MAANDAG 28 AUGUSTUS 1922.
363
dat de Regeering zoo iets zegt. De heer Dubbeldeman zegt:
anderen hebben in de stukken gelezen en aan mij verteld
Ik zou hem willen aanraden de stukken zelf te lezen.
Ds heer Dubbeldeman. Het was van bevriende zijde!
De heer Mulder. Vrienden kunnen je ook parten spelen of
althans mis lezen. Gij zegt, dat er niets komt, maar wij krijgen
kinderspeelterreinen. Terecht is opgemerkt, dat het gedeelte
van de 3-Octoberstraat, waarmede gij zijt komen aandragen,
voor dat doel veel te klein is. Indien Burgemeester en Wet
houders met zulk een onnoozel klein stukje aankwamen om
daar de kinderen te laten spelen, dan zoudt gij zeggen, dat
wij den Raad met een kluitje in het riet willen sturen. Dan
hadden wij een sportterrein van niets.
De heer Dubbeldeman. Dat is een kinderspeelplaats.
De heer Mulder. Zooals uit de stukken duidelijk is waar
te nemen, is het voor Burgemeester en Wethouders een voor
wei p van voortdurende zorg om, waar het mogelijk is, gelet
op verschillende dingen, te komen tot den aanleg van sportter
reinen en speelplaatsen voor de jongelui.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. De Wethouder verwart
twee dingen, want een sportterrein is geen kinderspeelplaats.
De Voorzitter. Dat weet hij wel.
De heer Dubbeldeman. Waarom verwart hij die zaken
dan met elkander?
Het maken op verschillende plaatsen in de stad van g de
genheden voor de kinderen om te spelen, is geheel iets anders
dan het aanleggen van sportterreinen. In het Kooipark
wij kunnen niet in alle deelen van de stad parken aan
leggen
Te heer Knuttel. Ja wel!
De heer Dubbeldeman. Wij zijn het roerend eens, maar,
zoolang wij in deze kapitalistische maatschappij leven, kunnen
wij wel wenschen uitspreken, doch kunnen wij er tevens op
aan, dat die niet zullen worden bevredigd.
Het staat dus vast, dat wij niet op alle plaatsen van de
stad, waar wij zulks wenschen, een park krijgen. Men zou
daarvoor moeten gaan breken en dat gaat niet zoo gemak
kelijk.
In het park, dat wij hebben in de Kooi, is een gelegen
heid voor de kinderen om te spelen en, als er in de stad
meerdere dergelijke gelegenheden zijn te vinden, mogen wij
die niet afslaan. Ik weet zeer goed, dat het stukje grond in
de 3-Octoberstraat, waarover ik sprak, maar klein is, doch
als daar een klein beetje zand werd gebracht, zou daar een
zeer goede gelegenheid zijn te maken voor de kinderen uit
de buurt om te spelen. Men kan dat wel tegenspreken, maar
de juistheid van de argumenten, welke men er tegen aan
voert, trek ik in twijfel. Ik hoop althans, dat Burgemeester
en Wethouders hun oogen daarvan niet zullen afwenden.
Mevrouw van Itallie—van Embden. M. d. V. Er is gezegd,
dat ik het onaangenaam zou vinden dat ik van zekeren kant
steun kreeg. Ik wil daartegenover stellen, dat het mij onver
schillig is van welken kant ik steun krijg voor mijn denk
beelden. Of er steun komt van links dan wel van rechts, als
het met mijn sympathieën overeenkomt, zal ik dien steun
gaarne aanvaarden; en wanneer het niet met mijn sympathieën
overeenkomt, dan zal ik het afwijzen.
Wanneer ik gezegd heb, dat ik mij moet verklaren voor
het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan beteekent
dat, dat ik het beter vind iets te verkrijgen dan in het
geheel niets. Ik blijf nochtans aandringen op hetgeen ik
gevraagd heb en wij hopen in de gelegenheid te zullen zijn
met een nieuw voorstel te komen, waarbij eenige terreinen
aangewezen worden, welke tot speelterreinen kunnen dienen.
Er is geen reden om af te wijzen, wat ons geboden wordt.
Ik neem aan wat ik krijgen kan en ik zal mijn best doen
nog meer te krijgen.
De heer Knuttel. M. d. V. Het is best mogelijk, dat de
Wethouder het bij het rechte eind heeft wat betreft zijn
meer pessimistische opvatting van de moraliteit van het Rijk
in deze quaestie en dat hij dat beter weet dan ik. De Wet
houder twijfelt aan mijne nuchterheid van opvatting, maar
ik zeg juist, dat ik de zaak niet afhankelijk wensch te maken
van wat het Rijk zal doen. Ik zeg: ook als het Rijk niet
wil medewerken, moeten wij het toch doen.
Ik hoor zeggen: maar als er geen geld is? Maar er is
toch wel geld beschikbaar voor andere dingen, bijvoorbeeld
voor de verbreeding van den Rijnsburgerwegen als men
mij vraagt, wat noodzakelijker is, dan moet ik verklaren, dat
ik het aanleggen van speelplaatsen noodzakelijker acht dan
die verbreeding van een weg. Het is de vraag, waarvoor
men het geld zal besteden. Ik blijf er bij, dat het nood
zakelijk is dat er, afgezien van de inrichting van kinder
speelplaatsen, ook kome een sportterrein, en daarom zal ik
tegen conclusie C van het praeadvies stemmen.
Wat betreft onzen eisch. dat er in de verschillende hoeken
der stad parken komen, wij moeten dien eisch niet, zooals
de heer Dubbeldeman schijnt te willen doen, zoo maar als
onbereikbaar over boord gooien. Het is een eisch, dien wij
steeds moeten volhouden en het behoort tot de dingen,
welke in het kapitalisme nog zeer goed uitvoerbaar zijn.
De heer Mulder. Ik begrijp niet, hoe de heer Knuttel
met e'kander kan vèrgelijken de quaestie van het inrichten
van kinderspeelplaatsen en het in orde brengen van den
Rijnsburgerweg. De verbetering van dezen weg heeft ten doel
uit den weg te ruimen een toestand, die levensgevaarlijk is;
het andere is ontspanning, al is die zeer gewenscht en ge
oorloofd. Het eerste gaat toch ver uit boven het andere.
De heer Knuttel. Voor de kinderen, die in de stegen ver
blijven, is het ook een levensgevaarlijke toestand!
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig de
conclusiën A en B van het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders besloten.
Conclusie C wordt vervolgens in stemming gebracht en
met '17 tegen 7 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: Mevrouw van Itallievan Embden, de
heeren van Hamel, Wilbrink, Wilmer, Jan de Lange, Kuiven-
hoven, Splinter, Huurman, Oostdam, Bisschop, Sanders, Sijtsma,
Heemskerk, Pera, Mulder, Bots en van der Lip.
Tegen stemmen: de heeren van Stralen, Piekaar, Mevrouw
Dubbeldeman—Trago, de heeren Groeneveld, Knuttel, van
Eek en Dubbeldeman.
XXXII. Praeadvies op het voorstel van den heer A. Eikerbout,
in zake de salarisregeling van enkele categorieën van
het verplegend personeel der gestichten »Endegeest"
»Voorgeest" en Rhijngeest".
(Zie Ing. St. No. 239.)
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter. Daar de heer A. Eikerbout niet aanwezig
is, stel ik voor de behandeling van dit praeadvies uit te
stellen tot een volgende vergadering, wanneer de heer Eikerbout
er wel zal wezen. Dat is altijd gewoonte geweest en de be
leefdheid eischt het ook.
De heer van Eck. De heer Eikerbout heeft mij ook ver
zocht uitstel van behandeling te vlagen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter
besloten.
XXXIII. Voorstel tot overbrenging van het dienstjaar 1921
op dat van 1922 van de benoodigde gelden voor de voldoening
van eenige onbetaald gebleven vorderingen en tot voldoening
van gelden uit den post voor »Onvoorziene Uitgaven" voor 1922.
(Zie Ing. St. No. 251.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXXIV. Rekening van de Ontvangsten en Uitgaven der
gemeente over het jaar 1921, met inbegrip van die der Haar
lemmertrekvaart.
(Zie Ing. St. Nos. 230 en 250.)
De Voorzitter stelt allereerst aan de orde de rekening van
de ontvangsten en uitgaven der Haarlemmervaart over het
jaar 1921.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot
goedkeuring dezer rekening besloten.
Vervolgens stelt de Voorzitter aan de orde de rekening van
de ontvangsten en uitgaven der gemeente over het jaar 1921.