meer dan 50 uur per week.
Ik weet wel, dat er ook weken zullen komen, waarin er geen
enkel geval is, maar dan vraag ik toch wat wij met onze
gemeentelijke verpleegsters zouden moeten doen in dien tijd.
Zouden wij haar vacantie moeten geven, totdat zich weer
gevallen voordeden?
Door den heer Groeneveld is verder betoogd, dat het feit,
dat de verpleegsters der vereeniging Roomsch-Katholiek zijn,
eenigszins een bezwaar oplevert voor de Protestantsche arm
lastigen. Ik zal niet beweren, dat dat bezwaar geheel onge
grond is, al zou ik er absoluut geen bezwaar tegen hebben,
dat een Roomsch-Katholieke kraamverzorgster in mijn gezin
kwam, de gevallen, dat er bij de betrokken vrouwen daar
tegen wel bezwaar bestaat, kunnen zich voordoen; maar weet
de heer Groeneveld wel, dat de vereeniging ook Protestantsche
verpleegsters in haar dienst heeft? Buiten de gemeente om
kunnen immers Protestanten van de diensten der vereeniging
gebruik maken en die krijgen dan een Protestantsche ver
pleegster, als dat verlangd wordt. In elk geval is dus de
mogelijkheid, dat Protestantsche patiënten door Piotestantsche
verpleegsters worden geholpen, niet uitgesloten.
Mevrouw van Itallie beeft bezwaar gemaakt tegen het bedrag
van 35.dat per geval zal worden betaald. Ik zal niet
ontkennen, dat het oogenschijnlijk veel lijkt, maar het is
inderdaad billijk, als men in aanmerking neemt, dat er met
de bezoeken aan één patiënt ten minste 50 uren gemoeid zijn.
Ik zou zeggen, dat het meer is, want er zijn gevallen bij,
waarin het eerste bezoek 5 uren, ja misschien 15 uren duurt;
verder krijgt men 9 dagen twee bezoeken per dag, elk van
3 uur, tezamen dus 54 uur. Gemiddeld, zou ik zeggen, krijgt
men gedurende 60 uur de hulp van een zuster en, als men
daaraan dan toevoegt het gebruik van verplegingsartikelen en
de ontsmetting, dan meen ik, dat Burgemeester en Wethouders
hulde verdienen, omdat zij het voor zulk een koopje klaar hebben
gemaakt.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik zal dunkt mij kort
kunnen zijn, want, in tegenstelling met hetgeen hier gewoonlijk
gebeurt, namelijk dat alleen de bestrijding van een voorstel
van uit den Raad komt en de verdediging aan Burgemeester
en Wethouders wordt overgelaten, is dit voorstel reeds door
verschillende leden van den Raad zeer uitvoerig en naar mijn
meening op goede gronden verdedigd. Ik zal mij dus bepalen
tot het maken van enkele opmerkingen.
De heer Wilmer heeft het betreurd, dat Burgemeester en
Wethouders zoo spoedig hun oorspronkelijk voorstel hebben
teruggenomen en vervangen door dit nieuwe voorstel. Zijn
betoog kwam hierop neer: waarom hebt gij zoo spoedig
bakzeil gehaald, een enkele stem werd in den Raad gehoord,
welke onsympathiek klonk voor het voorstel, en direct zijt gij
met een nieuw voorstel gekomen. De oplossing is deze, dat
naar onze meening, gehoord hetgeen 29 Mei in den Raad is
gesproken, de kans voor aanneming van ons oorspronkelijk
voorstel zeer gering was. Ook hetgeen ik buiten den Raad
had gehoord gaf eenigszins tot die opinie aanleiding en daar
het ons te doen was inderdaad te krijgen een behoorlijke
kraam verzorging hebben wij ons de vraag gesteld of het niet
beter was te trachten een voorstel te krijgen, waarvan men
kon verwachten, dat het de bezwaren van vele leden zou
ondervangen.
Natuurlijk wisten wij wel, dat enkele leden van den Raad
ook tegen dit nieuwe voorstel zouden zijn, leden, die princi
pieel bezwaar hebben om in zee te gaan met een Katholieke
vereeniging. Wij denken aan de zeer gepeperde redevoering
van den heer Groeneveld in de zitting van 29 Mei. Maar wij
meenden toch, dat een oplossing wel te vinden zou zijn door
een ander voorstel. Wij zijn dus met een ander voorstel
gekomen, omdat wij een weg hebben trachten te vinden om
deze zaak tot een goed einde te brengen, maar niet omdat
wij zijn gaan loopen op het eerste geluid, dat van de zijde
van de opporitie werd vernomen.
Veel van hetgeen de heer Groeneveld gezegd heeft kan ik
onbesproken laten, omdat hij nog te veel vastzit aan het
oorspronkelijk voorstel en er te weinig rekening mede heeft
gehouden dat dit van de baan is en wij zijn gekomen met
een geheel nieuw voorstel. Alleen een enkel punt moet ik
bespreken van hetgeen hij heeft gezegd en een enkele vraag
beantwoorden. Hij heeft nog eens een lans gebroken voor een
gemeentelijke kraamvrouwverzorging, daarbij gesteund door
den heer Knuttel. Naar mijne meening moeten wij een zaak als
deze niet van gemeentewege aanvatten, tenzij het particulier
initiatief te kort schiet. Maar dat laatste kan hier niet gezegd
worden. Wij hebben toch hier een vereeniging, die, naar de
deskundigen meenen, deze zaak op uitstekende wijze heeft
ingericht, en dat is ook wel gebleken hieruit, dat de Directeur
van den Geneeskundigen Dienst en de Gezondheidscommissie
er zeer voor zijn de kraamverzorging aan deze vereeniging
op te dragen. Men zal toch noch dien Directeur noch die
commissie verdenken van bijzondere Katholieke neigingen.
Wij hebben dus hier ter stede een vereeniging, die uitstekend
voor haar taak ingericht is en daarom is er geen reden om
die zaak van gemeentewege te gaan behandelen.
De heer Groeneveld heeft ook bij andere onderwerpen dat
standpunt niet ingenomen. Toen het gold een nieuwe regeling met
de vereeniging «Zuigelingenzorg" heeft hij ook in de Commissie
voor den Geneeskundigen Dienst daartoe medegewerkt, toen
heeft hij zich ook met op het standpunt gesteld dat de
gemeente zelf die taak op zich moest nemen. Wat de tuber
culosebestrijding betreft heb ik van hem ook nooit gehoord
dat deze door de gemeente zelf ter hand genomen moet
worden. In diezelfde lijn willen Burgemeester en Wethouders