MAANDAG 7 AUGUSTUS 1922.
345
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXVI. Voorstel:
a. tot wijziging van de bij raadsbesluit van 15 Mei j.l.
vastgestelde begrootingsregeling, betreffende de ver
hooging van eenige posten der begrooting, dienst 1922,
waarvan de raming te laag is gebleken;
b. tot vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat
model C, dienst 1922, betreffende verhooging van do
subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur.
(Zie Ing. St. No. 216).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel sub a en b van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XXVII a. Herstemming over het praeadvies op het verzoek
van het Leidsch Drankweer-Comité, om te besluiten tot in
voering van een tapverbod van sterken drank, geldende van
des Zaterdagsmiddags 12 tot des Zondags op het sluitingsuur
en op den 3en October;
(Zie Ing. St. No. 207.)
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders om op
het verzoek van het Leidsch Drankweer-Comité niet in te
gaan, wordt in herstemming gebracht en verworpen met 14
tegen 10 stemmen.
Tegen stemmende heeren Wilbrink, Kuivenhoven, Mevrouw
DubbeldemanTrago, de heeren van Stralen, Dubbeldeman,
Piekaar, Groeneveld, Knuttel, Bisschop, van Eek, Sijtsma,
Meijnen, Jan de Lange en F. Eikerbout.
Vóór stemmen: de heeren Heemskerk, Wilmer, Splinter,
Sanders, Oostdam, Pera, Mulder, Bots, de Lange en Stijnman.
(De heer Knuttel was inmiddels ter vergadering gekomen.)
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen de
Commissie voor de Strafverordeningen uitnoodigen zoo spoedig
mogelijk een concept-verordening in den geest van het ver
zoek bij den Raad in te dienen, zoodat deze zaak binnenkort
ook in positieven zin kan worden beslist.
XXVII b. Voorstel van den heer van Eek in zake de invoering
van een tapverbod van sterken drank voor 3 October of den
dag, waarop Leiden's Ontzet wordt gevierd.
(Zie Ing. St. No. 207.)
De heer van Eck. M. d. V. In verband met de genomen
beslissing in zake het praeadvies op het verzoek van het
Leidsch Drankweer-Comité trek ik mijn voorstel in.
De Voorzitter. Aangezien het voorstel van den heer van
Eck door den voorsteller is ingetrokken maakt het verder
geen onderwerp van beraadslaging uit.
XXVIII. Voorstel tot kostelooze overneming in eigendom
en onderhoud bij de gemeente van het terrein en de sloot,
groot 65 M2., deel uitmakende van het perceel, kad. bekend
gemeente Leiden, Sectie M n°. 2947.
(Zie Ing. St. No. 215.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou willen vragen, wie
op dit oogenblik de eigenaar of eigenares is van de Leuven
straat, welke straat, als de Raad dit voorstel aanneemt, een
publieke weg, een verkeersweg wordt.
De heer Bots. M. d. V. De eigenares van het hierbedoelde
perceel is mevrouw de weduwe Boter mansKanbier.
De heer Dubbeldeman. Het gaat bij mij om de vraag, wie
de eigenaar of eigenares van de Leuvenstraat is.
De Voorzitter. Het gaat hier om het overnemen van een
stukje tuin om een verbinding van de Heerenstraat met de
Leuvenstraat te verkrijgen; de rest heeft er op dit oogenblik
niets mede te maken.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik mag toch een vraag doen?
De Voorzitter. Ja, maar deze is hier thans niet aan de
orde. Zoo zou men wel allerlei vragen kunnen doen, welke
met het aan de orde zijnd onderwerp geenerlei verband houden.
Wat is de bedoeling van den heer Dubbeldeman met zijne
vraag?
De heer Dubbeldeman. Als die vraag beantwoord was
geworden, dan zou ik naar aanleiding daarvan nog het een
en ander in het midden gebracht hebben.
De Voorzitter. Men kan toch niet bij een voorstel als dit
allerlei willekeurige vraagpunten stellen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik moet die vraag toch doen.
De Voorzitter. Het gaat toch niet.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Laten wij daarover niet
twisten; dan zou het eind ervan weg zijn.
De zaak is deze. Als de Leuvenstraat wordt een verkeersweg
en als waar is, wat mij voor waarheid verteld is, namelijk
dat die straat op het oogenblik nog is particulier eigendom,
dan voorspel ik, dat de eigenaren daarvan weder veel last en
narigheid zullen krijgen.
Het kan het college bekend zijn, dat de aanleg van die
straat, zooals die op het oogenblik is, er niet op berekend is
dat daarover berijding kan plaats hebben.
Zoolang dus die straat is het eigendom van particulieren,
kan iedereen, die daar langs wil rijden, aan die menschen
last en moeite veroorzaken en hen op kosten jagen. Daarom
heb ik gevraagd: kunnen Burgemeester en Wethouders zeggen
van wie die straat is; is zij nog in het bezit van particulieren
of is zij gemeente-eigendom?
De heer de Lange. M. d. V. Het komt er niets op aan,
wie de eigenaar van die straat op dit oogenblik is.
Wij weten natuurlijk allen, ook al zijn wij geen lid van
het college van Burgemeester en Wethouders, dat de Leuven
straat is een publieke weg, waarop iedereen kan verkeeren,
en de vraag, wie eigenaar is van den weg, doet aan dat
publiek verkeer niets af.
Deze weg wordt nu méér verkeersweg, maar hij is steeds
als zoodanig gebruikt.
De Voorzitter. Ik zie niet in, dat de vraag van den heer
Dubbeldeman iets tot het aan de orde zijnd punt afdoet.
Wat de heer Dubbeldeman bedoelt, is ik kan het niet
anders inzien de belangen van particulieren behartigen
ten koste van de gemeenschap. De eigenaren van deze straat
hebben zelf voor den toestand daar te zorgen.
Het College kan alleen beantwoorden de vragen, welke in
verband staan met het punt, dat aan de orde is. Wij kunnen
niet alles weten, wat een of ander Raadslid gelieft te vragen.
Wij zitten hier niet om op vraagpunten gehoord te worden
dat heb ik nooit in een publiek lichaam bijgewoond.
De beraadslaging wordt gesloten, waarna zonder hoofde
lijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester
en Wethouders besloten wordt.
XXIX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de
demping en rioleering van de sloot achter de Rijn dijk straat
(Oostzijde).
(Zie Ing. St. No. 228.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de
verbouwing van het schoolgebouw aan de Aalmarkt.
(Zie Ing. St. No, 220.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Knuttel. M. d. V. Het is mij opgevallen, dat
Burgemeester en Wethouders in de toelichting tot dit voorstel
zeggen, dat het niet onwaarschijnlijk is, dat het aantal klassen
van de nieuwe school aan de Aalmarkt op den duur nog
eenigszins ingekrompen zal kunnen worden.
Nu is ons verteld bij de reorganisatie van het onderwijs,
dat alle leerlingen, die bestemd waren voor Gymnasium en
Hoogere Burgerschool, met uitzondering van degenen, die de
school van de Eerste Leidsche Schoolvereeniging bezoeken,
naar de school aan de Aalmarkt zouden gaan. Ik zou dus
verwachten, dat deze school een groote uitbreiding zou krijgen
en waar men aan den eenen kant verwachten kan, dat met
het proportioneele schoolgeld het aantal leerlingen van Hoogere
Burgerschool en Gymnasium eer zal stijgen dan dalen, zie ik
hierin een soort van neiging om leerlingen aan die school te
weren.
De Voorzitter. Waar staat dat?
De heer Knuttel. Onder aan de eerste alinea.