MAANDAG 26 JUNI 1922. 299 zou ik noch voor het onderwijs noch voor de leerlingen wenschelijk achten. Er zijn mij ook nog eenige vragen gesteld. Er is gevraagd: kunnen alle leerlingen wel in de lokalen van die eene school ondergebracht worden? Ik kan op die vraag natuurlijk geen afdoend antwoord geven, daar ik niet in de toekomst kan kijken. Ik vermoed echter, dat alle kinderen in de school Aalmarkt ondergebracht zullen kunnen worden. Er gaan verschillende kinderen naar de nieuwe school in het Noordeinde. Hier staat echter weer tegenover, dat wij op die school kinderen zullen krijgen uit die kringen, waaruit wij vroeger op die school geen kinderen hadden. Nu weet ik niet wat tlomineeren zal: de winst of het verlies. Blijkt later, dat de school niet groot genoeg is, dan zullen wij maatregelen moeten treffen. Een tijdelijke maatregel zou kunnen zijn een klasse van die school tijdelijk onder te brengen in de school van mejuffrouw Wissel op de Breestraat. Dat is geen ideale toestand, maar omgekeerd is het ook jaren lang gebeurd. Die scholen hebben aan den achterkant verbinding met elkander. Bovendien verkeeren wij in de gelukkige omstandigheid, dat het gebouw naast de school, waarin de gemeente-apotheek is gevestigd, leeg komt. Dus wanneer uitbreiding der school noodig is dan kunnen wij dat huis met daarbij behoorenden tuin er bij trekken. De heer Meijnen heeft gevraagd, of de leerlingen op die school, die mochten blijken niet mede te kunnen en niet geschikt te zijn voor Gymnasium of Hoogere Burgerschool, niet naar een andere school verplaatst zullen kuunen worden. Het spreekt van zelf, gelijk de heer de Lange reeds terecht heeft opgemerkt, dat dit mogelijk is: als de ouders bemer ken, dat het met die kinderen op die school niet gaat en dat zij toch niet naar Gymnasium of Hoogere Burgerschool kun nen gaan, dan zullen zulke kinderen natuurlijk naar een andere school overgeplaatst worden. Ik zou er tegen zijn om het woord «uitsluitend" om die reden te gaan veranderen in «voornamelijk". Wij moeten deze school houden als uitsluitend bestemd, natuurlijk voor zoover men dat van te voren kan zeggen, voor a.s. leerlingen van Gymnasium en Hoogere Burgerschool. Ik ben bang, als wij hier van «voornamelijk" spreken, dat wij dan ouders zullen krijgen die zeggen: mijn kind gaat later wel niet naar Gymnasium of Hoogere Burgerschool, maar ik wil het toch op deze school hebben. Wanneer hier gesproken wordt van «uitsluitend", dan hebben wij het recht te zeggen, wat vooral van belang is met het oog op de beperkte ruimte op deze school als ge uw kind later niet naar Gymnasium of Hoogere Burger school stuurt, kan uw kind op deze school niet geplaatst worden. De heer Eerdmans wil geen melding gemaakt zien van de school op de Aalmarkt, maar dat zou, gelijk de heer de Lange reeds heeft gezegd, in strijd met de wet zijn. De Raad moet bepalen waar een school gevestigd wordt (art. 23 der Lager Onderwijswet). Dus wij kunnen niet zeggen: die school zal zus en zoo ingericht zijn en wij laten aan Burgemeester en Wethouders over om te bepalen, in welk gebouw die school zal gehuisvest worden. Er is trouwens in het geheel geen bezwaar tegen om thans te bepalen, dat de school aan de Aalmarkt de opleidingsschool voor Gymnasium en Hoogere Burgerschool zal zijn. Mocht later zich de vraag voordoen, of het niet beter zou zijn de school ergens anders te vestigen, wat zou ons dan beletten een nieuw Raadsbesluit te nemen? Wij maken deze bepalin gen toch niet voor eeuwen. Elk oogenblik kan er met, goed vinden van den Raad verandering in aangebracht worden. De heer van Hamel. Ik stel er geen prijs op, dat het woord «uitsluitend" vervangen wordt door «voornamelijk". De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van Mevrouw van Itallievan Embden en den heer Sijtsma wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Splinter, Kuivenhoven, Meijnen, Wilmer, Huurman, Oostdam, Stijnman, de Lange, van Hamel, Bisschop, Sanders, Eerdmans, Jan de Lange, Schoneveld, Heemskerk, Pera, Mulder, Bots, Wilbrink en de Voorzitter. Vóór stemmen: de heeren Sijtsma, van Stralen, Piekaar, Knuttel, Groeneveld, van Eek, mevrouw van Itallievan Embden en de heer A. Eikerbout. (Mevrouw DubbeldemanTrago had de vergadering inmiddels verlaten). Conclusie I van het voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt ten slotte op verzoek van den heer Knuttel in stemming gebracht en met 22 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Splinter, Kuivenhoven, Meijnen, Wilmer, Huurman, Sijtsma, Oostdam, Stijnman, de Lange, van Hamel, Bisschop, Sanders, Eerdmans, Jan de Lange, Schoneveld, Heemskerk, Pera, Mulder, Bots, Mevrouw van Itallievan Embden, de heer Wilbrink en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren van Stralen, Piekaar, Knuttel, Groeneveld, van Eek en A. Eikerbout. Beraadslaging over conclusie II, luidende: «ten aanzien van de Jongensschool der 2de klasse door te gaan met de geleidelijke opheffing van de lagere afdeeling, tot de school in 1925 is geworden eene school uitsluitend voor u. 1. o. en voor het hoofd vrijstelling te vragen van de verplichting om het onderwijs in eene vaste klasse voor zijne rekening te nemen"; waarop door den heer Groeneveld een amendement is voor gesteld, strekkende om deze conclusie aldus te lezen a. de lagere afdeelingen der Jongensschool 2e klasse op te heffen en de leerlingen te plaatsen op andere soortgelijke scholen. b. de u. 1. o. school te splitsen. c. aan het hoofd het onderwijs eener klasse op te dragen". De Voorzitter. Mag ik eerst een enkele opmerking maken over dit amendement? De heer Groeneveld bedoelt toch zeker om in c te spreken van «de hoofden" in plaats van van «het hoofd", want hij stelt voor de school in tweeën te splitsen. Hij moet dus lezen«de hoofden". Verder zou ik den heer Groeneveld in overweging willen geven c te schrappen, want, als er geen dispensatie wordt aan gevraagd, krijgen de hoofden van zelf een klasse. Ik denk, dat de heer Groeneveld daarmede wel accoord zal gaan, vooral omdat hij bij punt III van ons voorstel, betrekking hebbend op de school van Mej. Wissel, niet voorstelt aan het hoofd een klasse te geven, terwijl ik toch moet onderstellen, dat hij ook aan die school het ambulantisme een einde wil doen nemen. Het is dus beter c geheel te schrappen. Wij moeten dispensatie hebben, anders hebben wij niet het recht de hoofden ambulant te doen zijn. De heer Groeneveld heeft blijkbaar tegen schrapping van c geen bezwaar, zoodat zijn amendement in dien zin wordt gewijzigd. De heer Groeneveld. M. d. V. Ik kan zeer kort zijn. Het komt 'mij voor, dat hier wordt voorgesteld een van de scholen onveranderd te laten teneinde het hoofd ambulant te doen blijven. Ik ben in het algemeen tegen het ambulantisme en bovendien ben ik er tegen, omdat het behoud ervan de gemeente ontzettend veel geld zou kosten. Wij krijgen bij deze school 5 leerkrachten voor rekening van de gemeente en, wanneer mijn voorstel wordt aangenomen, zullen die 5 leerkrachten niet meer door de gemeente behoeven te worden betaald. Het scheelt dus, als men als grondslag neemt het minimum salaris, een bedrag van 8000.benevens gelijk bedrag voor de bijzondere scholen, want wij zullen volgens de wet aan de bijzondere scholen ook evenveel zoogenaamde overtallige leer krachten moeten betalen. Het scheelt dus 16000.—. Men spreekt hier zoo vaak, als het gaat om dingen, die men niet graag wil, van zuinigheid; nu is er gelegenheid om een uitgaaf van f 16000.voor de gemeente te besparen. De heer Knuttel. M. d. V, Ik heb met eenige verbazing in het amendement van den heer Groeneveld gelezen«en de leerlingen te plaatsen op andere soortgelijke scholen". Ik zou wel eens willen weten, wat voor soortgelijke scholen de heer Groeneveld bedoelt. De heer Groeneveld. Voor gewoon lager onderwijs. De heer Knuttel. Ik kan hieruit niet anders lezen dan dat hier weder onderscheid wordt gemaakt. De heer Groeneveld Men kan die leerlingen toch niet naar de Hoogere Burgerschool sturen 1 De Voorzitter. De heer Knuttel heeft gelijk: het is niet consequent van den heer Groeneveld. De heer Knuttel. Het amendement wordt toch verworpen: anders zou ik voorstellen die woorden uit het amendement te schrappen. Ze kunnen er heel goed uit; maar het zou slechts ophouden. De heer Meijnen. M. d. V. Ik zou mij met het eerste ge deelte van het amendement van den heer Groeneveld kunnen vereenigen, indien de mogelijkheid bestond, dat daaraan vol daan zou kunnen worden: indien de mogelijkheid bestond om de lagere klassen van de school van den heer Hibma los te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 11