270
MAANDAG 19 JUNI 1922.
electriciteitsprijs ook den gasprijs reeds willen verlagen. Het
is gemakkelijk en een beau röle om gasprijsverlaging voor
te stellen, maar men moet ten slotte toch geld hebben voor
de huishouding. Wij hebben 15 Mei j.l. een behoorlijken knauw
gegeven aan de plaatselijke directe belasting en ik heb dat
met genoegen mee gedaan, maar wij kunnen niet steeds
blijven voortgaan met vermindering der inkomsten. Wij kun
nen met de cijfers, welke de heer van Eek tot toelichting
heeft gegeven, diens voorstel zeker niet aannemen, omdat
dat hierop zou neerkomen, dat de gasfabriek in 1922 hoog
stens een winst van 23.000.— zou opleveren, waarvan dan
volgens Burgemeester en Wethouders voor de verhoogde
pensioenpremiën 13000.af zou gaan. Blijft over/10000.
en daarmede kunnen wij in 1922 naar mijn meening niet
huishouden.
Wij zouden dan ook naar mijn oordeel beter doen, als wij
de verlaging van den gasprijs nog wat uitstelden. Maar ik
zal, met schroom, medegaan met het voorstel, dat er nu een
maal is, om het tarief met 1 cent te verlagen. Ik hoop echter,
dat de Raad het voorstel van den heer van Eek in elk geval
zal verwerpen.
De heer van Eek heeft gewezen op onze reservefondsen.
Ik ben op dit oogenblik werkelijk blij, dat de heer van Eek
geen Wethouder van Financiën en geen voorzitter van Com
missarissen der Lichtfabrieken is, want ik heb nog nooit
gemakkelijker hooren spreken over de reserve's dan nu. De
heer van Eek zegt: als de nieuwe stokerij eens wat tegen
valt en ons niet geeft de verlaging van den gasprijs, dien
wij daarvan verwachten, dan zouden wij daarvoor onze
reservefondsen moeten aanspreken.
De heer van Eck. Waarvoor dienen die reservefondsen dan?
De heer de Lange. Niet voor zulk een geval. De bedoeling van
zoo'n fonds is bijvoorbeeld dat wij, als er bijvoorbeeld een nieuwe
verlichtingswijze wordt uitgevonden en wij onze gasfabriek
dus als waardeloos moeten afschrijven, daarin eenige tege
moetkoming hebben.
Het verheugt mij, dat er nog Commissarissen zijn, die zeggen
laat ons niet het onderste uit de kan nemen; het is beter
dat het wat medevalt dan dat het tegenvalt. Daarmede ben
ik het volkomen eens en ik wilde, dat wij deze zaak heden
niet hadden behoeven te behandelen.
De heer Knuttel. M. d. V. De wijze, waarop hier van de
zijde van Burgemeester en Wethouders en van de zijde van
de meerderheid der Commissarissen deze zaak behandeld wordt,
maakt op mij denzelfden onaangenamen indruk als zoo menigen
vorigen keer het geval is geweest: dat wil zeggen, den indruk,
dat de exploitaMecijfers kunstmatig te ongunstig worden voor
gesteld.
De heer van Eck heeft zoo even medegedeeld, dat op het
oogenblik de kolenprijs ruim ƒ2.lager is dan de prijs, welke
als basis genomen is bij de berekening van den Directeur der
gasfabriek. Men begrijpt dus als men het] al niet had
begrepen uit de ervaring van vorige jaren dat ook het
cijfer, dat genoemd wordt als winstcijfer, hetwelk overblijft
na vermindering van den gasprijs met 2 cent, weder ten
zeerste gedeflatteerd is.
Maar verder is er bij mij ook een onaangename indruk
gewekt door de wijze, waarop de nieuwe stokerij in het
geding wordt gebracht.
Altijd is als een soort van axioma vooropgesteld, dat die
nieuwe stokerij een verlaging van den gasprijs met 1.5 a 2
cent zou geven en nu heet het in eens, dat zij misschien in
het geheel niet tot verlaging van den gasprijs zou leiden.
De heer van Eck heeft er al op gewezen, dat blijkens de
ervaring in andere plaatsen, de nieuwe stokerij vermoedelijk
onmiddellijk haar gunstigen invloed zal uitoefenen op den
prijs. Het gevolg van het in gebruik nemen van de nieuwe
stokerij in het najaar zal dan ook zijn, dat wij wel de voor-
deelen genieten van die nieuwe inrichting, doch dat, omdat
de voordeelen nog niet voldoende zijn na te gaan, de gas
prijs nog niet in evenredigheid met die voordeeliger exploi
tatie zal worden verlaagd. Derhalve, alleen reeds het in gebruik
nemen van de nieuwe stokerij belooft ook nog een grootere
winst voor het volgend deel van het jaar.
Zooals ik nu langzamerhand de cijfers omtrent de gasfabriek
heb leeren beoordeelen geloof ik dan ook, dat wij zonder
overmatig risico nog wel een cent meer dan de heer van
Eck voorstelt van den gasprijs zouden kunnen afdoen: dat
wij dan nog zonder verlies zouden werken. Ik zal daarvan
geen voorstel maken, omdat wij met die nieuwe stokerij toch
spoedig weder een nieuwe regeling van den gasprijs zullen
krijgen en ook omdat ik geloof, dat hiervoor onmogelijk een
meerderheid zou zijn te vinden.
Met een verlaging van 2 cent zijn wij volkomen aan den
veiligen kant. Ik meen, dat de veranderde houding van
Commissarissen voor een deel zal zijn toe te schrijven aan
een soort van paniek, die misschien veroorzaakt is naar aan
leiding van het voorstel van den heer de Lange tot verlaging
van het vermenigvuldigingscijfer. Door aanneming daarvan is
een stemming gewekt, dat men voorzichtig moet zijn, omdat
anders de financiën van de gemeente in de war zouden raken.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik vereenig mij geheel met het
oordeel van den heer van Eck, wanneer hij betoogt, dat het
een gewenschte toestand is, als een gemeentelijke fabriek geen
winst maakt, doch er zijn omstandigheden, waarin mijns inziens
een matige winst mag en moet gemaakt worden, en wel in
die gevallen, waarin het in het belang van de geheele burgerij
is. Het staat voor mij vast, dat het, als in de gegeven omstan
digheden een matige winst wordt gemaakt, in het belang van
de geheele Leidsche burgerij is, omdat in Leiden de belasting
zeker niet hooger mag worden, ja eerder moet dalen, in de
eerste plaats, opdat Leiden een aantrekkelijke woonplaats blijve
en niet vermeden worde als zoodanig tengevolge van de hooge
belastingen. Als dit laatste wel gebeurde, zou het voor de
minst kapitaalkrachtigen een ramp zijn.
De heer Eerdmans. Het gebeurt al lang!
De heer Wilmer. Als het al lang gebeurt, dan moeten wij
in die richting niet voortwerken.
En in de tweede plaats, opdat het belastingpercentage voor
de afzonderlijke individuen niet zwaarder worde en het voor
deze niet moeilijker worde de belasting op te brengen, hetzij
in één bedrag, hetzij in eenige groote gedeelten, hetgeen op
dit oogenblik voor de burgerij reeds zoo moeilijk is. Men kan
de belasting wel in eenige gedeelten opbrengen, maar dan
blijven die bedragen op zich zelf zoo hoog, dat van een ver
hooging geen sprake kan zijn niet alleen, maar zelfs eenige
daling noodzakelijk moet worden geacht.
Op grond van die theoretische overweging kan ik mij ver
eenigen met het maken van een matige winst, maar ook om
practische redenen. Er wordt gezegd, dat de directe belasting
drukt naar draagkracht en dat de gasprijs een indirecte
belasting is, die gelijkmatig drukt op allen. Ik laat daar of
hier van een indirecte belasting gesproken kan worden, maar
ik wil dat een oogenblik aannemen en dan wijs ik er op, dat,
als men dat bedrag van 75000.laat derven door de Licht
fabrieken, die meerdere druk, welke thans voor a door de
buitengemeenten wordt gedragen, geheel op de Leidsche
burgerij zal overgaan. Zeker, de belasting wordt geheven naar
draagkracht, maar als die 75000.niet meer door de Licht
fabrieken wordt opgebracht, zal in ieder geval het belasting
percentage met 0.03 of 0.04 moeten worden verhoogd, hetgeen
een hoogere druk voor de belastingbetalende burgerij beteekent.
De heer van Eck. Er is geen winst geraamd.
De heer Wilmer. Ja, maar het is heel duidelijk, dat in de
naaste toekomst een dergelijk bedrag noodig is om de
gemeentebegrooting sluitend te doen zijn, terwijl anders ten
gevolge van dien maatregel het belastingcijfer kan worden
verlaagd. Dat het belastingcijfer daalt is van practisch belang
voor degenen, die het minst kunnen betalen. Het staat vast,
dat een arbeider, als die ƒ75.000 niet wordt verkregen uit
de winst van de Lichtfabrieken, maar uit de directe belasting
moet gehaald worden, hetzij doordat de belasting verhoogd
moet worden hetzij doordat zij niet verlaagd kan worden, al
heel spoedig een paar gulden meer een rijksdaalder is het
al heel spoedig aan belasting zal hebben op te brengen.
Zelfs voor de laagste inkomens zal bet een rijksdaalder zijn
en dan vraag ik of dat nu zooveel verschilt met die eene
cent, welke voor het gas meer zal moeten worden betaald.
Dat zal voor een gezin, dat niet veel gas gebruikt, misschien
ƒ4.of ƒ4.50 beteekenen, zoodat het verschil 1.50 bedraagt,
waartegenover het voordeel staat, dat men het veel gemakke
lijker betaalt en dat de belasting niet stijgt, eerder daalt,
waardoor men personen trekt, die men anders afstoot. Men
zegt, dat de directe belasting drukt naar draagkracht, maar
zij drukt toch, en dat bedrag zal, zij het dan naar draag
kracht, op de geheele burgerij moeten drukkenook de
arbeiders, ook de minst goed gesitueerden zouden, als die
75000.— winst niet door de Lichtfabrieken werd opgebracht,
dat zeer zeker op hun belastingbiljet terugvinden, en zij zullen
dat veel moeilijker kunnen betalen, al is het misschien ook
een iets minder groot bedrag op zich zelf, dan wanneer het
geleidelijk betaald werd door middel van den gasprijs.
Ik kan mij dus zeer goed vereenigen met het maken van
een matige winst, te meer omdat, zoo die matige winst niet
gemaakt wordt, de winst, welke dan nog zou overschieten,
zoo gering is, dat zij bij een kleinen tegenvaller zeer gemak
kelijk zou kunnen veranderen in een verlies, wat voor Leiden
zeer zeker een groot moreel nadeel zou zijn en ook een groot
financieel nadeel, als dientengevolge de belasting weer hooger
zou moeten worden.