125
Opgave van de ambtenaren dezer gemeente, die in het genot zijn gesteld van één of meer vervroegde
periodieke verhoogingen van wedde, gedurende het 2e kwartaal 1922.
Stedelijke Fabrieken van Gas en Eleetrieiteit.
1
Ph. A. Jordaans
adm. ambt. 3e kl.
2400 p. j.
2500.p. j.
1 April 1922
1
2
C. G. Neuteboom
controleur 2e kl.
„1400.—
„1600.—
idem
2
3
J. Slager
idem
idem
2
4
J. Schouten
machinist
IV
31.05 p. w.
33.75 p. w.
idem
3
Gemeentewerken.
5 A. J. Leget adj. techn. ambt. 2000.p. j. 2100.p. j. 1 April 1922 1
N°. 195. Leiden, 3 Juli 1922.
Ter voldoening aan het bepaalde bij art. 1 der verorde
ning van 1 Juni 1911, houdende Reglement van de Gemeen
telijke Bank van Leening te Leiden, hebben wij de eer U,
ter vervulling van de vacature van Commissaris dier instel
ling, welke op 1 Juli j.l. is ontstaan door de periodieke
aftreding van den heer G. H. Kokxhoorn, na raadpleging
van Commissarissen, het volgende dubbeltal aan te bieden:
10. G. H. KOKXHOORN,
20. P. G. H. GERLINGS.
Wij verzoeken U alsnu tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 196. Leiden, 7 Juli 1922.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van Dr. J. C. M.
Timmermans bestaat bij ons college geenerlei bezwaar.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien, overeenkomstig de
in de Leeskamer liggende adviezen, in overweging Dr. J. C. M.
Timmermans wederom voor den tijd van drie jaren, gere
kend te zijn ingegaan 1 Juli j.l., te bestendigen in de betrekking
van Stadsgeneesheer.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 22 Juni 1922.
Aan den Edelachtbaren Raad der gemeente Leiden
Verzoekt ondergeteekende hem te willen continueeren in
zijn betrekking van stadsgeneeskundige.
Met verschuldigde hoogachting
Dr. J. C. M. Timmermans.
N°. 197. Leiden, 7 Juli 1922.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer
G. H. Nuesink bestaat bij ons College geen bezwaar. Mits-
diein geven wij Uwe Vergadering in overweging aan den
heer G. H. Nuesink, op zijn verzoek, eervol ontslag te ver-
leenen als onderwijzer aan de openbare lagere school der
3e klasse No. 6.
Aan den Gemeenteraad. Burg.' en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Edelachtbaar College.
Ondergeteekende Gerard Heinrich Nuesink, onderwijzer
bij het openbaar lager onderwijs in Uwe Gemeente, wendt
zich tot Uw College met het beleefd verzoek hem, tegen
een nader door U vast te stellen datum en behoudens zijn
aanspraak op pensioen, wegens gezondheidsredenen, eervol
ontslag te verleenen uit zijne betrekking als onderwijzer.
Hetwelk doende,
UEdelachtb. dienstw. dien.
G. H. Nuesink.
Leiden, 27 April 1922, Rijn- en Schiekade 91.
N°. 198. Leiden, 7 Juli 1922.
Bij schrijven van 13/19 Juni j.l. deelden Gedeputeerde
Staten ons, naar aanleiding van de ter Koninklijke goed
keuring ingezonden verordening van 6 Februari j.l., houdende
wijziging van de verordening van 9 Mei 1921 (Gem.Blad
no. 20) op de heffing eener plaatselijke belasting naar het
inkomen (zie Ingek. Stukken no. 34 van 1922) mede, dat
het voorgestelde maximum-vermenigvuldigingscijfer 1.5 den
Minister van Binnenlandsche Zaken te hoog voorkwam en
dat naar diens oordeel bij een maximumfactor van 1.25
de toelaatbare grens van heffing was bereikt.
Voorts achtte de Minister de bepaling, dat zuivere in
komens beneden 800.buiten de belasting zouden vallen
in strijd met de in Provinciaal Blad no. 91 van 1921 opge
nomen aanschrijving. Volgens de uitlegging, die de Minister
thans aan die aanschrijving geeft, moet de in artikel 243<f
der Gemeentewet bedoelde marge, d. i. de marge, waarmede
het laagste in de belasting te betrekken zuivere inkomen
den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud mag over
treffen, voor alle belastingplichtigen gelijk zijn en mag zij
tevens niet meer dan 200.bedragen.
Aan het eerste van 's Ministers bezwaren kan naar onze
meening gereedelijk worden tegemoet gekomen, vermits het
thans voor het belastingjaar 1922/'23 vastgestelde vermenig
vuldigingscijf er is bepaald op 1. Mocht dit cijfer in de toe
komst onverhoopt boven 1.25 stijgen, hetgeen wij echter
niet waarschijnlijk achten, dan zal uit den aard der zaak
op goedkeuring van een hooger maximum moeten worden
aangedrongen.
Ten opzichte van het tweede bezwaar meenen wij er op
te moeten wijzen, dat in de aanschrijving, naar welke de
Minister verwijst, de wensclielijkheid werd uitgesproken, dat
de gemeentebesturen door vrijgevige toepassing van art. 243d,
laatste lid der gemeentewet, bij de vaststelling van veror
deningen tot heffing van de inkomstenbelasting er naar
zouden streven zuivere inkomens van minder dan 800.
buiten de belasting te doen blijven. Aanleiding hiertoe vond
de Minister in de omstandigheid, dat de Rijksheffing begint
bij een inkomen van 800.en de Rijksbelasting-admini-
nistratie ten behoeve van die gemeenten, welke belasting
heffen van inkomens beneden die grens, vele werkzaamheden
zou moeten verrichten en dit tot zeer groote kosten voor
het Rijk zou leiden.
Weliswaar werd door den Minister hieraan toegevoegd, dat
de marge, waarmede het laagste, in de belasting te betrekken,
zuivere inkomen den aftiek voor noodzakelijk levensonder
houd mag overtreffen niet hooger ware te stellen dan
200.doch wij konden hierin allerminst een voorschrift
zien, waarvan zelfs geen kleine afwijking zou worden toe
gestaan en wij meenden daarom,, dat voldoende met de
bedoeling van den Minister werd rekening gehouden, indien
in de verordening werd bepaald, dat de heffing voortaan
zou aanvangen bij een inkomen van 800.De door den
Minister bedoelde marge was dan, ver. i, its de aftrek voor
noodzakelijk levensonderhoud voor gehuwden 700.en
voor ongehuwden 500.bedraagt, zeer gering, n.l. voor
gehuwden zonder kinderen 100.en voor de weinig talrijke
ongehuwde belastingplichtigen 300.
Ten overvloede is dezerzijds nog ter bevoegder plaatse
geïnformeerd, of een dergelijke regeling de vereischte goed
keuring zou verkrijgen. En eerst na bevestigend antwoord
dienden wij ons voorstel bij U in.
Het bevreemdt ons dan ook ten zeerste dat de Minister
thans niet alleen uitdrukkelijk wenscht, dat de marge in
-ö
WEDDE
a,
•VJ O
B O
O bJD
Volgnummt
NAAM.
RANG.
Groep van
loontabel.
waarop de betrokken
ambtenaar volgens de
verordening aan
spraak zou kunnen
maken.
hem
die iis toe-
haar
gekend.
Datum
vau ingang.
Aantal toegek
vervroegd
>er. verhoogin
AANMERKINGEN.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
„1400.—
1600.—