MAANDAG 26 JUNI 1922.
293
Ik heb hiermede het standpunt van Burgemeester en Wet
houders kort verdedigd. Ik zou nu nog een opmerking willen
maken, meer van formeelen aard, over het voorstel van den
heer Knuttel.
Deze stelt voor om in plaats van de punten I tot en met
V te lezen, dat in deze gemeente voortaan slechts één soort
openbare school voor gewoon lager onderwijs zal bestaan.
Maar wanneer de punten I tot en met V verdwijnen en
daarvoor in de plaats komt hetgeen de heer Knuttel voorstelt,
dan zijn er, zeker tegen de bedoeling van den voorsteller,
geen uitgebreid lager onderwijsscholen en geen school voor
het 7de leerjaar. Dat alles staat in deze punten en wordt in
de verdere punten uitgewerkt.
Het komt mij dus voor, dat, mocht het voorstel van den
heer Knuttel onverhoopt worden aangenomen, de beraadslaging
geschorst zal moeten worden, want dan zullen Burgemeester
en Wethouders moeten nagaan hoe de verschillende punten
dan geregeld moeten worden. Zoo zonder meer zou het voor
stel niet aanvaard kunnen worden.
Ik zal thans gelegenheid geven voor de replieken, maar ik
zou den dames en heeren beleefd willen verzoeken zich
daarbij te bekorten. Wij moeten nog nagenoeg het geheele
plan afhandelen en ik blijf bij hetgeen ik in het begin reeds
zeide: niemand van ons zal te overtuigen zijn, ieder heeft op
dit stuk zijn meening en van elkander overtuigen zal wel
geen quaestie zijn.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik geloof, dat ik mij kan be
perken tot het beantwoorden van de opmerkingen van den
Wethouder, die trouwens nog het best in het geheugen van
de aanwezigen zullen liggen en die, zij het wat minder om
wonden, mede omvatten de opmerkingen van den heer
Meijnen.
In de eerste plaats de opmerking, dat bij mij volstrekt niet
dat misverstand bestaat, als zou er van de zijde van Burge
meester en Wethouders aangevoerd zijn, dat de kinderen uit
de volksklasse dommer zijn.
Ik kan mij in het algemeen zeer goed vereenigen met de
definitie, welke de Wethouder geeft, wat betreft den invloed
van het milieu op de vlugheid van ontwikkeling, op de gelegen
heid om thuis te werken, op hulp. en leiding bij het onderwijs.
Ik kan ook niet anders zeggen dan dat die dingen in het
algemeen juist zijn, maar juist omdat zij juist zijn, moeten
wij in de eerste plaats hebben de eenheidsschool. Wij
moeten de dingen, waarin volkskinderen achterstaan, niet
bestendigen, doch door die kinderen op school in aanraking
te brengen met kinderen uit een ander milieu en door voor
hen dezelfde eischen te stellen als voor die andere kinderen,
aan dien achterstand zooveel mogelijk tegemoet komen en
trachten dien weg te nemen. Dat is misschien idealistisch,
maar het is practisch tegelijk. Het is zeer zeker praktisch en,
waar van verschillende zijden die opmerking wordt gemaakt,
wil ik invlechten, dat zooeven door den Wethouder is gezegd,
dat wij allen het belang van de kinderen voor hadden. Ik
heb toen geroepen: »de vraag is van welke kinderen" en ik
hoor uit de interruptie's, dat het gaat om de kinderen van
de bourgeoisie, waaraan de ontwikkelingsmogelijkheid van het
arbeiderskind wordt opgeofferd. Het is zeker, dat op deze
wijze twee dingen gebeuren: in de eerste plaats blijft de
achterstand bestaan en die heeft kans, omdat de scholen
zich aan dien achterstand aanpassen, in den loop der school
jaren eerder grooter dan kleiner te worden. In de tweede
plaats wordt daardoor niet de noodzakelijkheid gevoeld om
aan dien invloed van het milieu een einde te maken. Als de
kinderen yan de bourgeoisie in hun vlucht van ontwikkeling
worden teruggehouden door de kinderen, met wie zij op de
schoolbanken zaten en die in ongunstige omstandigheden
verkeerden, dan zou dat een prachtige prikkel zijn om
eindelijk eens aan den ongunstigen toestand van het arbeiders
kind een eind te maken en in dat opzicht krachtig in te
grijpen. Daarom zou ik gaarne de kinderen van de bour
geoisie willen dwingen met de arbeiderskinderen op dezelfde
schoolbanken te zitten, niet uit een oogpunt van verbroedering,
maar uit twee oogpunten, vooreerst dat door de kinderen uit
verschillend milieu met elkander in aanraking te brengen op
de school die kinderen zich meer aan elkander aanpassen en
daardoor de invloed van hel milieq wordt verminderd, en in
de tweede plaats, dat het een prikkel zou zijn om de ergste
kanten van datgene, waarin het arbeiderskind achterstaat,
weg te nemen. Dat daardoor de kinderen van de bourgeoisie
zich wat minder vlug zouden ontwikkelen, geef ik toe, maar
wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen. Hier moeten de
belangen van de kinderen uit de groote massa het zwaarst
wegen.
De argumenten, door den Wethouder gebezigd, waren niet
van de gelukkigste. Hij heeft het gehad over het doel van
het onderwijs, dat in het oog moest worden gehouden, en hij
heeft gezegd, dat de kinderen als regel blijven in het milieu,
waaruit zij voortkomen, en dat het de ouders niet convenieert
hen meer te laten leeren. Indien het de regel is, dat de kinderen
in hun milieu blijven, dan moet met dien regel gebroken
worden, en een van de middelen om dat te bereiken is de
eenheidsschool. Het is een schande voor de maatschappij, dat
massa's kindereu, die absoluut ongeschikt zijn om het middel
baar en hooger onderwijs te volgen, de inrichtingen voor
die soorten onderwijs bezoeken. Jk ben zelf drie jaar leeraar
aan een Gymnasium geweest en ik kan er dus over meespre
ken. Het meerendeel van de leerlingen is onbekwaam om het
gymnasiaal onderwijs te volgen, maar omdat de ouders niet
gaarne zien en daarvoor is in deze maatschappij iets te
zeggen dat hun kinderen langs een omweg tot het prole
tariaat afdalen en minder in aanzien worden, laten zij hen,
teneinde hen hoogerop te brengen, dat middelbaar en hooger
onderwijs volgen. Het is een feit, dat de meerderheid van
de kinderen op die scholen niet op haar plaats is, omdat zij
het onderwijs niet kunnen volgen en daaraan dus geen
behoefte hebben, zoodat zij daarvan verwijderd moesten
worden" om plaats te maken voor kinderen, die wel voor dat
onderwijs geschikt zijn, maar daarvan verstoken blijven, omdat
het hun ouders niet convenieert de kosten daarvan te betalen
en omdat nu eenmaal de regel bestaat, dat een kind in zijn
milieu blijft. Wij willen alle scholen maken tot voorberei
dingsscholen voor het hooger onderwijs. Wil men een regeling
maken in de practijk, waarbij men een bepaalde splitsing naar de
capaciteiten gaat invoeren, mijns inziens is dat tot het 12e
jaar der kinderen niet noodig, maar daarover zou te praten
zijni Mijns inziens zou trouwens het belang van het onderwijs
eischen, dat het eind van het lager onderwijs en het begin
van het middelbaar en het hooger onderwijs werd verlegd
van het twaalfde naar het veertiende jaar, en ik geloof, dat
daarover onder de paedagogen niet zooveel verschil van mee
ning bestaat, maar dat het niet gebeurt, is een gevolg van
traagheid, laksheid, onverschilligheid en hechten aan traditie.
Het is niet in het belang van het onderwijs. Het besparen
van onnutten ballast zou voor de kinderen, die nu op examens
worden afgericht, wel goed zijn. Er is aan het onderwijs nog
zeer veel te verbeteren.
Ik betreur het, dat wij hier in den Raad eigenlijk niet
eens daarop kunnen ingaan, omdat de wet ons, wat betreft
de inrichting der scholen in het algemeen, vrijwel aan handen
en voeten bindt, ook door de schoolinspectie, enz. Maar
dat de scholen veel meer africhtingsscholen zijn dan ontwikke-
lingsscholen, blijft waar en dat geldt in de hoogste mate van de
le klasse-scholen. Daar wordt meer kennis bijgebracht maar
of ze als algemeen vormende scholen beter zijn, betwijfel ik
ten zeerste.
De heer Wilmer. En u wilt den anderen kinderen ook dat
onderwijs geven?
De heer Knuttel. Ik wil allen kinderen hetzelfde onderwijs
geven.
De heer Wilmer. Dat onderwijs moet zoo zijn dat de
kinderen naar het Gymnasium en de Hoogere Burgerschool
kunnen gaan.
De heer Knuttel. Dan zouden Gymnasium en Hoogere
Burgerschool zich naar de lagere school hebben te richten.
Men stelle zich eens voor, dat wij ons door al zulke papieren
bezwaren bij alle mogelijke hervormingen lieten tegenhouden!
Dat zou wel gemakkelijk zijn. Bij alles wat men wil komt
men voor een hekje te staandat weet ik welmaar die
hekjes wil ik meteen omgooien. Als het Gymnasium te Leiden
zonder leerlingen kwam te zitten ten gevolge van die »gekke"
inrichting van het lager onderwijs hier, dan zou het Gym
nasium wel moeten denkenhoe kom ik aan leerlingen Dan
zou het zeggen: ik zal mijn examen veranderen.
De dingen, welke ik verdedig, worden niet alleen te Leiden
maar ook in andere plaatsen verdedigd. Het gaat met al die
dingen zoo: men doet, alsof' zoo iets speciaal het idee is van
een toevallig, halfwijs Leidsch gemeenteraadslid, waarvan
verder op de wereld geen sprake is. Het is diezelfde rede
neering, waarmede de patroons de arbeiders gelukkig maken
als dezen om loonsverhooging komen, dan wijzen die patroons
op de concurentie, evenzoo redeneert men, dat, als Leiden het
alleen deed, onze gemeente 'er mede zou komen te zitten.
Wij komen tpch voor allerlei dingen te zittenik weet wel
degelijk, dat, wanneer wij de eenheidsschool invoerden, dan
de ouders veel van die bijzondere schooltjes zouden gaan op
richten. En natuurlijk, ik stel mij dan ook in het geheel niet
voor, dat ik eigenlijk met het aannemen van mijn amende
ment veel van practischen aard zou bereiken. Wij weten
allen hoe het in deze kapitalistische maatschappij gaat: wat
men aan den eenen kant heeft verloren en heeft moeten toe
geven, tracht men door een nieuw hekje te plaatsen weder
zoo spoedig mogelijk ongedaan te maken.
Wij zullen dan ook niet een goede regeling krijgen, zoo-