MAANDAG 19 JUNI 1922. 265 moeten gaan uitzoeken, van welke kinderen de ouders een hooger inkomen dan 1500.hebben. In theorie gaat het betoog van den heer de Lange op: de oude toestand verdwijnt; maar ik kan het in de practijk moeilijk anders regelen. Ik zou anders naar de school aan de Aalmarkt of op de Boommarkt moeten gaan en zeggen: die twee kinderen mogen gaan baden; en van de school aan de van der Werffstraat zou ik moeten gaan zeggen alle kinderen mogen mede naar het Schoolbad, behalve die twee of drie. Ik kan het niet anders uitvoeren en ik geef daarom den Raad in overweging om de voorgestelde amendementen te verwerpen en het voorstel van Burgemeester en Wethouders ongewijzigd aan te nemen.. Ik wil den heer de Lange nog mededeelen, dat wij gaarne bereid zijn om de resultaten van het badhuis van «de Eendracht" aan den Raad mede te deelen. Ik geloof, dat de gelegenheid daartoe zich binnenkort wel zal voordoen. Van het amendement van den heer Knuttel op punt 4 zal ik niet veel zeggen. Ik ben er natuurlijk niet voor oin het volksbad absoluut voor iedereen kosteloos open te stellen. Dat zou te ver gaan. Het badhuis kost ontzettend veel geld en ik zie geen enkele reden waarom het baden geheel kosteloos moet gebeuren. De tarieven zijn tamelijk laag gesteld en die behoeven voor niemand een bezwaar te zijn. Degenen, aan wie een kaart is uitgereikt, recht gevende op kostelooze genees- en heelkundige hulp, worden bovendien kosteloos tot het bad toegelaten; de anderen kunnen voor een bad wel wat uitgeven. Men geeft voor andere dingen ook wel geld uit en ik zie niet in waarom zij hiervoor niet een billijken prijs zouden kunnen betalen. Ik vind geen reden zoo royaal te zijn, dat wij het geheel brengen ten laste van de gemeenschap, en Burgemeester en Wethouders adviseeren dan ook den Raad niet met de amende menten mede te gaan. De heer Knuttel. M. d. V. Ik heb in de eerste plaats nog geen antwoord gekregen op mijn vraag op welke gronden de Christelijke scholen niet willen meedoen. De Voorzitter. Dat weet ik niet. Als wij een bericht krijgen, dat men bezwaar heeft om er aan mede te doen, dan kennen wij de motieven niet, welke tot het zenden van dat bericht hebben geleid. Hierbij moeten wij echter rekening houden met de mogelijkheid, dat bij die Schoolbesturen later wel eens een andere opinie kan ontstaan. Het is wel meer voorgekomen ik weet niet of het hier zal gebeuren dat men zich eerst tegenover iets stelde, maar er later aan deelnam. De heer Knuttel. M. d. V. Dat is ten minste een antwoord op mijn vraag, want nu kan men zeggen, dat het zonder opgaaf van redenen is geschied. Ik meen echter uit de woor den van den heer de Lange te moeten opmaken, dat de be sturen van de bijzondere scholen de onderwijzers niet lastig willen vallen en hun niet willen vragen voor kindermeisje te spelen. Dat geeft een eigenaardige tegenstelling met de erva ring, die opgedaan wordt met de onderwijzers van de openbare scholen, die niet het minste bezwaar maken en bij wue ten aanzien van deze zaak in het geheel geen moeilijkheden voor komen. Verder wensch ik iets te zeggen over de bezwaren, door den Wethouder tegen de amendementen aangevoerd. Met het geen de .heer van der Lip over het amendement van den heer de Lange heeft gezegd ben ik het volkomen eens, maar wat hij in het midden heeft gebracht over de onmogelijkheid om dat amendement door te voeren bewijst, dat de amendementen van den heer Groeneveld en mij en in dit geval speciaal dat van den heer Groeneveld wel doorgevoerd moeten worden. Als men het op die wijze wil inrichten, dat men alleen de on- en minvermogende kinderen aan de schoolbaden wil doen deelnemen, dan is daaraan geen uitzoeken en reeds daarom is het noodzakelijk alle kinderen er aan te laten deelnemen. Verder vestig ik er de aandacht op, dat bij aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het daar ligt, reeds geprejudicieerd wordt op de reorganisatie van het onderwijs, welke straks aan de orde komt. Worden de desbetreffende voorstellen aangenomen, dan besluiten wij, dat de kinderen van on- en minvermogende ouders op aparte scholen blijven, dat er in de scholen onderscheid wordt ge maakt, niet naar de woonwijken, maar naar den inkomens toestand van de ouders. Dit op zich zelf zou voor mij reeds een groot bezwaar zijn om met dit voorstel van Burgemeester en Wethouders mede te gaan, doch bovendien persisteer ik er bij, dat juist de schildering, welke de Wethouder heeft gegeven van den toestand, welke zal ontstaan bij aanneming van het amendement van den heer de Lange, ten duidelijkste bewijst, dat alle kinderen van alle scholen tot het Schoolbad zullen moeten worden toegelaten. De Wethouder heeft namelijk betoogd: het zou geen goede toestand zijn, als uitgezocht werd: die kinderen van een klasse gaan naar het Schoolbad, maar die kinderen zijn er te goed of te rijk voor! Geschiedt dat in één klasse, dan is dat wat meer in het oog loopend voor de kinderen, maar indien het over de geheele school bevolking gaat, waarvan het eene deel van de kinderen tot het Schoolbad wordt toegelaten en het andere deel er te goed voor geacht wordt, dan blijft het bezwaar evengoed gelden. Daarom moeten de kinderen van alle scholen tot het School bad worden toegelaten. Wat de wijziging van 4o. betreft, zooals die door mij is voorgesteld, ik weet wel, dat er zeer vele menschen zijn, die de kosten van een bad best betalen kunnen en dat velen dei- best gesitueerden meenen, dat het niet met hun stand over eenkomt om van een kosteloos volksbad gebruik te maken, en daarom een andere badgelegenheid zoeken, maar die over wegingen gelden bij mij niet. Willen die menschen van het volksbad geen gebruik maken, mij best, maar in elk geval moet een dergelijke zaak in die mate worden beschouwd als een noodzakelijke levensbehoefte, dat voor iedereen die bad gelegenheid moet worden opengesteld. Als alle menschen in de gelegenheid waren de kosten zeiven te betalen, zou ik zeggen: het kan mij weinig schelen, laten wij niet forma listisch zijn! maar zoo is de toestand niet. De zaak is zoo, dat een deel der bevolking bij wijze van een gunst en van een aalmoes het recht moet krijgen om er gratis gebruik van te maken. Ik wil, dat van een dergelijke inrichting, waarvan het algemeen nut wordt erkend, iedereen gratis gebruik zal kunnen maken, opdat niet een 2e klasse burgers ontsta, aan wie alleen het kosteloos gebruik wordt toegestaan. De heer de Lange. De uitvoering van deze zaak vraagt ongetwijfeld van Burgemeester en Wethouders en van de hoofden van scholen en van de onderwijzers een behoorlijke mate van kieschheid en takt. Ik sta in het geheel niet op het standpunt van den heer Knuttel, dat de kinderen min of meer gedwongen zullen moeten worden om nu als deel van het leerprogramma ook het Schoolbad te ondergaan. Ik hoop dan ook, dat Burge meester en Wethouders deze zaak zoo zullen uitvoeren, dat de ouders van alle kinderen te Leiden, als met deze zaak begonnen wordt, van dit college zullen weten: »ouders, wij »achten het niet de taak van de overheid om uw kinderen te «reinigen: wij gelooven dat dit uw taak is: maar wij willen «daarin behulpzaam zijn, indien ge daarmede volkomen accoord «gaatmaar indien ge er prijs op stelt om uw ouderlijke «taak in het vervolg zelf geheel te blijven vervullen en de «reiniging uwer kinderen zelf te blijven behartigen, zooals ge «tot heden gedaan hebt, dan zullen wij natuurlijk ook geen «indirecten dwang op uw kinderen uitoefenen door hen toch «onder escorte van de onderwijzers naar het badhuis te «brengen. «Wij wenschen aan de desorganisatie van het gezin in die «richting niet mede te werken." Ik hoop, dat zulk een dui delijke aanwijzing van Burgemeester en Wethouders zal uit gaan tot de ouders. Er is geen heiliger huisje dan het ouder lijk huis. Ik hoop, dat de heeren, die mij nu telkens inter- rumpeeren, dat ook nog eens zullen leeren. Mijnheer de Voorzitter. Ik ben het met u eens, dat heb ik ook gevoeld, dat mijn amendement de uitvoering van de zaak eenigszins bemoeilijkt. Ongetwijfeld is het veel gemakkelijker maar dan randt men daardoor ook veel meer de souverei- niteit van de ouders aan als men het klassegewijs doet: doch dan verliest men het respect uit het oog voor de ouders, die zeggen: ik wil niet, dat mijne kinderen als met een kudde medegaan om gereinigd te worden door de overheid; ik wil zelf daarvoor zorgen. Wij moeten het niet zoo doen. Wij moeten het respect voor de ouderlijke meening volledig handhaven en die ouder lijke meening kan het best tot haar recht komen als mijn voorstel aangenomen wordt, omdat dan de schifting vanzelf veel gemakkelijker wordt. Volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders is de uitvoering der zaak toch ook nog niet zoo eenvoudig. Er kunnen tegelijkertijd hoogstens 28 kinderen naar het badhuis. Volgens de reorganisatievoorstellen zullen de klassen in hoofd zaak 36 leerlingen bevatten. Dus er kan nooit een klasse te gelijk weg: altijd een gedeelte van de klas; combinatie zal toch altijd moeten plaats hebben zoo goed bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders als bij mijn voorstel; en volgens mijn voorstel zal rtiet op de scholen, die nu heeten 3e klasse-scholen, komen te rusten zeker odium. In dit opzicht ben ik het met den heer Knuttel eens: wij moeten in het vervolg niet hebben scholen, waarop blijft rusten het stempel dat zijn de scholen voor on- en minvermogenden: de leer- lingeu van die scholen worden kosteloos gebaad. Dat vind ook ik uit den booze, Wij hebben een schoolgeldhefling naar de draagkracht; laat die heffing de aanwijzing zijn voor de ouders om te weten of hun kind kosteloos daarvan gebruik zal kunnen maken, of niet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 7