197 gezondheidstoestand toch zou ongetwijfeld oorzaak zijn, dat hij bij eventueele ontstentenis van het hoofd der school niet naar behooren diens plaats zou kunnen vervangen. In verband daarmede komt het ons noodzakelijk voor, dat de heer Binck naar een andere school wordt overgeplaatst en in zijne plaats een onderwijzer wordt gesteld, die zonder bezwaar tot onderwijzer-plaatsvervangend hoofd voor die school kan worden aangewezen. Teneinde echter de gelijkwaardige bezetting aan de ver schillende scholen, welke werd verkregen door de verdeeling der onderwijskrachten, zooals deze door Uwe Vergadering heeft plaats gehad, niet te schaden, brengen deze overplaat singen mede, dat ook nog een derde overplaatsing noodzake lijk is. Op grond van een en ander en onder verwijzing naar het in de Leeskamer ter inzage gelegd schrijven van den School opziener, geven wij U alsnu in overweging om te besluiten a. over te plaatsen naar de O. L. School aan het Plant soen B den heer P. Binck, thans onderwijzer aan de O. L. school aan de Vrouwenkerksteeg A; b. over te plaatsen naar de O. L. School aan de Vrouwen- kerksteeg A den heer 1ST. F. Kooistra, thans onderwijzer aan de O. L. School aan het Plantsoen A; c. over te plaatsen naar de O. L. School aan het Plantsoen A den heer E. Molt, thans onderwijzer aan de O. L. School aan het Plantsoen B. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. W>. 286. Leiden, 18 September 1922. Onder verwijzing naar nevensgaand schrijven van Com missarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit geven wij U in overweging: 1°. goed te keuren, dat over het jaar 1921 voor normale uitbreidingen der Gasfabriek 71.000.en der Electriciteits- fabriek 133.000.is besteed; 2°. het uitbreidingskapitaal der Electriciteitsfabriek aan te vullen met 260.000.onder bepaling, dat jaarlijks door de fabriek aan de gemeente zal worden betaald 6 rente van het door haar geleende kapitaal en dat te beginnen mét het jaar 1923 jaarlijks 6 zal worden afgelost; 3°. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot 260.000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth„ van Leiden. Leiden, 5 September 1922. Wij hebben de eer U mede te deelen, dat de normale uitbreidingen van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Elec triciteit, in verband met de levering van gas en electriciteit volgens de bestaande verordeningen en contracten, in 1921 hebben bedragen: voor de Gasfabriek: Hoofdbuizen 20.000. Dienstleidingen 1.000. Muntleidingen 20.000. Meters 20.000.— Inventaris bouw werken, alge- meene dienst Totaal 13.000.— 74.000.— de Electriciteitsfabriek: voor L.S. Kabelnetten Huisaansluitin gen, kabelnet Idem, boven gronds Klokkenkabelnet Klokken Transformatoren Meters Inventaris 20.000.- 30.000.- 3.500.- 1.000.- 1.000.- 45.000.- 20.000.- 12.500.- Totaal ƒ133.000 Wat de electriciteitsfabriek betreft, zijn deze uitbreidingen voorloopig uit het kasgeld der fabrieken bestreden. Uit de gemaakte becijferingen is gebleken, dat de boekwaarde der vaste bezittingen per ultimo December 1921 ten opzichte van het aanleg- en uitbreidingskapitaal met rond 260.000. is overschreden, zoodat aanvulling van het uitbreidings kapitaal dezer fabriek met genoemd bedrag gewenscht is. De uitbreidingen van de gasfabriek konden uit de in vorige jaren verstrekte kapitalen worden bestreden, zoodat daar voor geen aanvulling van het uitbreidingskapitaal noodig is. Met het oog op het voorschrift van artikel 25 van de verordening, houdende reglement op het beheer en bestuur der Fabrieken, dat de aflossing van kapitalen verband moet houden met de afschrijving der uitbreidingen, waarvoor zij noodig zijn, ware de aflossing van meergenoemd kapitaal op jaarlijks 6 te bepalen. Wij geven U beleefd in overweging den Baad voor te stellen 1°. goed te keuren, dat over het jaar 1921 voor normale uitbreidingen der gasfabriek 74.000.en der electriciteits fabriek 133.000.is besteed; 2°. in verband met de sub 1° bedoelde uitbreiding der electriciteitsfabriek het uitbreidingskapitaal dezer fabriek aan te vullen met 260.000.onder bepaling, dat jaarlijks door de fabriek aan de gemeente zal worden betaald 6 rente van het door haar geleende kapitaal en dat te beginnen met het jaar 1923 jaarlijks van dit kapitaal 6 zal worden afgelost. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. J. A. Bots, Voorzitter. E. Schotman, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 287. Leiden, 18 September 1922. In een tot ons College gericht adres wijst de pachter van de exploitatie der Graanbeurs o.a. op het ongemak en de schade, in Februari j.l. tijdens eene uitvoering in de zaal van de Graanbeurs door insneeuwen en lekkage veroorzaakt en verzoekt hij ons, maatregelen ter voorkoming van derge lijke voorvallen te willen nemen. Bij onderzoek is gebleken, dat de helling van de glazen overdekking van de zaal te gering is en dat er dientenge volge inderdaad gelegenheid tot inregenen en insneeuwen be staat, terwijl bovendien de ruiten te weinig over elkaar heen- reiken, waardoor het opzuigen van vocht en het indringen van sneeuw wordt bevorderd. Vergrooting van de dakhelling zou eene algeheele vernieuwing der overkapping vereischen, waaraan wegens de hooge kosten niet valt te denken. Het inregenen kan evenwel voor goed worden voorkomen door het aanbrengen van nieuwe, langere, ruiten, welke verder over elkaar heen reiken dan de tegenwoordige. Het in sneeuwen geheel beletten is niet wel mogelijkin het belang van de ventilatie en voor den afvoer van het condensatie- water is het noodig, dat er eenige ruimte zij tusschen de over elkaar liggende glasruiten. Bij een felle sneeuwjacht nu waait de sneeuw door de kleinste kieren heen en zelfs wanneer de ruiten elkaar over eene groote lengte bedekken, zal dus de kans op insneeuwen niet gehéél uitgesloten kunnen worden. Wel wordt die kans echter na het vernieuwen van de ruiten op de aangegeven wijze belangrijk verminderd. De kosten van deze vernieuwing worden geraamd op 1200. De meerderheid van ons College is van oordeel, dat er alle aanleiding is, tot deze verbetering over te gaan. De gemeente behoort h. i. als verhuurster van de exploitatie van de Graanbeurs voor een deugdelijk onderhoud van de Graanbeurs zorg te dragen en daaronder valt volgens de meerderheid ongetwijfeld de verbetering van de dak bedekking, welke thans oorzaak tot inregenen is en waardoor aan den pachter, die deze zaal exploiteert door haar aan derden te verhuren, schade en onaangenaamheden worden berokkend. Dat het insneeuwen door het verlengen van de ruiten niet algeheel kan worden voorkomen is, meent de meerderheid, geen reden om dezen h. i. noodzakelijken maat regel, waardoor toch in ieder geval het inregenen totaal en het insneeuwen grootendeels zal worden belet, achterwege te laten. Daarentegen is de minderheid van ons College met de Commissie van Fabricage van gevoelen, dat er geen reden is, om thans tot eene vernieuwing van de dakbedekking van de zaal der Graanbeurs, waarmede ongeveer f 1200.— zal zijn gemoeid en die bezwaarlijk onder gewoon onderhoud is te rangschikken, over te gaan. Zeer zware regens en hevige sneeuwstormen als die, welke in Februari j.l. plaats hadden en toen aanleiding tot insneeuwen en lekkage gaven, komen slechts zèlden voor en moeten dus beschouwd worden als uitzonderingen, welke de genoemde uitgave niet wettigen. Als College geven wij U evenwel in overweging door vaststelling van den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving, voor de verbeteringvan de glazen dakbedekking van de Graanbeurs een bedrag van 1200.te onzer beschikking te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uit gaven, waarvan deze som moet worden afgeschreven, is nog 48.452.50 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 7