127
2°. twee strooken grond, in totaal groot 242 Ma., beoosten
het Gymnasiumterrein op de teekening A m geel aangegeven
B. de Gemeente aan het Rijk kosteloos in eigendom
afstaat
1°. een stukje grond van het Gymnasiumterrein, groot
3V2 M2.,*op de teekening in rood aangeduid;
2°. de strook grond, groot 425 M2., bedoeld sub II en
Waarbij deze strook grond, in afwachting van de overdracht,
tegen eene recognitie van 1.per jaar aan het Rijk tot
wederopzeggens in gebruik wordt afgestaan, zonder dat ter
zake van de afscheiding, schuttinggelden verschuldigd zijn.
C. op den door de gemeente in eigendom aan het Rijk
en op den door het Rijk aan de gemeente over te dragen
grond een servituut wordt gelegd, dat daarop niet mag
worden gebouwd, met die verstande evenwel, dat zulks niet
geldt voor het reeds bebouwde gedeelte van het aan de
gemeente in eigendom over te dragen terrein sub III A 1°
en voor het aan het Rijk over te dragen stukje grond, groot
31/« M2., op de teekening A in rood aangegeven en voorts,
dat het geoorloofd zal zijn op den aan het Gymnasium
terrein toe te voegen grond een rijwielenbergplaats te bouwen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
K°. 200. Leiden, 8 Juli 1922.
Ingevolge het bepaalde bij art. 15 der Leerplichtwet
moeten door Uwe Vergadering bij verordening een of meer
tijdvakken worden aangewezen, te zamen uitmakende ten
hoogste vier weken, binnen welke met uitsluiting van de
overige tijden van het jaar, door den Inspecteur van het
lager onderwijs ingevolge art. 13 dier wet aan leerplichtige
kinderen vergunning kan worden verleend om jaarlijks voor
ten hoogste 2 weken ten behoeve van werkzaamheden in
of voor de bedrijven van landbouw, tuinbouw of veehouderij
(z. g. „landbouwverloven") de school tijdelijk niet te bezoeken.
Van deskundige zijde werd ons medegedeeld, dat als zoodanig
voor deze gemeente het meest aangewezen zijn de 2e helft van
Juni en de 2e en 3e week van October. Wel is waar zullen
dan dit jaar in eerstgenoemd tijdvak geen verloven kunnen
worden verleend, maar aangezien de verordening ook voor
volgende jaren zal gelden en het naar onze meening zelden
zal voorkomen, dat zulk een verlof wordt gevraagd, meenen
wij, dat tegen vaststelling van deze tijdvakken geen bezwaar
behoeft te bestaan.
Onder mededeeling, dat de Inspecteur van het L. O. in
deze inspectie zich met het bovenstaande kan vereenigen,
geven wij U in overweging over te gaan tot vaststelling
van de navolgende verordening.
VERORDENING,
als bedoeld in artikel 15 der Leerplichtwet.
Eenig artikel.
Als tijdvakken, binnen welke met uitsluiting van de overige
tijden van het jaar, de vergunningen, bedoeld in het eerste
lid van artikel 13 der Leerplichtwet, kunnen worden ver
leend, worden aangewezen de laatste twee volle weken in
Juni en de tweede en derde volle week van October.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 201. Leiden, 10 Juli 1922.
Aangezien de Huurcommissie met 1 October a.s. het thans
bij haar in gebruik zijnde perceel aan de Kloksteeg zal
verlaten, heeft zij tot ons College het verzoek g richt, voor
haar dienst de beschikking te mogen hebben over een
tweetal bovenvertrekken van het perceel Breestraat 119.
Een dier bovenkamers wordt in den regel één avond in de
week gebruikt ten behoeve van de steunverleenini aan de
uitgetrokken sigarenmakers, terwijl het andere vertrek zoo
nu en dan in gebruik is bij de Commissie voor Schoolkinder
voeding en -kleeding. Het medegebruik van deze kamers
donr de Huurcommissie ontmoet echter, naar ons is gebleken,
geen bezwaar.
De Huurcommissie is bereid voor de vertrekken, met
inbegrip van het gebruik van vuur en licht, een huurprijs
van 50.per maand te betalen, met welken prijs naar
onze meening genoegen kan worden genomen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de
twee vermelde bovenvertrekken van het perceel Breestraat
119, waarvan het eene grenst aan het Bureau voor de Werk
loosheidverzekering en het andere aan de binnenplaats, te
verhuren aan de Huurcommissie te Leiden tegen een huur
prijs van 50.— per maand, met inbegrip van vuur en
licht en verder, onder voorwaarde:
1°. dat de huur wordt aangegaan voor den tijd van drie
maanden, ingaande 1 October 1922, met stilzwijgende ver
lenging van kwartaal tot kwartaal, tenzij een der partijen
de overeenkomst ten minste drie maanden tevoren schrif
telijk opzegt;
2°. dat de Huurcommissie er in bewilligt, dat de vertrekken
op den bestaanden voet mede in gebruik blijven bij de
Commissie voor Schoolkindervoeding en -kleeding en ten
behoeve van de steunverleening aan de uitgetrokken sigaren
makers; en voorts onder de bij de gemeente gebruikelijke
voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 202. Leiden, 10 Juli 1922.
In haar ter visie liggend adres verzoekt de Leidsche
Christelijke Korfbalclub „Pernix" een geschikt terrein ter
grootte van ongeveer 30 X 90 M. te mogen huren voor het
houden van oefeningen en wedstrijden. Overeenkomstig het
gevoelen van de Commissie van Beheer over het Grondbe
drijf komt het ons voor, dat voor dit doel zou kunnen wor
den afgestaan de langs de Ftuinstraat gelegen strook grond,
op de situatie met de letter A aangeduid. De vereeniging
is genegen voor dit terrein ter oppervlakte van 2500 M2
een huurprijs van 150.per jaar te betalen, terwijl zij
zich voorts kan vereenigen met de voorwaarde, dat de
gemeente te allen tijde het recht heeft de huur met een
termijn van 3 maanden op te zeggen, welk recht de gemeente
zich met het oog op eventueele bebouwing van het terrein
dient voor te behouden.
Met het oog op den korten opzegtermijn is de geboden
huurprijs alleszins voldoende te noemen en wij geven Uwe
Vergadering mitsdien in overweging, de strook grond aan
de Fruinstraat, groot 2500 M.2, op de bijbehoorende tee
kening aangeduid door de letter A, tegen een prijs van
150.'s jaars te verhuren aan de Leidsche Christelijke
Korfbalclub „Pernix" voor het houden van oefeningen en
wedstrijden, onder voorwaarde:
1". dat de verhuring geschiedt tot wederopzeggens, met
dien verstande, dat het terrein uiterlijk binnen drie maanden
na de dagteekening der opzegging geheel ontruimd ter be
schikking van de gemeente moet worden gesteld, zonder
dat de gemeente tot eenigerlei schadevergoeding verplicht
zal zijn;
2°. dat de verhuring ingaat op een nader door ons College
te bepalen datum;
en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voor
waarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 203. Leiden, 10 Juli 1922.
Bij Uw op den 3den April j.l. genomen besluit om voort
te gaan met de doorvoering der reorganisatie van de Hoogere
Burgerschool voor meisjes, werd tevens besloten met ingang
van 1 September a.s. het schoolgeld voor die school geheel
in overeenstemming te brengen met dat, verschuldigd voor
de Hoogere Burgerschool voor jongens en het Gymnasium.
In ons betrekkelijk praeadvies' merkten wij op, dat er naar
onze meening geene aanleiding bestond om het hoogere
schoolgeld voor de buitenleerlingen te handhaven en dat
wij het ook zeer waarschijnlijk achtten, dat dit als voorwaarde
aan de rijkssubsidie voor de school zoude worden verbonden.
Het zal U wellicht bekend zijn, dat de Middelbaar-Onder
wijswet intusschen reeds in dien zin gewijzigd is, dat, met
ingang van 1 September a.s., tot eene van Rijkswege gesub
sidieerde gemeentelijke hoogere burgerschool aan leerlingen uit
andere gemeenten bp gelijken voet toegang moet worden
verleend als aan de leerlingen uit de gemeente, waar de
school is gevestigd.
Ter uitvoering van Uw genoemd besluit bieden wij U
hierbij een ontwerp-wijzigingsverordening ter vaststelling
aan. Aangezien de wijziging zich bepaalt tot schrapping uit
de schoolgeldverordening van al hetgeen betrekking heeft
op het hoogere schoolgeld voor de buitenleerlingen der
Hoogere Burgerschool voor meisjes, vereischt het ontwerp
o. i. geen verdere toelichting.
Binnen korten tijd hopen wij bij U een voorstel in te