DINSDAG 5 SEPTEMBER 1922.
379
aan hun neus te zien, of zij wel heelemaal geschikt zijn voor
dezen dienst.
De heer Dubbeldeman is gekomen met de klacht, dat er
te weinig examens gedaan zijn. Daarover zou zeker iets op te
merken zijn, maar is het wel billijk thans daarover te spreken,
waar wij voor een zoo groot nieuw personeel staan? Met de
uitbreiding van het personeel in het algemeen is ook het
aantal verpleegsters aanmerkelijk vermeerderd en er is nog
niet genoeg tijd geweest tot meer examens te komen. Boven
dien is er geconstateerd, dat het niet alleen op «Endegeest"
zoo is, maar overal elders ook. Dr. Oort, die een rondreis ge
maakt heeft om de examens in de verschillende gestichten
na te gaan, heeft aangetoond, dat de toestand in het algemeen
veel te wenschen overlaat, en in «Endegeest" niet het slechtste
is. De lust om te leeren is er niet. Daar juist wordt over ge
klaagd. Men is te onverschillig geworden een buek ter hand
te nemen of zich les te doen geven. Met stelligheid is echter
wel te verwachten, dat ook hierin verbetering zal komen.
Er is gesproken over de herkomst van het personeel. Ik
zal mij niet in deze quaestie begeven. Menigeen heeft er geen
denkbeeld van, waar op het oogenblik goed personeel vandaan
kan komen; zij moeten zich voor het werk opofferen, zich er
voor vormen, om het op waardige wijze te kunnen verrichten.
Men wijt het gebrek aan de slechte betaling, maar ook
dat moet ik tegenspreken. Zooals ik reeds gezegd heb:hooge
loonen hebben al veel meer kwaad gedaan dan goed.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8J uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8\ uur.
Behalve de heeren de Lange, Bisschop en Schoneveld is
thans ook afwezig de heer Bots.
Voortgezet wordt de behandeling van punt 30 der agenda.
De beraadslaging wordt hervat.
De heer Oostdam. M. d. V. Toen vanmiddag de heer
Dubbeldeman aan het woord was over deze aangelegenheid
van «Endegeest", verbaasde het mij, dat uit de kringen van
zijn partijgenooten geen protest opging. Wat deed toch de
heer Dubbeldeman? Hij smaalde op het personeel van «Ende
geest", «Rhijngeest" en «Voorgeest", omdat dit, zooals hem ge
bleken was, grootendeels gerecruteerd was uit de kringen van de
dienstboden en arbeiders. Ik hoor hem nog met geringschatting
zeggen: «er was zelfs een koekbakker bij!" Zulke woorden
klinken vreemd in den mond van iemand, die zelf toont, dat
er wel degelijk in arbeiderskringen intellect schuilt, en het
klinkt nog vreemder in den mond van iemand, die lid van
een arbeiderspartij is.
Ik ontken, dat in de kringen van de arbeiders geen behoorlijk
verplegend personeel te vinden zou zijn. Verplegen is geen
kwestie van schoolkennis en ook niet van standing in de
maatschappij, maar eenvoudig een kwestie van naastenliefde
en van zelfopoffering, twee deugden, welke zeker ook in de
kringen van de arbeiders te vinden zijn.
Ik ontken verder, dat hoogere salarissen het peil van het
verplegend personeel zouden verhoogen. Indien dit zoo was,
zou dat moeten blijken bij de gestichten, waar de loonen
werkelijk hooger zijn; maar onderzoekingen van deskundige
personen ik noem onder anderen dokter Oort en ik kan
daarnaast de verschillende gestichtsartsen noemen hebben
aangetoond, dat in de gestichten, waar de loonen hooger zijn
dan hier, van een hooger peil geen sprake is, integendeel,
men kan in de stukken lezen, dat «Endegeest", «Rhijngeest"
en «Voorgeest" onder al die gestichten nog een zeer goed
figuur maken.
Het is ook al niet juist, dat een hooger salaris ruimer
keuze geeft voor het verplegend personeel, want er zijn ge
stichten met hoogere salarissen, waar men desniettemin groote
moeite heeft aan een behoorlijke sterkte van personeel te komen.
Ik noem «Maasoord" en het gesticht te Castricum, waar
de salarissen hooger zijn dan hier en waar men met een tekort
aan personeel te kampen heeft. In het hoogere salaris zit het
dus toch zeker niet en wij kunnen er derhalve uit concludeeren,
dat noch het belang van de verpleging noch dat van de ge
stichten verhooging van de salarissen eischt.
Rest alleen het materieel belang van het personeel. Ik ben
volstrekt niet overtuigd, dat het materieel belang van het
personeel de salarisverhooging noodzakelijk maakt. Het moge
waar wezen, dat in andere gestichten door verschillende
omstandigheden de salarissen hooger zijn, maar ik zie niet in
waarom wij altijd moeten kijken naar de hoogere salarissen
en waarom men daar, waar de salarissen hooger zijn, niet zou
mogen kijken naar de lagere salarissen, indien de tijdsomstandig
heden daartoe dringen. Op die manier zouden wij misschien
tot een regelmatig niveau kunnen komen.
Had de heer Dubbeldeman de vergadering van de Commissie
van Beheer bijgewoond, waarin deze zaak ampel en breed met
den Directeur is behandeld hij was toen ziek; ik ben blij
dat hij genezen is en hoop, dat hij voortaan in ons midden
gezond mag blijven zou hij vanmiddag meer in onze
richting hebben gesproken, wijl hij dan vele dingen zou
hebben vernomen, welke hij niet wist en welke hem tot een
ander inzicht zouden hebben gebracht.
Vertel die maar eens, wordt nu gezegd, maar het is al
kwalijk genomen aan de Commissie van Beheer, dat zij spreekt
in de stukken over fietsen en dergelijke dingen, dus ik zal wel
zalig oppassen om mij den toorn van die menschen op den hals
te halen.
De heer Dubbeldeman. Wat klein.
De heer Oostdam. Of je dat klein vindt of groot, laat mij
natuurlijk steenkoud.
Ik vraag ten slotte, of het nu tijd is voor salaris-verhooging,
indien deze niet noodzakelijk is, dan zeg ik: volstrekt niet,
het is daarvoor geen tijd. Wij moeten niet vergeten, dat het
verplegend personeel van de gestichten voor het overgroote
deel bestaat uit jongelui, en waar die jongelui over meer geld
beschikken voor hun kleeding en voor hun genoegen dan
menig huisvader, die zelfs loonsverlaging in het verschiet
ziet, durf ik zeggen, dat het nu geen tijd is om voor dergelijk
personeel aan loonsverhooging te denken.
Ik zal dus met een gerust gemoed voor het voorstel van
Burgemeester en Wethouders stemmen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik mag misschien wel met
den heer Oostdam beginnen. Het lijkt "mij dat hij er geen
snars van begrepen heeft, waarom het eigenlijk gaat. Hij zegt
deze malligheid, dat het hem heeft verbaasd, dat ik niet hard
ben gevallen door mijn eigen partijgenooten, omdat, ik zoo
smalend over het personeel heb gesproken. Maar dat heb ik
niet gedaan. Ik zal letterlijk voorlezen wat ik ook van middag
heb voorgelezen, namelijk:
«Ik zal niet zeggen dat hieruit geen verpleegsters op te
leiden zijn, maar zoolang wij niet beter betalen blijven zij
maar zoolang tot zij beter kunnen en dan worden de vacatures
weer met koekebakkers aangevuld."
Daarmede heb ik duidelijk laten uitkomen, dat ik het ook
wel mogelijk acht uit die menschen verplegers te halen, maar
het zal maar een zeer klein percentage zijn. En dat blijkt uit
het groote aantal, dat steeds vertrekt, niet in één jaar maar
herhaaldelijk, zooals blijkt uit het lijstje dat de directeur
gemaakt heeft. Dat zijn geen cijfers van mij.
De heer Oostdam. Die staan in de stukken.
De heer Dubbeldeman. Neen, die staan niet in destukken.
Die cijfers zijn door den directeur medegedeeld, en daaruit
hebt u kunnen zien dat er jaar in jaar uit vertrekken ongeveer
100 en dat moest u hebben geleerd, dat de menschen, die
zien aanmelden om voor verpleger of verpleegster te worden
opgeleid, in den regel daarvoor niet deugen, want als dat
wel het geval was zou het verloop niet zuo groot zijn. Waai
de directeur zelf zegt, dat hij velen moet afwijzen gaat dit
precies tegen uw redeneering in.
Een enkel woord vooraf. De heer Pera heeft van middag
heel wat noten te kraken gegeven aan den ambtenaarsbond.
Als die bond de menschen maar niet zoo had opgeruid dan
zou het met de ontevredenheid van het personeel van de
gestichten wel schikken. Mijnheer Pera, mij is uit goede bron
bekend, dat de Katholieken en Christelijken in onze gestichten
er hun spijt over hebben uitgesproken, dat zij niet in de
gelegenheid zijn geweest om dat adres met den arnbtenaars-
bond te kunnen verzenden. In de eerste instantie is de actie
voor salarisverhooging van het personeel van Endegeest uit
gegaan van den ambtenaarsbond, en toen hebben Burge
meester en Wethouders daarop geen praeadvies willen
uitbrengen, maar toen het adres ter visie werd gelegd in de
leeskamer, heeft de heer A. Eikerbout het initiatief genomen
en als Raadslid een voorstel ter tafel gebracht.
De Voorzitter. Wij hebben hier nu een voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
De heer Dubbeldeman. Ja, dat weet ik wel, maar wat de
heer Pera vanmiddag heeft gedaan mag ik ook wel doen.
Bovendien houdt hetgeen ik betoog verband met zijn rede
natie. Had de heer Pera den ambtenarenbond niet van alles
beticht, zou ik hebben nagelaten dit te zeggen.
Da heer Eikerbout zal natuurlijk wel voor zich zelf van
zich afslaan, maar dat hij zou hebben gezegd, dat Dr. van
der Kolk niet meer bij is, heb ik niet gehoord. Indien hij