MAANDAG 19 JUNI 1922. 267 De Voorzitter. Gij zijt het met het amendement van den heer Groeneveld blijkbaar eens. Mevrouw van Itallievan Embden. Ik heb geen voorstel gedaan, ik zeg slechts mijn meening. De heer Oostdam. M. d. V. Ik zou gaarne willen, dat Burgemeester en Wethouders deze zaak nog eens goed bekeken, want aan hun voorstellen, zooals die daar liggen, zijn bezwaren verbonden. Ik gevoel neiging om tegen de amendementen te stemmen op grond van de bezwaren, door u ontwikkeld, speciaal tegen het amendement van den heer de Lange, dat in de practijk moeilijkheden met zich zal brengen, maar als ik daartoe medewerk en al de amendementen worden verworpen, dan blijven in de voorstellen van Burgemeester en Wethouders nog vermeld staan de 3e klasse-scholen en de scholen voor on- en minvermogenden, welke er binnenkort niet meer zullen zijn. Het is zaak, dat die woorden uit de verordening verdwijnen en Burgemeester en Wethouders een zoodanige formuleering vinden, dat de regeling, zooals zij zich die denken, in stand blijft, maar de bezwaren worden opgeheven. Met het oog daarop zou ik aan Burgemeester en Wethouders willen vragen de zaak nog eens nader te bekijken, in de hoop, dat zij zoo mogelijk een betere formuleering vinden, waardoor tevens aan andere rechtmatige bezwaren wordt tegemoet gekomen. De Voorzitter. Nog een enkel woord mijnerzijds. Ik geloof, dat de heer Knuttel in de onderstelling verkeert, dat de schoolbaden verplichtend kunnen worden gesteld. Ik heb, toen ik den eersten keer sprak, vergeten die vraag te beant woorden. Dat is echter het geval niet. Men kan niemand dwingen zijn kinderen aan de schoolbaden te laten meedoen en dat is een argument tegen het voorstel van den heer Groeneveld om de kinderen van alle scholen toe te laten. Men kan wel zeggen: er kan gebaad worden, doch er zullen scholen zijn, waarvan de leerlingen niet zullen meedoen, omdat de ouders het niet wenschen de dames en heeren kunnen al die dingen gemakkelijk zeggen! Dit punt heeft een onderwerp van ernstige overweging uitgemaakt.Het is volkomen juist wat de heeren zeggen, dat met de reorganisatie van het onderwijs de 3e klasse-scholen vervallen, maar ik zie practisch geen andere oplossing, tenzij men meegaat met het voorstel van den heer Groeneveld en bepaalt, dat de leerlingen van alle scholen kosteloos zullen kunnen baden. Men moet niet tusschen de twee uitersten gaan doorvaren. De heer de Lange zegt heel euphemistisch: »mijn voorstel maakt de uitvoering iets moeilijker," maar het is heel ge makkelijk iets voor te stellen en dan naar huis te gaan, de uitvoering verder aan Burgemeester en Wethouders en aan de ambtenaren overlatend. Ik zie er geen kans toe het practisch uit te voeren om op alle scholen rond te gaan en uit te pikken de kinderen, die voor het gratis baden in aanmerking komen. Ik moet hier een groote lijn trekken en daartoe heb ik noodig de tegen woordige 3e klasse-scholen. Nu vind ik het eigenlijk wel een beetje spijkers op laag water zoeken als men zegt: die soort scholen zullen straks verdwijnen en dan zal deze regeling weder veranderd moeten worden. Wij hebben in dit geval niet te maken met een strafverordening. Iedereen weet wat met die scholen bedoeld wordt en wanneer de Raad zich vereenigt met de reorgani satieplannen in zake het onderwijs van Burgemeester en Wet houders, dan w-eet ook iedereen, welke scholen dan bedoeld zullen worden. Ik heb genoemd de scholen, die eindonderwijs geven, omdat daar in elk geval de meeste kinderen zullen gaan, die het noodig hebben en wier ouders het niet kunnen betalen. Wanneer het amendement van den heer Knuttel op de reorganisatieplannen betreffende de eenheidsschool werd aan genomen en dus niet gemaakt werd het onderscheid, dat Burge meester en Wethouders willen maken, dan zouden wij mis schien bij den Raad moeten komen en zeggen: nu moeten wij een verandering aanbrengenmaar als de reorganisatie plannen in zake het lager onderwijs aangenomen worden on geveer zooals Burgemeester en Wethouders die voorgesteld hebben, dan zie ik geen reden om de zaak te veranderen. Er is ook gesproken over aanhouding van dit punt; maar ik wil er op wijzen, dat wij nu in het goede seizoen voor het baden zijnwij willen gaarne de volgende week met de schoolbaden beginnen; maar als de behandeling van dit voor stel uitgesteld wordt, kan het weder eenigen tijd fluren, voor wij kunnen beginnen. En waartoe is uitstel noodig? Het is zeer duidelijk waarom het gaatde heer Groeneveld wil alle leerlingen der lagere scholen onder de regeling laten vallen; de heer de Lange wil een onderscheid maken naar het inkomen der ouders en niet naar de schoolBurgemeester en Wethouders willen wel onderscheiden naar de soort school. Daarin kan toch nu wel een beslissing worden genomen. Dan wil ik nog opmerken, dat ik het nog al kras uitgedrukt vind, als men zegt: er komt op de kinderen zeker odium te rusten als zij klassegewijs naar het volksbad gaan. Kan men in dit verband van een odium spreken? Er is heden bij den Raad ingekomen een verzoek van een oudercommissie om aan de kinderen te geven schoolpantoffels. Dat zou toch ook slechts voor bepaalde scholen gelden. Zou nu op die scholen een odium komen te rusten, als de leerlingen daar schoolpantoffels kre gen? Men moet niet zoo spoedig van een odium spreken. Men zal later nooit zoo'n kind verwijten: gij komt van een school waarvan de leerlingen gratis schoolbaden krijgen. De heer Wilbrink wil kaarten beschikbaar stellen voor gratis baden door kinderen in het badhuis. Dat is ook weer zoo'n los idee. De kinderen zouden dan niet klasgewijze naar het bad gaan maar individueel op een kaart. Maar hoe denkt de heer Wilbrink zich dat te doen? Dat zou afzonderlijk ge regeld moeten worden. Er worden geen kinderen beneden zekeren leeftijd toegelaten zonder geleide: hoe kan een kind van 6 jaren daar dan komen met een kaart? Als men wil bereiken wat de bedoeling is geweest bij de stichting van het volksbad, namelijk dat er gelegenheid zou zijn om schoolbaden te nemen, dan moet men niet alles op losse schroeven gaan zetten en de schoolbaden uitschakelen en toegang verzoeken voor kinderen individueel. De heer de Lange heeft nog gevraagd om te overwegen of het mogelijk zou zijn om wat betreft gezinnen, die tot de onvermogenden behooren en bezwaar hebben, dat de kinderen met de klas naar het badhuis gaan, gelegenheid te geven de kinderen individueel van het badhuis gebruik te doen maken. Elke vraag, die hun gedaan wordt, willen Burgemeester en Wethouders met genoegen overwegen en zoo ook deze vraag. Ik moet echter protesteeren tegen de uitdrukking, welke de heer de Lange in dit verband heeft gebruikt; hij sprak van ouders, die bezwaar hebben, dat hun kinderen als kuddedieren naar het badhuis geleid worden. Dat is toch overdrevenToen de schoolbioscoop nog bestond en de kinderen regelmatig per klasse daarheen gingen, werd er toch ook niet gesproken van kuddedieren. Ik ben er dus tegen om de zaak aan te houden en van Burgemeester en Wethouders is geen voorstel in die richting te verwachten. Dan moet de heer Oostdam het maar doen. Als hij dergelijk voorstel niet doet, dan zal ik de verschillende voorstellen in stemming brengen. De heer Groeneveld. M. d. V. Mijn voorstel is misschien onvolledig, maar ik wil wel even verklaren, dat het niet mijn bedoeling is de bijzondere scholen uit te schakelen. De Voorzitter. Die worden niet uitgeschakeld door uw amendement. Gij wenscht in plaats van »3e klasse-scholen" te lezen: «scholen voor gewoon lager onderwijs" en daaronder vallen ook de bijzondere scholen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Groeneveld wordt in stemming gebracht en met 16 tegen 12 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Meijnen, Wilbrink, Jan de Lange, Oostdam, Pera, Mulder, Bots, Kuivenhoven, van Hamel, Splinter, Stijnman, Huurman, Wilmer, Eerdmans, de Lange en de Voorzitter. Vóór stemmende heeren Bisschop, Dubbeldeman, van Stralen, Mevrouw DubbeldemanTrago,de heeren A. Eikerbout, Heems kerk, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Piekaar, Groeneveld, Knuttel, Sijtsma en van Eek. (De heeren Knuttel, Sijtsma, Wilmer en Eerdmans waren inmiddels ter vergadering gekomen.) Het gewijzigd amendement van den heer de Lange wordt vervolgens in stemming gebracht en met 24 tegen 4 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Bisschop, Dubbeldeman, van Stra len, Mevrouw Dubbeldeman—Trago, de heeren Meijnen, Wil brink, Oostdam, Pera, Mulder, Bots, Kuivenhoven, A. Eikerbout, Heemskerk, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren van Hamel, Piekaar, Splinter, Groeneveld, Huurman, Knuttel, Sijtsma, Eerdmans, van Eek en de Voorzitter. Vóór stemmen: de heeren Jan de Lange, Stijnman, Wilmer en de Lange. Het amendement van den heer Knuttel wordt hierop in stemming gebracht en met 16 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Meijnen, Wilbrink, Oostdam, Pera, Mulder, Bots, Kuivenhoven, Heemskerk, Mevrouw van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 9