38t»
DINSDAG 5 SEPTEMBER 1922.
geloof, dat wij te ver gaan, als wij, zooals de heer Groeneveld
zou wensehen, dien eisch gaan stellen.
Nu het argument en het amendement van mevrouw van
Itallie, die beweert de heer Wilbrink heeft haar daarbij
gesteund dat de berekening van 35.— per geval aan den
hoogen kant zou zijn. Het is mij onbekend, dat er een andere
vereeniging bestaat, die de hulp voor een goedkooperen prijs
aanbiedt, en ik kan dat ook moeilijk aannemen, want anders
zouden Burgemeester en Wethouders, die natuurlijk op de
hoogte zijn, wel met die vereeniging contact hebben gezocht,
maar wanneer een bedrag van 35.te hoog wordt geacht,
wil ik enkele cijfers noemen, die misschien kunnen doen zien,
dat die berekening absoluut niet te hoog is. Het bestuur der
vereeniging is uitgegaan van de gedachte, dat de verpleegsters,
die bij haar in dienst zijn, moeten beginnen op een aanvangs
salaris van ƒ1500.— met periodieke verhoogingen. Wanneer
wij nu nagaan, dat verleend worden: de hulp bij bevalling,
tien dagen verzorging, ontsmetting en andere dingen, die
zich kunnen voordoen, dan is het een zeer lage berekening,
waartoe het bestuur der vereeniging komt, namelijk van
31.81, waarvoor de vereeniging het zou willen doen en tot
welk bedrag de gemeente dan subsidie zou moeten verstrekken.
De berekening is de volgende: de hulp bij de bevalling is
geschat op ƒ4.11, een schatting, welke niet tot op enkele
centen is na te gaan; voor 10 dagen verzorging tegen een
salaris van 1500.— wordt berekend 13.70; voor administratie
en bijkomende kosten 1.voor het gebruik van instrumenten
en van goederen f 8.waarbij in aanmerking mag genomen
worden, dat het zeer verklaarbaar is, dat in armlastige ge
zinnen de goede niet te na gesproken in die 10 of
misschien 14 dagen onwillekeurig artikelen, zooals lijfgoederen
en dergelijke, welke in die gezinnen ontbreken, er bij moeten
worden verstrekt en dat er dan onwillekeurig iets vermist
wordt; verder voor ontsmetting ƒ5.waaraan niets verdiend
wordt, omdat dat geld aan den ontsmettingsdienst moet
worden betaald, dat wordt met elkander een bedrag van 31.81.
En waar nu het subsidie vervalt en wij zullen betalen een
bedrag van 35.— per geval, lijkt het mij toe dat wij in geen
geval te duur uit zijn, wat de gemeentefinanciën betreft.
Zelfs aannemende dat dit cijfer met ƒ1.of ƒ2.gedrukt
zou kunnen worden zou ik nog willen vragen: waar deze
vereeniging bereid is tegen een bedrag van 35.— gedurende
tien dagen de verzorging van armlastige kraamvrouwen voor
haar rekening te nemen, waardoor zij verzekerd is dat de
armlastige kraamvrouwen goed en afdoende worden geholpen,
en wij er tegenover kunnen stellen dat een verzorging van
gemeentewege ontzettend veel meer geld zou kosten en ver
bazende moeilijkheden voor het gemeentebestuur met zich
zou brengen, daar er een dienst voor zou moeten worden
ingericht en personeel voor zou moeten worden aangesteld,
moeten wij daar niet het voorstel van Burgemeester en Wet
houders van harte toejuichen, en in het belang van de ge
meente en in dat van de armlastige kraamvrouwen? Ik meen,
dat wij een goede daad verrichten door het voorstel van
Burgemeester en Wethouders aan te nemen en de amendementen
van den heer Groeneveld en van Mevrouw van Itallie af te
wijzen.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik had het woord gevraagd,
omdat ik als lid van de Commissie voor den Geneeskundigen
Dienst iets in het midden wil brengen. Ik kan kort zijn, na
het gesprokene door den heer Heemskerk. Ik herinner er aan
dat het eerste voorstel van Burgemeester en Wethouders
indertijd op voorstel van den Directeur van den Geneeskundigen
Dienst is ingediend bij de Commissie en dat het daar met de
grootst mogelijke meerderheid is aangenomen. Ik betreur het,
dat Burgemeester en Wethouders zich hebben genoopt gezien
dat voorstel in te trekken en te vervangen door het voorstel,
dat nu aan de orde is, met het oog op de belangen van de
vereeniging zelf. Wij hebben nu een voorstel, waarmede de
vereeniging niet zoo van ganscher harte accoord gaat, maar
waarmede zij zich vereenigt als uiterste concessie. Dit ook
aan het adres van het amendement van Mevrouw van Itallie
en den heer Sijtsma. Ik kan niet spreken namens de ver
eeniging, maar ik kan wel de zeer gegronde verwachting
uitspreken, dat bij aanneming van dat amendement de ver
eeniging niet aan haar verplichtingen zal kunnen voldoen en
geen contract zal willen aangaan. Het voorstel, dat wij hier
voor ons hebben, is toch de uiterste concessie, welke de ver
eeniging noodgedrongen heeft gedaan. Ik vind het jammer
dat Burgemeester en Wethouders hun eerste voorstel hebben
moeten intrekken met het oog op den indruk naar buiten.
Er werd hier niets gedaan voor de kraamverzorging. Er werd
een vereeniging opgericht, welke door de meest onpartijdige
deskundigen van harte werd aanbevolen, zooals Professor van
der Hoeven en den Directeur van den Geneeskundigen Dienst.
Er komt een voorstel hier en er komt oppositie, hierop ge
grond dat er misschien wel eens een andere vereeniging zou
kunnen komen en dat dan misschien aan deze vereeniging
een zekere voorkeur zou worden gegeven. Dat wekt toch naar
buiten den indruk van een niet al te breede opvatting. Is
men wel steeds zoo consciëntieus bij het geven van andere
subsidie's, dat men daarbij bevreesd is een zekere pré te geven
aan een vereeniging. Er zijn verschillende organisatie's, die
subsidie vragen, en dan wordt die verleend, ongeacht of er
naderhand ook eens een andere vereeniging van denzelfden
aard zal worden opgericht.
Het spijt mij dus dat Burgemeester en Wethouders zich
genoopt hebben gezien hun eerste voorstel in te trekken en
door dit te vervangen. Nu heeft de heer Groeneveld een oppositie
gevoerd, welke hij ook wel voor zich had kunnen houden.
De oppositie betrof het eerste voorstel van Burgemeester en
Wethouders, dat nu niet meer aan de orde is. Er is op dit
oogenblik geen sprake meer van een belangrijk subsidie geven,
ja zelfs in het geheel geen sprake meer van een subsidie. Er
is geen sprake van, dat deze vereeniging met gemeentegeld
wordt betaald; dat zou zelfs bij het eerste voorstel niet het
geval zijn geweest, maar nu in geen geval meer. Thans wordt
alleen geld gegeven in die gevallen van verzorging van ge
meentelijke armen, welke de vereeniging op zich neemt.
Met stijgende ergernis heb ik gevolgd, dat de heer Groeneveld
zooveel hatelijkheden aan het adres van deze vereeniging zeide.
Ik kan mij voorstellen ik vind dat zeer sympathiek van
den heer Groeneveld dat hij, als hij iets onaangenaams
wil zeggen, het niet op een aangename wijze voordraagt,
maar de fout ligt hierin, dat hij iets onaangenaams wil zeggen.
Het moest uitgesloten zijn, dat door een lid van den Raad aan het
adres van deze vereeniging onaangenaamheden werden gezegd.
Er is beweerd, dat zij op het gemeentegeld moet drijven, maar
iedereen begrijpt, dat daarvan geen sprake is, als hij bedenkt,
dat de vereeniging alleen voor elk geval der stadsarmen
35.krijgt. Dat is niet drijven op het gemeentegeld.
De heer Sijtsma. Nu niet meer!
De heer Wilmer. Bij het vorige voorstel, volgens hetwelk
ten hoogste 2300.— werd uitgekeerd aan de vereeniging,
was evenmin van drijven op het gemeentegeld sprake.
Als er een nieuwe vereeniging wordt opgericht, zal die niet
zoo voordeelig kunnen werken als deze. Maar er is bij de
stadsarmen een zekere antipathie gewekt tegen deze vereeni
ging door te zeggen, dat haar kraamverzorgsters zouden
trachten binnen te dringen in de gezinnen en dat de gezinnen
van de hulp van een dergelijke vereeniging niet gediend
zouden zijn. Ik begrijp niet, dat er gezinnen kunnen zijn, die
de hulp van deze vereeniging, vooral als er geen andere is,
niet zouden wensehen, en ik zou het een schande vinden van
een stadsarme, als zij de hulp van deze vereeniging kon krijgen
en die weigerde, omdat de vrouw, die binnenkomt, een Roomsch-
Katholieke is. Als men een gemeentelijke kraamverzorging
inrichtte, dan was de verzorgster ook iemand van een be
paalde godsdienstige opvatting en, als dan een dergelijk eng
standpunt werd ingenomen, zou ook die vrouw worden geweerd
door alle menschen, die van een andere opvatting waren dan zij.
Met één verpleegster zou de gemeente niet kunnen volstaan,
omdat er volgens de gemaakte berekening iedere week 50
uren noodig zijn voor de verzorging van de stadsarmen.
Ik heb dit even in het midden willen brengen. Na het ge
sprokene door den heer Heemskerk kan ik met het gezegde
volstaan.
Met de beide amendementen kan ik mij niet vereenigen.
Het bedrag, dat in het amendement van mevrouw van Itallie
wordt genoemd, is absoluut te laag; geen enkele organisatie
zou het daarvoor kunnen doen. Mevrouw van Itallie vergeet,
dat veel goed, dat in dergelijke omstandigheden noodig is,
door de vereeniging wordt geleend, en het spreekt vanzelf,
dat er van dat goed wel eens iets zal verloren gaan. In ieder
geval lijdt het zeer van dat uitleenen.
Ook met het amendement van den heer Groeneveld kan ik
niet meegaan en wel om deze reden, dat men, als men met
iemand een contract aangaat, van hem niet kan eischen, dat
hij rekenschap zal geven van zijn doen en laten. Als ik bij
een winkelier iets haal, kan ik niet tot hem zeggen: ik geef
u de clandisie, maar nu moet gij als contra-praestatie uw
hoeken overleggen. Dat te eischen zou groote brutaliteit zijn.
Dit neemt echter niet weg, dat het jaarverslag van deze ver
eeniging ongetwijfeld in de bladen zal worden bekend ge
maakt, maar men kan het niet als eisch stellen.
Ik ontraad dus de aanneming van beide amendementen,
vooral dat van mevrouw van Itallie. Ik heb het jammer ge
vonden, dat het eerste voorstel van Burgemeester en Wet
houders is ingetrokken. Ik vond het daarin genoemde subsidie
te hoog; er zijn wel vereenigingen van minder nut, waaraan
grootere subsidie's worden toegekend. Nu evenwel dat voorstel
is teruggenomen, omdat men bang was, dat het zou worden
verworpen, gezien de oppositie in en buiten den Raad daar
tegen gevoerd, zal ik mijn stem aan het nieuwe voorstel
geven.