192
Deze bergplaats zal iiitneembaar en verplaatsbaar gemaakt
worden en zal vooreerst geplaatst worden op een terrein
aan de Rijn en Schiekade, kadastraal bekend sectie M.
No. 3328.
Uw toestemming gaarne tegemoet ziende, teekend hij
Uw dw. dn.
Ra. van Weerlee Co.
J. J. van Weerlee.
Leiden, 8 Aug. '22.
Hooigracht 92.
N°. 282. Leiden, 15 September 1922.
Zooals U bekend is, liggen op verschillende plaatsen in
de gemeente overdekte schuiten, welke dienen tot berging
van het vuilnis, door de straatvegers en kolkenruimers ver
zameld. Nu is gebleken, dat het publiek niet zelden meent,
dat in of op die schuiten vrijelijk allerlei vuilnis, afval, puin,
enz. mag worden gestort en dat de dienst der Gemeente
reiniging die stoffen kosteloos in ontvangst heeft te nemen
en voor het vervoer zorg heeft te dragen. In het bijzonder
is sinds 1 Januari 1922 toen het tarief voor den vuilop
haaldienst door Uwe Vergadering is verhoogd (zie Ingek.
Stukken No. 414 van 1921) het eigenmachtig storten in
de schuiten sterk toegenomen, zóó, dat schuiten door het
inwerpen van groote hoeveelheden puin van bouwwerken
als anderszins, soms in één dag volgegooid zijn en dan ver
voerd moeten worden.
Dit levert voor de gemeente financiëel nadeel op; immers
zij derft de inkomsten, welke voortvloeien uit het tarief
voor den vuilophaaldienst, dat zoodoende ontdoken wordt,
terwijl voor het vervoeren van die volgeladen schuiten aan
den pachter van het baggerwerk 0.70 per M3. door haar
moet worden betaald.
Bovendien behoort het uitstorten van vuilnis op de hier
bedoelde schuiten ook uit een gezondheidsoogpunt te worden
tegengegaan. Worden deze schuiten door hen, die er krachtens
hun beroep mede moeten omgaan, zooveel mogelijk gesloten
gehouden, een gedeelte der bevolking maakt vaak de luiken
open, doch doet die na het inwerpen van het vuil niet of
niet goed dicht, dan wel geeft er de voorkeur aan, het vuil
van allerlei aard boven op de luiken uit te storten.
Het komt ons op grond van het een en ander voor,
flat het aanbeveling verdient een strafbepaling ter voor-
kaming van het bovenomschreven euvel in het leven te
roepen en wij geven U mitsdien in overweging over te gaan
tot vaststelling van de navolgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 2 Mei 1912
(Gemeenteblad No. 17) op de Straatpolitie, laatste
lijk gewijzigd bij verordening van 12 December
1921 (Gemeenteblad No. 51).
Artikel I.
Na artikel 12 van bovengenoemde verordening wordt
ingevoegd een nieuw artikel, luidende:
„Art. 12 bis.
Het is aan een ieder,, behalve aan hen, die door het
bevoegd gezag daartoe zijn aangewezen of daartoe schriftelijk
zijn gemachtigd, verboden puin, aarde, klei, uitgedolven
grond, fabrieks-, bedrijfs-, huis- of tuinafval, krengen, mest,
slijk, asch of eenige vuilnis, van welken aard ook, te werpen
of te storten op of in schuiten, die door, vanwege, of
ten behoeve van den gemeente-reinigingsdienst worden
gebruikt."
Art. II.
In de vierde zinsnede van artikel 66 wordt na het woord
„artikelen" ingevoegd: „12bis,".
Art. III.
In artikel 71 tweede lid sub e) wordt na het cijfer „12"
ingevoegd„12bis".
De Commissie voor de Strafverordeningen,
N. C. de Gijselaar, Voorzitter.
E. Schotman, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 283. Leiden, 16 September 1922.
Het inwerkingtreden van de Vleeschkeuringswet 1919
(Staatsblad No. 524) en van de krachtens deze wet gegeven
voorschriften heeft eene herziening van de verordening op
het gebruik van het Openbaar Slachthuis op verschillende
punten noodzakelijk gemaakt. In een aantal onderwerpen,
bij deze verordening geregeld, zooals die, betreffende de
aangifte vóór het slachten, het bedwelmen der slachtdieren,
den toestand waarin het geslachte dier vóór de keuring
moet verkeeren, de ritueele slachtwijze, het steriliseeren van
vleesch, enz. is thans voorzien bij algemeenen maatregel
van bestuur, terwijl weer andere bepalingen, zooals die,
betreffende de openstelling van het Openbaar Slachthuis,
krachtens de verordening op den keuringsdienst van vee en
vleesch in een door Burgemeester en Wethouders vastgestelde
verordening zijn opgenomende desbetreffende voorschriften
behooren dus uit de verordening op het gebruik van het
Openbaar Slachthuis te vervallen.
Met het oog' hierop hebben wij de voorkeur gegeven aan
het ontwerpen van een geheel nieuwe verordening; een
wijzigingsverordening van de bestaande zou toch de regeling
in hooge mate onoverzichtelijk maken, hetgeen vooral ten
opzichte van een strafverordening niet gewen scht is.
Bij het ontwerpen van de U hieronder ter vaststelling
aangeboden verordening hebben wij behoudens enkele
wijzigingen, in hoofdzaak van redactioneelen aard, het voorstel
van de Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis
gevolgd.
Voor de toelichting tot de verschillende artikelen zij ver
wezen naar het te Uwer inzage liggende rapport van ge
noemde Commissie.
Wij geven U thans in overweging over te gaan tot vast
stelling van de navolgende verordening:
VERORDENING
op het gebruik van het Openbaar Slachthuis te Leiden.
I.
Algemeene bepalingen.
Artikel 1.
Deze verordening verstaat onder „Openbaar Slachthuis",
„Directeur", „slachtdieren", „vleesch" en „vleeschwaren"
hetzelfde wat daaronder wordt verstaan in de verordening
op den Keuringsdienst van Vee en Vleesch.
Art. 2.
De dienaren der gemeente-politie, benevens de Directeur,
de keuringsveearts tevens adjunct-directeur, de keurmeester
hoofdopzichter, de keurmeesters-opzichters en de portier van
het Openbaar Slachthuis zijn belast met de zorg voor de
orde en veiligheid op het Openbaar Slachthuis, de hand
having dezer verordening, het opsporen van de overtredingen
daarvan en het deswege opmaken van proces-verbaal.
Art. 3.
Onverminderd het bepaalde bij art 138 van het Wetboek
van Strafrecht, is het verboden zich op het Openbaar Slacht
huis te bevinden zonder vergunning van den Directeur.
Art. 4.
Ieder, die zich op liet Openbaar Slachthuis bevindt, is
verplicht de bevelen, door of vanwege den Directeur gegeven,
op te volgen.
Art. 5.
Het is verboden op het Openbaar Slachthuis de orde te
verstoren.
Art. 6.
Het is verboden op het Openbaar Slachthuis:
a. sterken drank te hebben of te brengen of zonder ver
gunning van den Directeur andeie dranken te hebben of
te brengen;
b. honden te brengen, anders dan gespannen voor een
voertuig of behoorlijk gemuilband;
c. aanwezige honden los te laten loopen;
d. zich met een brandende pijp, sigaar of sigarette te be
vinden in de slachthallen, stallen, het voorkoelhuis, koelhuis,
de darmwasseherij, de magazijnen en bergplaatsen, of op
eenige andere wijze brandgevaar te veroorzaken;
e. gebouwen, muren, schuttingen, deuren, privaten of
urinoirs te bevuilen, daarop aan te plakken, te schrijven of
te teekenen of daarin spijkers of haken te slaan;