MAANDAG 7 AUGUSTUS 192-2. 347 maanden geleden heb ik voorgesteld een commissie voor werk verschaffing in het leven te roepen, die Burgemeester en Wethouders zou adviseeren omtrent hetgeen ter bestrijding van de werkloosheid zou kunnen geschieden, en het bevreemdt mij, dat nu die commissie in iets zou kunnen adviseeren, Burgemeester en Wethouders die commissie negeeren en haar geen advies vragen. Ik had verwacht, dat onze geachte Voor zitter van die commissie, de heer Pera, in de vergadering van Burgemeester en Wethouders zou zijn opgestoven en er op had gestaan dat deze zaak in die commissie zou worden be sproken, maar dat is niet gebeurd en nu wordt hals over kop dit voorstel den Raad voorgelegd. Ik heb verschillende be zwaren tegen dit voorstel, en nu de noodzakelijkheid er niet is om de sigarenmakers op deze manier aan werk te helpen zou ik gaarne zien, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel terugnamen. De heer Heemskerk. M. d. V. In plaats van mij heden middag te moeten verwonderen over de woorden van den heer van Stralen, die critiek uitoefent op de voorstellen van Burgemeester en Wethouders had ik eigenlijk verwacht een woord van hulde van zijn zijde, waar Burgemeester en Wet houders nu een positief voorstel doen aan den Raad voor niet-bouw vakarbeiders. Wij hebben thans hier een poging tot productieve werk verschaffing, en nu mag deze niet zooveel voordeel voor de arbeiders bieden als de heer van Stralen wel zou wenschen, een feit is het dat er juist ook van de zijde van de partij van den heer van Stralen dikwijls aandrang op Burgemeester en Wethouders is uitgeoefend om productieve werkverschaffing te verkrijgen, daar rnen deze ook aan die zijde beter achtte dan gewone steun. De heer van Stralen heeft nu een berekening gemaakt volgens welke door deze arbeiders een zoo klein quantum sigaren kan gemaakt worden, dat het loon niet zal uitgaan boven de ondersteuning, welke zij thans genietenmaar zou het zelfs in het geval, dat het loon niet uitging boven de door hen thans genoten ondersteuning, voor de werkloozen niet te prefereeren zijn, dat zij dan in elk geval toch hebben een regelmatigen arbeid, zoodat zij in staat zijn om op den duur de noodige capaciteit in hun vak te behouden en ook om beter thuis te geraken in dit onderdeel van het bedrijf, het vervaardigen van senoritas, waarvan op den duur het gevolg zal zijn dat zij grootere verdienste maken? De heer van Stralen zegtin den Bosch is een onderzoek ingesteld en daar worden op het oogenblik door één sigaren maker ongeveer 3Ü00 senoritas per week vervaardigd. Ik heb ook inlichtingen ingewonnen, bij een van de leden van den Gemeenteraad van den Bosch en ook bij Katholieke sigaren makers hier ter stede, en van hen heb ik de inlichting gekregen, dat zeer gevoegelijk 4000 stuks per week door 1 sigarenmaker kunnen gefabriceerd worden. Dat is dus heel wat anders dan wat de heer van Stralen zeide. Het is duidelijk, dat, wanneer de menschen over het moei lijke begin heen zullen zijn en zich eenigszins in deze fabri cage zullen hebben ingewerkt, zij dan een hooger loon zullen kunnen verdienen dan Burgemeester en Wethouders in hun voorstel noemen. Maar zelfs al kan niet een hoogere verdienste bereikt worden, dan begrijp ik nog niet, dat thans ook niet van sociaal-democratische zijde hier eens getracht wordt om samen te werken ten einde in elk geval te doen slagen de pogingen, welke door Burgemeester en Wethouders aangewend zijn om werkverschaffing in het leven te roepen. Blijkt het, dat er op den duur geen werklooze sigarenmakers meer zouden zijn of slechts zeer weinige, dan zouden wij alleen eenige onkosten gemaakt hebben, maar wij zouden in elk geval toch gepro beerd hebben de menschen op doelmatige wijze aan arbeid te helpen. Ik geef toe, de voorgeschreven loonen zijn niet zoo aan lokkelijk en zij blijven beneden het peil van het loon van het collectief contract, maar wij kunnen aan de hier genoemde bedragen niet tornenwij moeten de hier gestelde voor waarden accepteeren of wij moeten met de proef niet beginnen. Ik zou zeggen: laten wij het probeeren en met de proef beginnen. Door dit voorstel hebben Burgemeester en Wethouders getoond een open oog en oor te hebben voor de herhaalde aanvragen om werk te verschaffen. Ik geloof, dat de arbeiders, die eeriijk willen en die inderdaad willen werken, meer gebaat zullen zijn door dit voorstel, dan wanneer zij zooals tot dusver regelmatig ondersteund worden. De heer Knuttel. M. d. V. Ik geloof, dat ik dit voorstel mag noemen een van de ergerlijkste voorstellen, welke in geruimen tijd bij dezen Raad zijn ingekomen, en ik meen, dat de heer van Stralen de ergerlijke zijde daarvan lang niet genoeg heeft doen uitkomen. Het gaat bij mij niet om de vraag, hoeveel senoritas een geoefend sigarenmaker in de week kan maken; het gaat bij mij ook niet in de eerste plaats erom, of het aantal werklooze sigarenmakers afnemend dan wel stijgend is; in verband met dit voorstel gaat het zelfs daarom heelemaal niet; het kan mij ook niet schelen, of een sigarenfabrikant daaraan nog een centje zal verdienen, maar ik meen, dat het hier iets anders is en dat het hier is een voorgeschreven dwangarbeid, een gedwongen onderkruiperij, een aanslag op het loon en het zonder slag of stoot veranderen van den achturendag in een tienurigen werkdag. Over dit laatste is niets gezegd en dat is juist het ergste, want het loon gaat voortdurend met de macht van de arbeiders op en neer, maar de verlenging van den werkdag heeft veel grooter beteekenis. Het kan waar zijn dat de patroons aan dit werken voor de Spaansche regeering weinig verdienen, maar dat willen zij wel als daardoor de werkdag wordt gebracht op tien uur en het loon tot de helft, want het spreekt van zelf, dat dit uitwerking heeft op andere takken van het bedrijf. Ik vind het feit, dat de arbeiders voor ƒ4.of ƒ5.—meer dan de uitkeering bedraagt 55 uur moeten werken en den achturendag prijsgeven zoo wanhopig en ellendig, dat ik dit voorstel met den grootsten weerzin moet afwijzen. Ik vind het een van de schandelijkste dingen, die men had kunnen bedenken. Hier worden de arbeiders met de hongerstraf gedwongen afstand te doen van het beste, dat de arbeiders in sommige bedrijven nog hebben, den achturen dag. Ik meen daarom niet met genoeg tegenzin en vijandschap tegen dit voorstel te kunnen stemmen. De heer F. Elkerbout. M. d. V. In verband met de be sprekingen, die indertijd door verschdlende hoofdbesturen van sigarenmakersbonden met den Minister zijn gehouden, meen ik, dat er geen aanleiding bestaat om ons niet met het voor stel van Burgemeester en Wethouders te vereenigen. Wel is waar vond men de regeling niet schitterend, maar men meende toch ook rekening te moeten houden met het feit, dat de sigarenindustrie een zeer groote malaise doormaakt, terwijl het omzetten van de 48-urige in de 55-urige werkweek bedoeld is als tijdelijke maatregel. Als dit werk is afgeloopen kan de werktijd weer worden verkort en tot den normalen tijd worden teruggebracht. Men moet ook niet vergeten, dat op het oogenblik in verschillende bedrijven o ver werk vergunningen worden verleend. En al zou de 'heer van Stralen gelijk hebben waar hij beweert, dat de werkloos heid onder de sigarenmakers afneemt, dit neemt niet weg dat er toch nog verscheidene werkloos zijn, voor wien dit voorstel ten nutte kan zijn, daar het hen in de gelegenheid stelt werk te praesteeren. Waar deze menschen, voor zoover zij nog geen werk hebben, nu in de gelegenheid komen aan het werk te gaan acht ik deze werkverschaffing toch zeker te prefereeren boven bedeeling. De heer Dubbeldeman. Is u leider van een vakbond? De heer F. Elkerbout. M. d. Y. Wat heeft dat ermede te maken? Ik meen, dat ik hier in mijn hoedanigheid als lid van den Raad mag zeggen wat ik wil en dat men niet over bijzondere, persoonlijke aangelegenheden behoeft te gaan spreken. Wij moeten de zaak van een nuchter standpunt bezien en wij moeten, als de menschen geen arbeid hebben, trachten hen daaraan te helpen. Indien er nu een regeling getroffen kan worden waarmede de besturen van de vakbonden, zoowel de Socialistische als de Christelijke en Roomscb-Katholieke accoord gaan, dan bestaat er voor mij geen aanleiding om mij daartegen te verklaren en aldus er aan mede te werken, dat die menschen geheel zonder werk blijven. De heer Wilbrink. M. d. V. Ik zou mij niet in deze be spreking gemengd hebben, want ik kan mij met het voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen, maar ik moet opkomen tegen hetgeen de heer Knuttel en vooral de heer van Stralen in het midden gebracht hebben. De heer van Stralen vraagt, hoe het staat met de commissie voor de werkverschaffing, en bepleit verder productieve werk verschaffing, maar het moet toch werkverschaffing blijven. Het is geen werk, dat voor het grijpen is. Als de heer van Stralen hier een loon bij werkverschaffing bepleit, dat niet lager is dan het loon in gewone omstandigheden, dan is dat iets, wat wij onmogelijk kunnen accepteeren. Daarmede maakt de heer van Stralen het bij voorbaat aan Burgemeester en Wethouders en aan de commissie voor de werkverschaffing zeer moeilijk om met voorstellen te komen tot het verschaffen van productieven arbeid. Als die arbeid in alle opzichten productief is, dan komt het van zelf aan de orde, maar het is arbeid, die gezocht moet worden. De heer van Stralen zal toegeven, dat die productieve arbeid niet zoo voor het grijpen ligt; dus dat het in hoofdzaak arbeid is, die misschien in latere jaren pas productief kan worden gemaakt, doch op dit oogenblik voor de samenleving geen productief werk is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 7