MAANDAG 29 MEI 1922. 247 het plaatsen van kiosken voor den verkoop van tijdschriften, spoorboekjes enz. Ik weet wel, dat die onderneming geen gunstige resultaten heeft opgeleverd, en die kiosken weer spoedig zijn verdwenen, maar in elk geval heelt de Raad toen geen bezwaar gemaakt tegen het plaatsen van dergelijke kiosken. Toen werd niet het bezwaar gehoord van de belang rijke concurrentie, welke aan de winkeliers zou worden aan gedaan. Mijns inziens kan nu dit verzoek ook gerust toegestaan worden, te meer omdat, zooals de heer Sijtsma terecht heeft opgemerkt, er voor de gemeente in deze zaak nog een klein voordeeltje zit. Verder kan ik mededeelen, dat de heer van Tol het spijt mij, dat in de stukken alleen van »van Tol" gesproken wordt werkelijk in Leiden woont hij woont Waldeck Pyrmontstraat 3 zoodat ook dit bezwaar van den heer Heemskerk niet kan gelden. Verder wil ik de beslissing gaarne aan den Raad overlaten het is, ik herhaal dit, inderdaad geen bijzonder belangrijke zaak. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 15 tegen '10 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Groeneveld, F. Eiker bout, Pera, Sijtsma, Mevrouw van Itailievan Embden, de heeren Kuivenhoven, Piekaar, A. Eikerbout, Jan de Lange, van Eek, Bisschop, de Lange, Sehoneveld en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren Dubbeldeman, Sanders, Stijnman, Mulder, Bots, van Hamel, Heemskerk, Wilbrink, Meiinen en Oostdam. XI. Voorstel tot het geven van een naam aan het plein tusschen de Haarlemmerstraat en de groote Havenbrug. (Zie Ing. St. No. 154.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XII. Voorstel: a. tot aankoop, ten behoeve van de Volkshuisvesting: 1° van de perceelen teelland c.a. nabij de Alexander- straat, Sectie K nis 294, 295, 296, 297, 2748 en 3612; 2° van de perceeien grond aan de Prinsenstraat, nis 2830 en 2829; b. tot beschikbaarstelling van de voor dien aankoop benoo- digde gelden c. tot het inbrengen van de sub a genoemde perceelen in het gemeentelijk Grondbedrijf. (Zie Ing. St. No. 155). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIII. Praeadvies op het verzoek van de afdeelingen Leiden van den Ned. Sigarenmakers- en Tabaksbewerkersbond, den Ned. R.K. Tabaksbewerkersbond, de Nederl. Federatie van Sigarenmakers en Tabaksbewerkers en den Christ. Bond van Sigarenmakers, om de uitkeering aan uitgetrokken sigaren makers op gelijk bedrag te brengen als aan de andere uitge trokken arbeiders wordt uitgekeerd. (Zie Ing. St. No. 156). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Stralen. M. d. V. Het praeadvies van Burge meester en Wethouders op het adres van de vier verschillende sigarenmakersorganisatie's heeft mijne instemming niet. Niet, dat ik anders verwacht had, maar toch spijt mij dat Burge meester en Wethouders voorstellen om het in dit adres vervat verzoek niet in te willigen. Het is mij wel bekend, dat de Regeering op verschillend gebied en niet het minst op dat van de werkloozenzorg voort durend aan de gemeentebesturen belemmeringen in den weg legt en hun verhindert krachtiger te zorgen voor een be hoorlijke ondersteuning van werklooze arbeiders, maar dit ontheft mij niet van den plicht om, waar dat maar kan en in dit geval dus in den Gemeenteraad, op te komen voor de belangen van de groep werkloozen waarom het thans gaat. Ik wil er in het bijzonder op wijzen, dat, als wij alleen de billijkheid hier laten spreken, dan eigenlijk dit verzoek met algemeene stemmen ingewilligd moest worden, want geen van de Raadsleden kan voor zijn rekening nemen, dat een categorie van werklooze arbeiders, in dit geval de sigaren makers, nog wel de arbeiders, die het meest getroffen zijn door voortdurende werkloosheid, ondersteund wordt met een belangrijk minder bedrag dan andere categorieën van werk looze uitgetrokken arbeiders. Dat is namelijk vanaf Januari jl. het geval geweest en mijns inziens nog te laat hebben de gecombineerde sigaren- makersorganisatie's een poging gedaan om aan deze onbillijk heid een eind te maken. lntusschen, dit verzoek is er nu, en nu Burgemeester en Wethouders met allerlei bezwaren komen tegen hetgeen in het adres gevraagd wordt, kan ik toch niet nalaten te trachten in den Raad een meerderheid te krijgen om het verzoek wel in te willigen. In het stuk zeggen Hurgemeester en Wethouders, dat de Rijksregeering het niet wenschelijk acht, dat uitkeeringen van 13.50, door haar vastgesteld, weder worden opgevoerd tot 15.Zij hééft inderdaad gedreigd met intrekking van nare verschillende bijdragen in zake werkloozensteun, wanneer de gemeentebesturen aan dien wenk geen gevolg geven. In het bijzonder valt hier sterk af te keuren de houding van de Regeering, die niet nalaat bij voortduring te pingelen aan de uitkeeringen van de arbeiders, die zoo zwaar worden getroffen door de gevolgen van de crisis-werkloosheid. Van avond is nog uit berichten in de pers gebleken, dat de Regeering nog steeds voortgaat met haar pogingen tot ver slechtering van de bestaansvoorwaarden der werklooze arbeiders, want in de bladen heb ik gelezen, dat de Regeering aan de gemeentebesturen, die totdusverre steun hebben verleend aan de werklooze typografen, de verplichting heeft opgelegd die uitkeeringen te stoppen, omdat naar de meening van de Regeering het typografenbedrijf, ook al zijn er onder hen veel werkloozen, niet valt onder hetgeen zij noemt de crisis- bedrijven. Wij zien dus, dat de Regeering er voortdurend op uit is den toestand van de werklooze arbeiders te verslechteren, en het kan zijn, dat, ais de Raad een beslissing neemt in den geest van de verzoekende vereenigingen, de Regeering het gemeentebestuur van Leiden er ook op zal attendeeren, dat bet niet toelaatbaar is, en met verschillende dreigementen zal komen, gelijk zij reeds tegenover andere gemeentebesturen heeft gedaan, maar de zaak staat voor ons aldus; wij kunnen er niet aan denken alleen daarom ons neer te leggen bij deze buitengewoon lage uitkeering aan de sigarenmakers. Dat het absoluut noodzakelijk is, dat voor de uitgetrokken sigarenmakers een toeslag op de uitkeering wordt ingevoerd, blijkt wel uit hetgeen ik heb opgeteekend omtrent een sigarenmaker, die hoofd is van een gezin van 7 personen. Eerst kreeg de man 17.reglementaire uitkeering uit de werkloozen kas; toen hij was uitgetrokken kwam hij in aan merking voor uitkeering van de crisis-commissie en de steun werd bepaald op 13.50 -|- 1.50 per kind of, omdat hij 5 kinderen heeft, op 21.per week. Daarbij geldt echter de regel, dat van de gezinsinkomsten van het bedrag der uitkeering wordt afgetrokken, hetgeen voor dezen man ten gevolge had hij heeft twee jongens, die respectievelijk 15.en 8.per week verdienen, dus tezamen 23. dat hij van de crisis-commissie slechts een bedrag van 5.20 ontving. Als ik daaraan toevoeg, dat in dat gezin ziekte heerscht, dat een van de jongere kinderen op dokters advies voortdurend versterkende middelen moet hebben, dan kan men begrijpen, welke de gevolgen zijn, als een dergelijk gezin met zulk een bedrag wordt geholpen. Dergelijke feiten moeten voor den Raad een vingerwijzing zijn om te zorgen, op welke wijze ook, dat de menschen niet met die lage ondersteuning behoeven rond te komen. Ik meen, dat het verzoek, zooals het door de samenwerkende organi- satie's wordt gedaan, niet, gelijk Burgemeester en Wethouders voorstellen, behoeft te worden afgewezen. In de slotalinea van het verzoek wordt gevraagd maatregelen te nemen, waardoor de uitkeering aan uitgetrokken sigarenmakers wordt gebracht op een gelijk bedrag als aan andere uitgetrokken arbeiders wordt uitgekeerd. Ziet de Raad daarvan de billijkheid in, dan is hij verplicht een weg te zoeken om aan het verzoek te voldoen en mijns inziens was die weg wel te vinden. In het zeer sobere praeadvies heb ik niets gevonden van een poging van Burgemeester en Wethouders om iets voor die menschen te doen. Wel wordt gewezen op het voorbeeld van Amsterdam, waar op aandrang van de Regeering de uitkeering ook op 43.50 is moeten worden gebracht, maar ik vestig er de aandacht op, dat daar toch is toegelaten om in bijzondere gevallen een toeslag boven de uitkeering toe te kennen, doch alleen op grond van de bepalingen der Armenwet. En nu meen ik, dat waar in Leiden de uitkeeringen van het Burgerlijk Armbestuur voor gehuwde werkloozen zijn bepaald op 15. -f- 1.50 per kind, een weg gevonden moet worden, waar door aan deze werklooze sigarenmakers een uitkeering volgens denzelfden norm wordt toegekend. Het zou dus zoo kunnen, met vermijding van de bezwaren, welke de Regeering naar voren heeft gebracht, dat deze sigarenmakers toch dien bijslag zouden krijgen. Wanneer het Burgerlijk Armbestuur aan die sigarenmakers een bijslag van 1.50 gaf op hun uitkeering uit de crisiskas, dan zouden wij er inderdaad zijn. Ik kan althans niet aannemen, dat daar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 5