320 MAANDAG 26 JUNI 1922. dellijk naar zulk een aannemer te begeven om te vragen om ook in aanmerking te komen voor de leverantie. Dat is niet geschied. Maar men heeft aanvraag gedaan bij die menschen ik wil niet zeggen bij allen, misschien bij de kleinere fabrikanten ïiiet doch zij konden het niet binnen den daarvoor bestemden tijd vervaardigen. Zij hebben daarvoor dus moeten bedanken. Ik wil er de menschen niet hard om vallen, dat het aldus gegaan is, maar men vergete niet, dat het ook werkelijk van beteekenis is als men zulk een bestelling krijgt. Nu zegt de heer Piekaar, dat men elders ook niet in zoo korten tijd kon leveren. Dat kon men daar wel degelijk; daar heeft men heel wat in voorraad liggen en is men speciaal ingericht op het vervaardigen van die dingen. Dat moet de heer Piekaar even goed weten als ik het weet. Ik geloof, dat wij op die manier eigenlijk voortdurend bezig kunnen zijn, en de heer Piekaar zal wel nog weder het noodige aan te merken hebben op wat ik nu geantwoord heb; maar mijn overtuiging is, dat op het beleid van Burgemeester en Wethouders in deze geen gegronde aanmerking kan gemaakt worden. Ik althans hoop er toe mede te werken om in het vervolg geen anderen weg in te slaan dan dezen weg, want dan bewandelen wij een weg, die in het belang van de ingezetenen van Leiden is. Het zal zeker hen, die dergelijke artikelen vervaardigen, welke voor zulk een bouwwerk noodig zijn, prikkelen om ook hun best te doen om voor leverantie in aanmerking te komen. De heer de Lange. M. d. V. Ik wil alleen even attendeeren op een uitdrukking van den heer Piekaar, namelijk dat het bestek moet uitgevoerd worden. Ik vertrouw, dat we dat allen met den heer Piekaar eens zullen zijn. En daarom wil ik erop wijzen, dat hier het bestek is uit gevoerd. Het bestek zegt, dat zeker timmerwerk alleen met dispensatie van Burgemeester en Wethouders buiten de gemeente mag gemaakt worden; welnu, de dispensatie is ge vraagd en verleend, dus er is overeenkomstig het bestek gehandeld. De heer Jan de Lange. M. d. V. De dispensatie, welke door Burgemeester en Wethouders is gegeven aan den aan nemer van «Tuinstadwijk" om zijn timmerwerk buiten de stad te doen vervaardigen, is wel verleend, nadat de timmer- f abrikanten hier ter stede zij hebben dat zei ven verklaard voor de levering hadden bedankt, maar ik betwijfel of de •inlichtingen, welke de aannemer van «Tuinstadwijk" heeft verstrekt, wel juist zijn. De timmerfabrikanten te Leiden hebben namelijk voor dat werk bedankt, omdat de termijn van aflevering van het timmerwerk het is al het timmerwerk, uitgezonderd de deuren door den aannemer veel te kort was gesteld. Nu blijkt achteraf, dat ook de timmerfabrikanten buiten de stad het werk niet in dien korten tijd hebben kunnen maken, zoodat op de aflevering wordt gewacht en het werk niet op tijd klaar is. Verder wil ik er de aandacht op vestigen, dat in eerste instantie niet alle timmerfabrikanten zijn gevraagd. Het is best mogelijk, dat degenen, die niet gevraagd zijn, het werk wel in dien tijd hadden kunnen maken, en daarom zou ik aan Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven om, als in het vervolg weer aanvragen om dispensatie van dergelijke bepalingen inkomen, zeer voorzichtig te handelen. Ik hoorde Zaterdag van timmerlieden, dat het gerucht de ronde doet, dat in het bestek voor den bouw van een Broeder en Zusterhuis bij Endegeest ook wel een dergelijke bepaling staat, maar dat de aannemers zeggen, dat die bepaling toch niets geeft. De heer Piekaar. Die lappen zij aan hun laars. De heer Jan de Lange. Ik geef Burgemeester en Wet houders daarom in overweging om, als er dispensatie wordt gevraagd, deze niet te verleenen, alvorens te hebben geïn formeerd of er hier ter stede niet timmerfabrikanten zijn, die het timmerwerk willen leveren. De heer Wilbrink. M. d. V. Ik wensch te doen opmerken, dat de bewering van den heer Piekaar, als zou het hier alleen om het belang van de arbeiders gaan, hiet juist is. Indien er hier ter stede slechts een paar timmerfabrikanten waren, die in aanmerking moesten komen voor de levering van het timmerwerk, dan zouden die de gemeenschap kunnen uit buiten, wetende dat er op grond van de besteksbepalingen geen concurrentie was en aan een van hen het werk moest worden opgedragen. Ten slotte wil ik deze opmerking maken, dat te Haarlem, waar het timmerwerk voor «Tuinstadwijk''wordt gemaakt, de loonen volstrekt niet lager zijn dan hier ter stede. De heer Piekaar. M. d. V. Wij kunnen er lang en breed over praten, maar ik houd vol wat ik in eerste instantie heb gezegdwij moeten rekening houden met de besteksbepalingen. Ook de heer Jan de Lange heeft datzelfde opgemerkt en toen heb ik bij wijze van interruptie hem toegevoegd: die bepaling, waarover het hier gaat, lappen de aannemers aan hun laars. Die heeren krijgen een vrij mandaat, als zij bij het gemeente bestuur met verschillen in prijs komen. Het is heel gemak kelijk om te zeggen, dat men te Hoorn voor de levering van de trappen goedkooper terecht kan dit is ook wel mogelijk, omdat daar de loonen lager zijn maar daarmede hebben wij geen rekening te houden. Moeten wij de arbeiders hier zonder werk laten loopen, omdat te Hoorn de loonen lager zijn? Zooals beweerd wordt, worden de trappen voor belachelijk lage prijzen van uit Hoorn geleverd, namelijk voor 63. per trap, maar ik vraag aan de deskundige menschen, die hier aanwezig zijn, of de levering voor dien prijs kan ge schieden. Het is niet mogelijk, maar de aannemers geven een voudig een ontzettend lagen prijs op om hun zin te krijgen. Vraagt men mij nu dat te bewijzen, dan kan ik dat niet, maar dit is toch zeker, dat het werk voor den prijs, welken zij opgeven, niet gemaakt kan worden. Er wordt wel beweerd door den Wethouder, dat men in andere plaatsen die kozijnen klaar heeft liggen, maar dat is niet waar, want op geen enkele fabriek heeft men kozijnen in voorraad. Kozijnen worden altijd op maat opgegeven en men kan die niet voor handen hebben, het zijn geen vaste maten, er is altijd ver schil in en althans voor den schoolbouw is het onmogelijk. Indien de Wethouder zich blijft stellen op het standpunt, dat hij heden verdedigd heeft, dan krijgen de aannemers de dispensatie altijd en blijven de Leidsche werklieden steeds zonder werk. Men vreest, dat de gemeente er niet mede gebaat zal zijn, als de aannemers genoodzaakt zijn zich aan de besteksbe palingen te houden, omdat zij dan wel eens door enkele timmer fabrikanten zouden kunnen worden uitgebuit, maar dan vergeet men toch, dat het werk reeds was uitbesteed en was aange nomen, terwijl verschillende aannemers daarbij met elkander hadden geconcurreerd. Ik zou wel eens willen hooren wat de heer Wilbrink zou zeggen, indien was voorgeschreven, dat de zandlevering door ingezetenen van Leiden moest plaats hebben, en men dan het zand van buiten ging betrekken, bijvoorbeeld uit Katwijk, door Katwijkers, omdat men het daar goedkooper kon leveren dan hij. Ik zou wel eens willen weten, wanneer de Katwijkers met het zand weggingen, dat de heer Wilbrink gaarne zou willlen lossen, wat hij daarvan zou zeggen. Dan zou hij precies in mijn lijn zijn. De heer Mulder. Wij kunnen er nog lang over redeneeren, maar ik zou wel eens willen vernemen, hoe de heer Piekaar er over oordeelt, dat, terwijl er hier een werk is, de belang hebbenden er zelf niet op uittrekken om te vragen, of zij mogen mededingen. Daarvan hangt veel af. De heer Piekaar. Dat is niet noodig. Bij de aanwijzing is er op gewezen, dat het werk door Leidsche arbeidskrachten moet uitgevoerd worden; de timmerfabrikanten mochten dus verwachten, dat hun prijsopgaaf zou gevraagd worden. Dat kan niet anders. Maar ook om tactische redenen zijn die fabrikanten natuurlijk niet naar den aannemer gegaan. Ik ga liever ook niet naar een aannemer om te vragen ol hij werk voor mij heeft. Ik laat hem ook liever bij mij komen. De heer Mulder. U is geen zakenman, maar ieder zaken man trekt er op uit. De Voorzitter. Wanneer verder niemand hierover het woord verlangt, dan is deze interpellatie beëindigd. Ik geef thans het woord aan den heer Pera om een vraag te beantwoorden, die de heer Sijtsma in de vorige vergade ring gedaan heeft. De heer Pera. M. d. V. De heer Sijtsma heeft de vraag gesteld, of bij de werkverschaffing wel een regelmatige afwis seling van werklieden plaats heeft. Ik had er toen direct op kunnen antwoorden, voor zoover ik met de regeling bekend was, maar ik wist niet of in den laatsten tijd nog iets bijzonders had plaats gehad, wat den heer Sijtsma misschien reden had gegeven om die vraag te stellen. Bij onderzoek is mij gebleken, dat er niets bijzonders heeft plaats gehad. Alleen moet opgemerkt worden, dat men van achter de schrijftafel zeer gemakkelijk kan zeggen, dat na zooveel tijd een geregelde wisseling van werklieden plaats heeft. Er komen evenwel bij de werken dingen voor, waar mede rekening gehouden moet worden. In het algemeen genomen heeft om de ongeveer 8 weken een wisseling van werklieden plaats; maar nu komt het voor dat in zeker geval wel eens werklieden aan het werk gelaten worden en dat is om de zaak een goed verloop te doen hebben. De werklieden, die aan het werk blijven of gelaten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 32