MAANDAG 19 JUNI 1922. 263 dat deze de kinderen in hun hemd zullen -zetten, in figuur lijken zin gesproken, met deze voorstellen in hun hemd zullen laten staan, waarmede ik bedoel, dat van de kinderen een zoo klein getal van de schoolbaden gebruik zal maken, dat deze maatregel een mislukking wordt, niet omdat de kinderen niet gereinigd moeten worden, maar omdat dan de ouders van de kinderen, ook van de volksscholen, zullen toonen nog zooveel plichtsgevoel te bezitten, dat zij niet met dezen maat regel accoord gaan. De heer de Lange. M. d. V, Ik zal niet ingaan op hetgeen de heer Wilbrink heeft aangeroerd, omdat deze zaak op 26 Januari 1920, toen door den Raad werd besloten tot den bouw van dit Volks- en Schoolbadhuis, is beslist. Vermoedelijk is de heer Wilbrink daar niet bij geweest en ik begrijp, dat hij komt tot de ontboezemingen, waartoe hij gekomen is, want principieel acht ook ik het overbodig, dat de overheid de kinderen gaat wasschen, door bemiddeling van de onder wijzers. Ik reken dat te behooren tot de taak van de ouders. Maar wij zitten eenmaal met dit geval. Dit gebouw heeft ons gekost ƒ135000.En nu wij met dit geval zitten, zou ik gaarne willen, liever dan dat zulk een kostbaar gebouw al dadelijk blijk zou geven van niet aan het doel, waarvoor het is opgericht, te beantwoorden, dat Burgemeester en Wethouders alles deden wat zij konden om het gebouw zoo goed mogelijk aan zijn doel te doen beantwoorden. Ik heb eenige reden om dat te zeggen, omdat wij op dit gebied al teleurstelling hebben. In November 1921 is het Volksbadhuis van »de Eendracht" geopend en ik hoop, dat Burgemeester en Wethouders de vriendelijkheid zullen hebben om binnen kort aan den Raad eens mede te deelen, hoe het met de exploitatie van dat badhuis gesteld is, maar hetgeen ik er van weet doet mij verwachten, dat de mededeeling, welke wij van het college zullen krijgen, in wezen de verklaring zal bevatten, dat het tot heden een mislukking is. Daarom ben ik bevreesd, dat dit kostelijk gebouw in de van der Werffstraat ook een mislukking zal worden. Nu heb ik uit de stukken gezien en ik kan mij dat begrijpen dat de besturen van de bijzondere scholen geen lust hebben om van de onderwijzers langs den weg van overreding te gaan eischen, dat zij de taak van de moeders op zich zullen nemen en mede zullen helpen de kindertjes schoon te maken. Daardoor zal dit badhuis al tal van kinderen missen, waarop gerekend is. Uit de overweging echter, dat wij nu toch alles moeten doen wat wij kunnen om het badhuis zooveel mogelijk aan zijn doel te doen beantwoorden, zou ik Burgemeester en Wet houders willen vragen: zouden zij niet in overweging willen nemen of het niet mogelijk is een weg te vinden waardoor kinderen uit gezinnen, die gerekend kunnen worden te behooren tot de onvermogenden en die er bezwaar tegen hebben, dat de kinderen op de reglementaire wijze door de onderwijzers naar het badhuis worden geleid onder den schooltijd waar mede ook nog weder kostelijke leertijd aan de kinderen wordt onttrokken op andere wijze en op anderen tijd, dien de ouders daarvoor zelf geschikt achten, kosteloos een bad zouden kunnen nemen in dit volksbadhuis In de tweede plaats wil ik een opmerking maken. Burgemeester en Wethouders stellen sub 3°. voor: »te besluiten, dat tot het Schoolbad worden toegelaten alle leerlingen der 3e klassescholen en, desverlangd, ook die der bijzondere scholen voor onderwijs aan on- en minvermogen den" enz. Toen ik dit las, begreep ik niet, dat dit voorstel afkomstig was van een college, dat ons heden voorzet de reorganisatie voorstellen in zake het onderwijs. Die reorganisatie-voorstellen heffen de 3e klasse-scholen op. En al zouden die reorganisatie voorstellen heden niet afgehandeld worden en al zouden zij misschien, als de heer van Hamel zijn zin krijgt, heden in het geheel niet behandeld worden, dan deugt toch dit deel van het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet wat de redactie betreft. Krachtens onze nieuwe schoolgeldregeling worden op alle scholen toegelaten kinderen van eiken welstand. Op alle scholen dus wij kunnen niet zeggen, gesteld dat dit soort scholen nog een half jaar blijft bestaan: leerlingen van de 3e klasse- scholen zijn allen kinderen van onvermogenden. Daarvan is geen quaestie. De leerlingen van de 3e klasse-scholen zullen in het vervolg, even goed als die van de andere scholen, kinderen zijn van verschillenden welstand. Dus de maatstaf, die hier aangelegd is om te zoeken naar een categorie van kinderen, die door gebrek aan welstand kosteloos van het schoolbad gebruik zouden moeten maken, is onjuist. Men had den maatstaf moeten aanleggen overeen komstig onze verordening op de schoolgeldheffing en men had moeten zeggenkinderen, wier ouders of verzorgers een inkomen hebben van niet meer dan zooveel, zullen kosteloos van het Schoolbad gebruik kunnen maken. Wat betreft mijn vraag en wat betreft mijne opmerking aangaande punt 3 van het voorstel zou ik dus gaarne eenig nader licht ontvangen. De heer Groeneveld. M. d. V. Veel van hetgeen ik wilde zeggen is door den heer de Lange in het midden gebracht. Ik zal niet ingaan op het gesprokene door den heer Wilbrink, die daarmede twee jaren te laat is. Principieel is twee jaren geleden deze zaak beslist, toen de Raad besloot dit Volks-en Schoolbadhuis te bouwen, en het gaat niet aan nu van dat gebouw geen gebruik te maken. De heer de Lange heeft dat gezegd en mijns inziens heeft hij, om een badhuisuitdrukking te bezigen, den heer Wilbrink daarmee al genoeg «afgedroogd". Het is mij opgevallen, dat in de derde conclusie staat: »dat tot het Schoolbad worden toegelaten alle leerlingen der 3e klasse-scholen". Die term »3e klasse-scholen" is nu nog wel juist, maar na September zullen er geen 3e klasse-scholen meer zijn en nu vraag ik mij af of wij dan dien term weer zullen gaan wijzigen. Ik vind dat niet noodig, waar Burge meester en Wethouders een voorstel hebben ingediend en heden op de agenda geplaatst om de 3e klasse-scholen op te heffen, een voorstel, waarvan zij toch verwachten, dat het zal worden aangenomen. Het gevolg zou dus zijn, dat met September deze term weer moest worden veranderd. Ik wensch daarom voor te stellen de woorden «der 3e klasse-scholen" te vervangen door »der scholen voor gewoon lager onderwijs". Ik begrijp ook niet waarom het noodig is de kinderen van de tegenwoordige 2e klasse-scholen uit te schakelen, omdat wij veilig kunnen aannemen, dat die kinderen thuis geen badkamer hebben en de ouders in den regel niet tot de rijkaards behooren. Misschien is het niet noodig de leerlingen van de le klasse-scholen kosteloos toe te laten, maar er be staat geen bezwaar om ook dat te doen, omdat het gebruik van het Schoolbad niet verplichtend is gesteld en dus, als de ouders het niet wenschen of de kosten liever zeiven betalen, hun kinderen er geen gebruik van zullen maken. Ik stel dus voor het Schoolbad voor alle kinderen van de scholen voor gewoon lager onderwijs open te stellen. De Voorzitter. Ik heb twee amendementen ontvangen, een van den heer de Lange, strekkende om »3°" te lezen «te besluiten, dat tot het kostelooze schoolbad worden toe gelaten alle leerlingen van scholen voor gewoon lager onder wijs in deze gemeente, wier ouders of verzorgers een inkomen hebben van niet meer dan ƒ1500.— per jaar en wel op" enz., en een van den heer Groeneveld, strekkende om de woorden »3e klasse-scholen" te vervangen door: «scholen voor gewoon lager onderwijs". Deze amendementen worden voldoende ondersteund en maken derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Meijnen. M.d. V. Bedoelt de heer Groeneveld alle lagere scholen, dus de eerste, tweede en derde klasse-scholen, zooals die tegenwoordig bestaan? De heer Groeneveld. Ja! De heer Knuttel. M. d. V. Ik kan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het hier ligt, niet meegaan. Ik meen, dat er twee groote wijzigingen in moeten worden aangebracht; in de eerste plaats dat het badhuis kosteloos voor alle ingezetenen zal worden opengesteld en in de tweede plaats, dat alle leerlingen van alle scholen aan het Schoolbad zullen mogen deelnemen. Ik acht het uit een principieel oogpunt noodig dergelijke instellingen kosteloos voor iedereen open te stellen wij moeten daarmede uit spreken, dat het een zaak is van openbaar nut en iedereen ten allen tijde in de gelegenheid stellen van dat badhuis gebruik te maken. Natuurlijk zal, als het badhuis kosteloos opengesteld wordt, het daarvoor benoodigde geld ten slotte uit de belasting moeten komen. Men zal nu zeggener zijn menschen, die daarvan geen gebruik zullen wenschen te maken bijvoorbeeld, omdat zij thuis gelegenheid hebben om een bad te nemen en die zullen dan voor anderen mede moeten betalen; maar ik geloof, dat dit geen argument kan zijn. Ik meen, dat een dergelijke zaak van openbaar nut in principe kosteloos moet zijn, en wie zich zelf de gelegenheid daarbuiten wil openen moet het zelf maar weten en daarvoor maar zelf extra betalen. Evenzoo meen ik, dat het moet gaan met het Schoolbad. ik zou wel eens willen weten ik heb er zoo iets van opgevangen wat de reden is dat de bijzondere scholen gemeend hebben zich aan deelneming aan dit Schoolbad te moeten onttrekken. Ik vind het wèl een buitengewoon zware verantwoordelijkheid, welke de besturen dier scholen tegen over hun leerlingen daarmede op zich laden. Verder zou ik niet willen, dat het deelnemen aan het Schoolbad beperkt werd tot bepaalde categorieën van openbare scholen in de gemeente. Ik ben niet zoo optimistisch als de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 5