350
MAANDAG 7 AUGUSTUS 1922.
zoodanige gevallen uit den Haag gehoord dat de menscben
zeggen: ik dank u feestelijk voor de uitkeering en voor de
werkverschaffing; ik zal er geen gebruik van maken.
Als wij op deze manier de menschen aan het werk willen
helpen, dan is dat absoluut af te keuren. De tegenstelling,
welke men maakt tusschen het arbeiden en het aanvaarden
van een gift, gaat in geen geval hier op, als men ziet dat de
loonen, welke hier betaald zullen worden, ongeveer de helft
lager zijn dan de reeds met 15 verlaagde loonen volgens
het collectief arbeidscontract in het sigarenmakersbedrijf. Noemt
men dat een kleinigheid en moet men daarover heenstappen
en zeggenlaten de menschen liever werken dan hun hand
ophouden?
Het is een schandelijk loon en ik geef den arbeiders, die
deze werkverschaffingsregeling weigeren te aanvaarden, groot
gelijk. De consequentie's en de gevolgen daarvan zijn niet voor
mijn rekening, omdat ik hun daarin gelijk geef, maar voor
rekening van de heeren, die mede helpen om dergelijken
toestand tot. stand te brengen.
Aan het adres van den heer Knuttel wil ik zeggen, dat ik
misschien nog sterker dan ik gedaan heb mijn ergernis over
dit voorstel had kunnen uitspreken en speciaal wat betreft
het vermoorden van den achturendag bij deze regeling. Ik
ben het geheel met hem eens, dat het meer dan ergerlijk is;
ik kan woord voor woord onderschrijven hetgeen de heer
Knuttel daaromtrent gezegd heeft. Maar men begrijpt, als
men een zaak behandelt dan blijft allicht een of ander punt
achterwege; de een legt meer den nadruk hierop en de ander
meer daarop; maar dat beteekent nog niet, dat voor mij de
uitschakeling van den achturendag van minder gewicht zou
zijn. Ik erger mij er ook over, dat hier de reactie aan het
werk is, gesteund door de Regeering, om te maken dat in
den kortst mogelijken tijd niet alleen in dit bedrijf doch ook in
elk ander bedrijf van den achturendag geen sprake meer
is en de loonen beduidend worden verminderd.
Maar de heeren aan de overzijde zijn ziende blind en zien
dat niet.
De heer Knuttel. Zij zien het wel, maar zijn er voor.
De heer van Stralen. Ik geloof niet, dat de heeren Bisschop,
Heemskerk en Eikerbout er voor zijn.
De heer F. Elkerbout. Evenals Stenhuis.
De heer van Stralen. De heeren moeten het zelf maar
weten. Het zal te zijner tijd wel aan de orde komen.
De heer Bots heeft gezegd, dat deze zaak in de crisiscommissie
voor het sigarenmakersbedrijf is besproken, maar deze commissie
heeft alleen ten doel verschaffing van uitkeeringen, maar
allerminst verschaffing van werk. Voor werkverschaffing is
een speciale commissie ingesteld en in die commissie had
deze aangelegenheid besproken moeten worden. De heer Pera
mag er een beetje omheen draaien, maar hij praat mij niet
uit het hoofd, dat de commissie voor werkverschaffing in
deze zaak had moeten worden gekend.
De heer Bots heeft nog een insinuatie aan mijn adres geuit
door te zeggen, dat, als er veel werkloozen zijn, ik het om
gekeerde beweer. Ik wil den heer Bots wel zeggen, dat mijn
cijfers volkomen betrouwbaar zijn. De laatste staat van de
Arbeidsbeurs gaf aan 48 werklooze sigarenmakers, en die van
morgen zal wel een kleiner aantal aangeven, want ik heb de
verzekering gekregen, dat er deze of volgende week wel weer
10 aan den gang gaan. Als het van zulk een groot belang is
dat deze regeling wordt getroffen dan had men haar bijvoorbeeld
in Januari moeten invoeren toen er nog honderd werklooze
sigarenmakers waren, maar toen is er niets gebeurd en er moest
eerst een brief komen van een sigarenfabrikant van buiten
de stad, en daarna gingen Burgemeester en Wethouders aan
het werk, waarvan nu het gevolg is dat een sigarenfabrikant
een extra verdienste krijgt. Voor dezen is de geschiedenis het
voordeeligste. Ik constateer dus, dat er van een werkelijk
initiatief van de gemeente geen sprake is, terwijl toch de
schijn wordt gegeven dat Burgemeester en Wethouders toch
inderdaad zooveel voor de werldoozen doen.
De heer Heemskerk. M. d. V. De heer van Stralen is be
trekkelijk geweldig tegen mij te keer gegaan, maar ik zal er
mij niet te veel van aantrekken en de gevolgen rustig af
wachten. Waar echter de heer van Stralen heeft gezegd, dat
ik niet anders kan omdat wij hier te doen hebben met een
product van het Ministerie Ruys, daar moet ik toch zeggen
dat ik er betrekkelijk weinig om geef of het een product is
van Ruys of een ander. Ik sta politiek zelfstandig genoeg om
mij tegen een maatregel van het Ministerie Ruys te verzetten,
als ik meen, dat deze werkelijk in het nadeel is van de arbei
ders. Hierom gaat het of deze maatregel al of niet in het
nadeel is van de arbeiders, en naar mijn innige overtuiging
is hij dat niet, al had ik liever gezien dat hij wat verder ging.
Ik zeg niet, dat deze regeling in alle puntjes de juiste is,
maar aangezien door deze regeling in elk geval bereikt wordt
dat de arbeiders meer kunnen verdienen dan zij aan onder
steuning kunnen krijgen, acht ik het niet anders dan een
zedelijke verplichting voor hen om dit werk, hetwelk hun
wordt aangeboden, te accepteeren, vooral nu er nog bij komt,
gelijk ik reeds zeide, dat zij meer kunnen verdienen dan
Burgemeester en Wethouders in hun toelichting aangeven.
Burgemeester en Wethouders zeggen in dit Ingekomen
Stuk, dat de gemiddelde arbeider kan maken 3000 stuks in
de week. Nu zegt de heer van Stralen, dat het onderzoek
van de betreffende commissie van onderzoek alleen betroffen
heeft fabrieken, die altijd dit soort sigaren hebben ver
vaardigd en dat men daar dus zekere routine in dat werk
gekregen heeft. Maar laten die arbeiders, wanneer zij daar
aan het werk gezet worden, in de eerste weken slechts iets
meer verdienen dan zij nu aan ondersteuning krijgen; is dat
dan zoo erg? Na eenige weken hebben zij meer routine ge
kregen en verder zal men het voordeel kunnen bereiken, dat
het vervaardigen van dit soort sigaren van de Leidsche sigaren-
industrie een onderdeel zal worden.
Wat betreft de productie van senoritas per hoofd, in de
fabriek van Arendonck in België is de productie per sigaren
maker en per week 6000 stuks. In het desbetreffend rapport
staat hieromtrent:
»De werktijd bij de firma Gebr. Yersteppen te Arendonck be
draagt 8 uren per dag. Zonder de hulp van leerlingen wordt door
drie vierden der arbeiders een kwantum senoritas tusschen
de 4000 en 5000 gemaakt, eenigen komen tot 6000, terwijl
een 2-tal arbeiders tot 8500 fabriceerden. In den aanvang
werd minder gefabriceerd, doch door gestadige oefening wer
den deze kwantums geregeld door de arbeiders opgevoerd."
Omtrent de firma Gebrs. Klaassen te Hapert (N. B.) deelt
de commissie dit mede:
»Van deze 105 werklieden fabriceerden 38 werklieden van
2500 tot 3500 senoritas. De overigen kwamen gemiddeld van
4000 tot 4500, enkelen zelfs hooger. In den aanvang waren
al deze cijfers lager door gebrek aan kennis van het vak. Er
wordt geen gebruik gemaakt van leerlingen."
Hieruit blijkt, dat het zoo erg niet zou zijn wanneer de
arbeiders hier in de eerste weken desnoods onder de 3000
stuks bleven, want zij zouden dan in elk geval het vooruit
zicht hebben, dat zij de productie na verloop van tijd zouden
kunnen opvoeren, zoodat zij een behoorlijk weekloon zouden
verdienen.
In tegenstelling met de sociaal-democratische Raadsfractie,
die, gesteund door den heer Knuttel, zoo erg er tegen sputtert
dat door deze arbeiders gewerkt moet worden tegen een loon,
dat lager is dan het loon, dat in den laatsten tijd in de
industrie verdiend is, acht ik het doodeenvoudig een plicht
van de overheid en in dit opzicht juich ik het voorstel van
Burgemeester en Wethouders toe dat zij de menschen
leert werken en wel zoodanig dat zij meer verdienen dan
men anders aan ondersteuning zou krijgen.
Men kan de schouders er over ophalen en zeggen: dat is
toch niet de ideale toestand voor de arbeiders zelf; maar die
toestand lijkt mij toch veel idealer en opvoedender dan wan
neer wij hen weken lang door 's heeren straten moeten laten
kuieren en zij wekelijks zekere ondersteuning moeten krijgen
zonder daarvoor arbeid te verrichten.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wensch in de eerste plaats
iets te zeggen naar aanleiding van wat de heer Wilbrink in
het midden gebracht heeft.
Deze heeft zich een woord laten ontvallen, dat zeer leer
zaam is; hij heeft gezegd: de arbeiders moesten het prettiger
vinden om te werken dan om te bedelen bij het Burgerlijk
Armbestuur.
Wij hebben ons bij vroegere gelegenheden er tegen verzet
dat de werklooze arbeiders naar het Burgerlijk Armbestuur
verwezen zouden worden, maar wij zijn nooit zoover gegaan;
als wij toen het woord nbedelen" daarvoor gebruikt hadden,
dan zouden de heer Wilbrink en de zijnen de meest veront
waardigde gezichten gezet hebben. Toen werd van die zijde
gezegd: het was geen schande als men zich tot het Burgerlijk
Armbestuur moest wenden, de menschen konden er niets aan
doen; enz.: maar nu het hier gebruikt moet worden om het
loon te drukken en den arbeidstijd te verlengen, wordt het
in eens bedelen genoemd. Dan heeft de heer Oostdam ge
meend een buitengewoon goeden zet te doen met het Russische
wetboek van den arbeid. Hij had zich die moeite kunnen
besparen. Het spreekt van zelf dat een werklooze niet het
recht moet hebben om werk, dat voor hem geschikt is, te
weigeren, maar dan moet hem dat werk ook worden opge
dragen tegen standaardloon. Wanneer men de sigarenmakers
senoritas wilde laten maken tegen het bij collectief contract be
paald standaardloon ,dan zou ik het met den heerOostdam eens zij n.
De heer Heemskerk. Wat is het Russische'standaardloon?