272 MAANDAG 19 JUNI 1922. heer de Lange vergist zich blijkbaar in zijn redeneering, want dit reservefonds heeft met het vernieuwingsfonds niets te maken. Laatstgenoemd fonds dient voor de vernieuwing van de gebouwen, als die te oud worden. De heer de Lange. Ik vind het zoo goed, dat wij dat reservefonds nog hebben. De heer van Eck. Waarom mag het niet gebruikt worden? Wat hebben ten slotte de gemeente Leiden en de Leidsche ingezetenen er aan, als wij tonnen en tonnen gouds opge stapeld hebben liggen, die niet gebruikt mogen worden en alleen dienen om in den vorm van bedrijfskapitaal de exploi tatie van de fabrieken ietwat voordeéliger te maken? Als het werkelijk ging, zooals de heeren pessimisten zich voor stellen, en niet alleen dit half jaar, maar misschien jaar- de nieuwe fabriek niet aan de verwachtingen beantwoordde, zoodat er een tekort van 70.000 zou ontstaan, zou het dan zoo erg zijn, indien dat bedrag uit het reservefonds werd genomen Men zou het wel uit de belastingen willen dekken, die werkelijk al hoog genoeg zijn. Ik meen, dat men dit als een boeman gebruikt, teneinde mijn voorstel onaannemelijk te maken. Ik wijs er op, dat het eigenlijk niet juist is en het niet aangaat om, als er batige saldo's zijn, die te gebruiken voor de gemeente, en als zij er niet zijn, te zeggen, dat nu de belasting moet worden verhoogd. Waarom mogen die batige saldo's niet worden gereserveerd? Hadden wij het bedrag van 156.000.— van verleden jaar gereserveerd, dan waren wij voor 1923 volkomen gedekt. Wij mogen dat stand punt niet innemen. Trouwens, de kwestie loopt over de vraag of men de voorkeur moet geven aan een indirecte belasting, die natuurlijk gemakkelijker binnenkomt, maar die dan toch ook door de ingezetenen moet worden betaald, boven het vinden van de bedragen uit de inkomstenbelasting. Het gaat op die manier gemakkelijker; men laat den gasprijs wat hooger om daardoor te bereiken, dat de gemeentebelasting niet be hoeft te worden verhoogd. De heer Wilmer. Het is geen schade voor de beurzen der ingezetenen De heer van Eck. Ja wel, want, al is hier de gemeente belasting niet op een zoo schitterende wijze geregeld, er bestaat daarbij toch progressie. Wat het bijdragen door de buitengemeenten aangaat, dat argument sticht verwarring. Ik geef toe, dat een batig saldo der Lichtfabrieken voor een deel door de buitengemeenten wordt betaald, maar ik stel mij de zaak aldus voor: een gemeentebedrijf is gerechtigd en in zekeren zin verplicht zich uit te breiden ten behoeve van de levering aan andere ge meenten, omdat, als de exploitatie op uitgebreide wijze geschiedt, zij ook op voordeelige wijze kan plaats hebben, maar men mag die buitengemeenten niet als melkkoetjes gebruikenhet gaat niet aan haar meer dan den kostprijs in rekening te breDgen; het voordeel moet uitsluitend hierin bestaan, dat wij meerdere gemeenten te zamen van gas en electriciteit voorzien en daardoor onze bedrijven goedkooper kunnen exploiteeren. Ik kan niet inzien, dat het een onvoorzichtige bedrijfs- politiek zou zijn om aan de hand van de cijfers den gasprijs met 2 cent te verlagen. Ik speculeer bij mijn voorstel niet op de inwerkingstelling van de nieuwe fabriek. Er is voort durend gezegdlaten wij wachten met de prijsverlaging totdat de nieuwe fabriek in gebruik genomen is, maar hetgeen ik voorstel is niet gebaseerd op de werking van de nieuwe fabriek. Dat is bereikt door andere factoren. Het is toch niet verboden om, terwijl wij het vooruitzicht hebben dat de nieuwe fabriek voordeel' zal brengen, nu reeds aan te grijpen het feit dat het door de verlaging van den kostprijs thans reeds mogelijk is den gasprijs te verlagen. Ik meen, dat het, vooral in aanmerking genomen den bedroe vend economischen toestand van een deel der bevolking, geraden en de plicht van de gemeente is om den gasprijs te verlagen en niet meer van de ingezetenen voor het gas te vragen dan den kostprijs. De heer Bots. M. d. V. Ik wil er nog op wijzen, dat Burge meester en Wethouders absoluut niet tegen verlaging van den gasprijs zijn. Vandaar ook dat zij voorstellen een verlaging van 1 cent. Zij willen echter de voorzichtigheid betrachten. Mocht blijken, dat de nieuwe stokerij zeer gunstig werkt, dan zal niets in den weg staan om weder met een voorstel tot verlaging te komen. Overigens herhaal ik, dat de ingezetenen aan belasting moeten betalen wat minder als batig saldo uit het bedrijf ontvangen wordt, en dat tot dat saldo wordt bijgedragen door kantoren, instellingen enz., welke wij met de belasting niet kun nen treffen. De Voorzitter. Ik zou er nog de aandacht op willen vestigen, dat de heer van Eck een principieele fout maakt door wat betreft den gasprijs te spreken van een indirecte belasting, welke de ingezetenen moeten opbrengen. Ik mag dit den heer van Eck niet al te kwalijk nemen, want ik heb indertijd zelf, toen ik pas lid van den Raad was, precies dezelfde fout gemaakt. Naderhand heb ik echter leeren inzien, dat dat een verkeerd standpunt is. De zaak moet mijns inziens zoo beschouwd worden. Wij hebben hier gemeentelijke bedrijven en nu is de vraag deze: mag men met zoo'n bedrijf winst maken of niet? De heer van Eck zegt: neen. Dan is de zaak afgeloopen, hoewel hij toch geen bezwaar heeft tegen het behalen van een klein winstbedrag. Maar als men zegt: men mag wel winst maken en ik meen, dat dat ook het standpunt is van geestverwanten van den heer van Eck, die toegeven, dat een gemeentebedrijf' voor de gemeente winst mag opleveren dan is de eenige vraag welke overschiet deze: of Leiden in dit geval een over matige winst maakt wanneer de gasprijs overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders met 1 cent ver laagd wordt. Ik meen te mogen zeggen, dat dit volstrekt het geval niet is en dat Burgemeester en Wethouders den verbruikers niet het vel over den neus willen halen. Wij hebben te Leiden een van de grootste gasfabrieken van het geheele land en nu is de vraag: is een winst van ƒ84000. een matige dan wel een bovenmatige winst? Ik voor mij noem dat een bijzonder matige winst, vooral wanneer ik haar verge lijk met winsten, welke andere gemeenten met de gasfabriek maken. Ik heb gegevens daaromtrent hier voor mij: ik zal de heeren niet met al die cijfers lastig vallen: ik noem alleen Zaandam, welke gemeente verleden jaar met de gasfabriek een winst van 168234.heeft gemaakt. De heer van Eck. M. d. V. Dat was gedwongen. Gedepu teerde Staten van Noord-Holland hebben het gemeentebestuur van Zaandam gedwongen om den gasprijs niet te verlagen. Dat was niet in overeenstemming met den wensch van dat gemeentebestuur. De Voorzitter. Ook in andere plaatsen maakt men inderdaad met de gasfabriek een goede winst en dat lijkt mij het eenig goede standpunt. Men staat hier niet als ingezetenen tegenover de gemeenschap zooals dat bij de belasting het geval is, maar als gasverbruikers, als afnemers tegenover de gasfabriek, en het is billijk dat men voor het product een prijs betaalt, waardoor een behoorlijke winst wordt verkregen. Moeten wij al die moeite doen en zoo'n bedrijf exploiteeren om bijvoorbeeld ook aan de buitengemeenten het gas tegen kostprijs te leveren Waarom zouden wij verplicht zijn bijvoorbeeld aan Hazerswoude gas te leveren zonder er aan te verdienen? De heer van Eck. Het zijn toch geen Hottentotten? De Voorzitter. Mag men dan alleen aan Hottentotten geld verdienen Ik geloof dus, dat het alleen de vraag is of door Burge meester en Wethouders een matige winst wordt voorgesteld of niet. Er zou nog een ander argument aangevoerd kunnen worden, namelijk, dat de prijs te Leiden, vergeleken bij dien in andere gemeenten, aan den hoogen kant is, maar dat is ook volstrekt het geval niet. Gaat men de lijst der prijzen na, dan kan men bijna geen enkele gemeente vinden, waar de prijs 12 cent is hét zijn er slechts enkele terwijl in de meeste gemeenten de prijs 13 cent, 14 cent of 45 cent is. Alleen in Rotterdam is de prijs 11| cent, en in Tilburg vindt men ook een lageren prijs dan hier ter stede. Waar een winst van 84.0Ü0 wordt geraamd, is dat een zeer matig bedrag. Een winst van 9800.vind ik gewoon een belachelijke winst voor een bedrijf als de Gasfabriek. Ik zal het bij deze enkele opmerking laten. Den heer van Eck, die blijkbaar van plan is tegen a van ons voorstel te stemmen, zou ik den raad willen geven het anders te doen en een amendement in te dienen, strekkende om in b de prijzen »12 cent" en »13 cent" te veranderen in »11 cent" en »12 cent". De heer van Eck. Ik heb een voorstel ingediend. De Voorzitter. Ja, maar als dat wordt aangenomen, kan het niet worden uitgevoerd, omdat er geen meteropneming over Mei plaats heeft. Gij kunt uw doel bereiken door voor te stellen in b in plaats van »12 cent" en »13 cent" te lezen »11 cent" en »12 cent". De heer van Eck. M. d. V. Dan wensch ik in dien zin een amendement in te dienen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 14