195
Art. 36.
Tenzij de met de keuring belaste ambtenaar voor of
tijdens de slachting anders bepaalt, moeten maag en darmen
van hun inhoud worden ontdaan.
Behoudens het bepaalde in het vorige lid draagt hij, die
slacht, zorg, dat maag en darmen met het daaraan verbon
den darmscheil ongeopend onmiddellijk naar de darmwasscherij
worden gebracht.
Dit geldt niet voor maag en darmen der nuchtere kalveren
en paarden.
Uit de darmwasscherij worden de vier magen der herkau
wende dieren naar het mestlokaal gebracht, aldaar boven de
trechters geopend, van hun inhoud ontdaan en in hetzelfde
lokaal gereinigd.
Het ledigen en reinigen der magen van varkens en van
de darmen van alle slachtdieren, behalve van paarden, mag
nergens anders geschieden dan in de darmwasscherij.
Maag en darmen van paarden worden in de slachthal voor
paarden geledigd en gereinigd.
De inhoud der magen van niet-herkauwende dieren en de
inhoud der darmen wordt uitgestort in daarvoor bestemde
bakken en later in de trechters van het mestlokaal, over
eenkomstig de bevelen van den Directeur.
Het darmscheil moet vanuit de darmwasscherij in de slacht-
liallen teruggebracht worden en in de onmiddellijke nabij
heid van het dier, waartoe het behoort, aan de daarvoor
bestemde haken worden opgehangen of op een scheiltafel
worden neergelegd, totdat de keuring is afgeloopen.
In de darmwasscherij mag ieder gebruiker slechts over de
hem door of namens den Directeur aangewezen plaatsruimte
beschikken.
Het is verboden ingewanden van slachtdieren van het
terrein weg te voeren, anders dan voldoende gereinigd, ter
beoordeeling van den Directeur.
Art. 37.
Ingeval het slachten geschiedt in de slachthal voor ziek
vee, is hij, die het dier slacht, verplicht zich geheel naar de
door of namens den Directeur te geven bijzondere aanwij
zingen te gedragen, behoudens het bepaalde bij de artikelen
7 tot en met 15 van het Koninklijk Besluit van 5 Juni
1920, Stbl. 285.
Art. 38.
Het is verboden, hetzij in de slachthallen, hetzij in andere
lokalen, maag- of darminhoud op den grond te werpen of
dezen in andere dan de daarvoor bestemde voorwerpen op
te vangen.
Zij, die de dieren geslacht hebben, dragen zorg, dat de
onreine stoffen, als gevolg van het slachten aanwezig, onmid
dellijk naar de door den Directeur aangewezen plaats worden
gevoerd.
Zij dragen tevens zorg, dat de huiden, met uitzondering-
van die der varkens, onmiddellijk na de keuring uit de
slachtlokalen buiten het Openbaar Slachthuis worden gebracht,
tenzij het onderzoek een langer verblijven mocht eischen.
Hij, die slacht, draagt zorg, dat ziekelijk veranderde of
met mest of smetstof bezoedelde organen of deelen zoodanig
worden opgehangen of bewaard, dat zij niet in aanraking
komen met ander vleesch.
Art. 39.
De eigenaars van geslachte dieren zijn verplicht ingewan
den, zoomede de koppen, met uitzondering van die der
varkens en van die, welke in het koelhuis bewaard zullen
worden, uierhelften, voor zoover die losgesneden zijn van
den romp, onderste uiteinden van ledematen en klauwen
terstond na afloop van het slachten en van de keuring van
het Openbaar Slachthuis weg te voeren of te doen weg
voeren.
Het is, behoudens het bepaalde in het derde lid van dit
artikel, verboden het overige vleesch langer dan tot des
morgens 9 uur van den werkdag, volgende op dien, waarop
geslacht is, in de slachthallen te doen verblijven.
Indien de ruimte en de atmosfeer in de slachthallen zulks
toelaten, kan de Directeur toestaan, dat het in het vorige
lid bedoelde vleesch langer dan den aldaar genoemden tijd
in de slachthallen verblijft, tegen betaling van de daarvoor
ingevolge de verordening regelende de heffing van belas
tingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis ver
schuldigde belasting.
Art. 40.
Ieder, die op het Openbaar Slachthuis dieren slacht of
doet slachten, is verplicht de door of voor hem geslachte
dieren terstond op elk vierendeel van den romp en op alle
andere deelen, welke daarvoor in aanmerking komen, van
een door den Directeur goedgekeurd naamstempel te voor
zien, hetwelk op duidelijk leesbare wijze den naam van den
eigenaar bevat.
Art. 41.
De plaatsen in het Openbaar Slachthuis voor het slachten
gebezigd, de slachtbanken en andere gereedschappen, daarbij
gebruikt, de gebruikte ruimten in penserij en darmwasscherij
moeten door of vanwege de gebruikers dadelijk na het gebruik
ten genoegen van den Directeur gereinigd worden.
IV.
Bepalingen betreffende het koelhuis en het voorkoelhuis.
Art. 42.
Van het koelhuis en het voorkoelhuis mag alleen gebruik
gemaakt worden door personen, die de daarvoor verschul
digde rechten hebben betaald.
De verdeeling der aanwezige koelruimte geschiedt door
den Directeur. Indien de omstandigheden dit noodzakelijk
maken, kan één koelcel aan twee personen ten gebruike
worden gegeven. De in het koelhuis beschikbare koelcellen
worden in de eerste plaats ten gebruike afgestaan aan de
personen, die op het Openbaar Slachthuis hun bedrijf uit
oefenen.
Aan anderen dan hen, die een of meer koelcellen in gebruik
gekregen hebben, of hun ondergeschikten, is de toegang tot
het koelhuis en voorkoelhuis verboden.
Art. 43.
De Directeur is bevoegd, in den loop der koelperiode
aan een gebruiker het verdere gebruik van koelhuis en
voorkoelhuis te ontzeggen, indien deze of zijn ondergeschikten
zich bij herhaling aan overtreding der voorschriften schuldig
maakt of maken.
De gebruiker van het koelhuis verliest de beschikking over
de door hem gebruikte ruimte, indien hij ten opzichte der
betaling van het verschuldigde recht in gebreke blijft.
Art. 44.
Indien een koelcel aan twee personen ten gebruike wordt
gegeven, is ieder van hen aansprakelijk voor het nakomen
der ten aanzien van het koelhuis en van het voorkoelhuis
bij deze verordening gegeven voorschriften.
Het is den gebruikers verboden ruimte eener koelcel aan
derden te verhuren of af te staan op verbeurte van het
recht van gebruik.
Gebruikers van koelcellen dragen zorg, dat geen vleesch
van hen, die geen vergunning tot het gebruik van het
koelhuis verkregen hebben, in hun koelcellen aanwezig zij.
Art. 45.
Behoudens het bepaalde in het derde en vijfde lid van
dit artikel, mag in het koelhuis en het voorkoelhuis alleen
bewaard worden versch vleesch, met uitzondering van koppen,
behalve die van varkens, en borst- en buikingewanden en
onderniteinden van ledematen, tenzij met toestemming van
den Directeur.
De toestand van het in het koelhuis en het voorkoelhuis
te bewaren vleesch moet, ter beoordeeling van den Directeur,
zoodanig zijn, dat het de atmosfeer aldaar niet verontreinigt.
Het is verboden in het koelhuis of voorkoelhuis vleesch-
waren te bewaren, tenzij met vergunning van den Directeur,
die bevoegd is deze te allen tijde in te trekken.
De Directeur is bevoegd beschikbare koelruimte tegeD
betaling van de daarvoor verschuldigde rechten ten gebruike
af te staan voor het bewaren van andere artikelen dan
vleesch of vleeschwaren.
Art. 46.
Versch geslacht vleesch mag niet in het voorkoelhuis worden
gebracht, alvorens het gedurende een door den Directeur
te bepalen tijd in de slachthallen is afgekoeld.
Het is verboden vleesch in de koelcellen te brengen, tenzij
het gedurende ten minste 6 uren in het voorkoelhuis is
afgekoeld.
Behoudens het bepaalde in het vierde lid van dit artikel,
moet het in het voorkoelhuis gebrachte vleesch daaruit
verwijderd worden vóór den middag van den dag, op dien
van het slachten volgend.
Indien de ruimte in het voorkoelhuis en de atmosfeer in
het koelhuis en voorkoelhuis zulks toelaten, kan de Directeur
toestaan, dat in het voorkoelhuis aanwezig vleesch daarin
langer verblijft, dan den in het vorige lid genoemden tijd,