MAANDAG 29 MEI 1922.
253
maken, en ge zegt zelf dat ge het doet, dan moest ge het
smakelijker en wat reëeler doen. Ge doet het vergun mij
dat ik het zeg niet erg smaakvol en ook niet reëel. Ge
verwijt propaganda aan menschen, die niet van uw kleur
zijnik weet niet hoe uw kleur is op religieus gebied. Ik
vermoed, dat ge u aandient als Protestant; maar dan wil ik
hier wel zeggen, dat ik liever te doen heb met een geloovig
Roomsch-Katholiek dan met een Protestant als de heer
Groeneveld.
U tracht dit voorstel af te breken op allerlei manieren en
ge wilt eigenlijk opofferen een nieuw aan te stellen beambte
van de gemeente aan uw niet navolgenswaardige propaganda,
want ge hebt ons hier zitten voorrekenen, dat, als wij aan
stellen één gemeentelijke verpleegster, die dan royaal kan
doen het werk, dat nu door die vereeniging zal moeten
geschieden.
Ik weet niet, of het voorstel van Burgemeester en Wet
houders misschien niet een weinig te zwaar oordeelt over de
werkzaamheden; dat zal het college zelf wel duidelijk maken
maar zeer zeker is onwaar, dat één verpleegster alle hulp
zou kunnen verleenen, die gij van haar zoudt eischen. Gij
hebt uitgerekend en dat sommetje komt uit 80X20
1(300 bezoeken. Als ik nu in aanmerking neem, dat de tijd
noodig voor een bezoek gemiddeld gesteld kan worden op
3 uren men heeft niet alleen te maken met het bezoek
aan huis, maar ook met het komen en gaan en met nog
andere dingen zoo'n verpleegster heeft bijvoorbeeld ook
rusturen noodig dan kom ik tot 4800 uren per jaar. Nu
wilt gij een gemeentelijke verpleegster 4800 uren per jaar
laten arbeiden voor een loon van /l500.—Dit acht ik voor
uwe propaganda niet erg geschikt.
Als ik de heer Groeneveld was, zou ik dan toch het voor
stel verbeteren en voorstellen om 2 verpleegsters aan te stellen,
want twee zijn er beslist noodig om dat werk te doen.
Ik zal niet verder ingaan op de rede van den heer Groene
veld. Ik geloof niet, dat hij op zulk een manier in den Raad
ooit een zieltje zal winnen. Hij zal zelfs meer afstooten dan
winnen. Ik wil alleen dit zeggen.
Ik geloof, dat dit voorstel van Burgemeester en Wethou
ders hoewel het mij leed doet dat het de gemeentekas
weder met nieuwe uitgaven bezwaart een voorstel is, dat
wij niet mogen verwerpen; dat wij zullen moeten aanvaarden,
ook met de kosten, welke het weder medebrengt. Of wij
daarmede echter het allerbeste gegrepen hebben, weet ik ook
niet; maar wg hebben gegrepen het eenige wat zich op dit
oogenblik aandient en geeft in behoorlijken vorm wat noodig
is. Den weg van den heer Groeneveld, om er een tak van
gemeentedienst van te maken, wil ik niet op, want dan kost
het in een minimum van tijd 2| of 3 maal zooveel als de
heer Groeneveld nu voofstelt.
Ik wil echter nog een vraag doen aan Burgemeester en
Wethouders, waardoor misschien in de toekomst de finan-
tieele lasten van de kraamverzorging zullen kunnen worden
verminderd. Ik moet mijn verontschuldiging aanbieden, dat
ik die vraag eerst nu stel. Ik heb namelijk in het college
medegearbeid aan de voorbereiding van dit, voorstel, maar ik
heb toen niet gedacht aan hetgeen ik thans wil bespreken.
Wij hebben in Leiden een door den ouderdom zeker eerbied
waardig College van Vrouwen-Kraammoeders, en nu zou ik
aan Burgemeester en Wethouders deze vraag willen stellen:
is het ook mogelijk om aan dat College van Vrouwen-Kraam
moeders alsnog medewerking in deze zaak te verzoeken?
Dat college beschikt over een inschrijving op het 2i Groot
boek van de Nederlandscbe Werkelijke Schuld ad 80000.
de rente van dat geld wordt gebruikt voor hulp aan kraam
vrouwen. Ik zou aan Burgemeester en Wethouders willen
vragen of zij, als dit voorstel wordt aangenomen, zich de
moeite willen getroosten in het belang van de financieele
aangelegenheden van de gemeente, overwegende, dat wij
moeten trachten het goede te krijgen tegen de minste kosten,
om na te gaan of misschien niet op de een of andere wijze
een contact ware te brengen tusschen het College van Vrouwen-
Kraammoeders en deze vereeniging, opdat zij den arbeid
verdeelen of gemeenschappelijk maken, dan wel of het College
van Vrouwen-Kraammoeders zoo zelfopofferend gezind zou
zijn om te zeggen: wij hebben eeuwen lang ons goed werk
verricht, wij behoeven het niet meer te doen, het wordt
beter door deze vereeniging gedaan, wij zullen overeenkomstig
de bepalingen van de Armenwet deze instelling valt, meen
ik, onder d van artikel 2 dier wet voorstellen te liqui
deeren en onze bezittingen aan de gemeente overdragen, dan
kan de. gemeente de revenuen daarvan, welke wij totdus-
verre hebben getrokken en hebben besteed ten behoeve van
de arme kraamvrouwen, gebruiken om de kraamvrouwen-
verzorging te doen plaats hebben op den voet als die thans
in dit voorstel wordt geregeld. Daarvoor is aanleiding, omdat
de hulp van het College van Vrouwen-Kraammoeders veel
beperkter is dan van deze vereeniging; zij verschaft alleen
aan de menschen wat luiers naar ik meen.
De heer Groeneveld was bang, dat er geen 80 kraamvrouwen
zouden wezen, die hulp noodig hadden. Ik heb eens nagegaan
wat het College van Vrouwen-Kraammoeders deed en ik heb
gezien uit de jaarverslagen, dat het in de twee laatste jaren
respectievelijk aan 180 en 194 kraamvrouwen hulp heeft
verleend. Dat is ruim tweemaal zooveel als het aantal, dat
Burgemeester en Wethouders noemen, wel een bewijs, dat
het cijfer, door Professor van der Hoeven opgegeven, niet
geflatteerd is.
Zooals ik begonnen ben, wil ik eindigen. Ik ben van plan
te stemmen vóór het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, maar ik zou aan Burgemeester en Wethouders willen
vragen of zij niet, hetzij rechtstreeks hetzij door tusschenkomst
van den archivaris, den heer Overvoorde, met het College
van Vrouwen-Kraammoeders in overleg kunnen treden, opdat
de financiën van dat college zullen kunnen worden aangewend
voor de verzorging van de kraamvrouwen, zooals Burgemeester
en Wethouders zich die voorstellen te doen plaats hebben.
Mevrouw van Itallie—van Embden. M. d. V. Ik wil gaarne
verklaren, dat ik het in vele van de zakelijke argumenten,
door den heer Groeneveld gebezigd, met hem eens ben. Het
komt mij voor, dat, waar wij een geneeskundigen dienst
hebben, die slechts behoeft te worden uitgebreid, het beter
is ook dezen dienst der kraam vrouwen verzorging onder den
gemeentelijken dienst te rangschikken.
Ik voeg er onmiddellijk aan toe, dat ik het met de toe
lichting van den heer Groeneveld in geen enkel opzicht eens
ben en dat ik mij niet pleizierig zou gevoelen als ik dit niet
even medegedeeld had. Maar vele van de zakelijke argumenten,
door hem gebezigd, lijken mij werkelijk krachtig toe. Ik wil
daaraan nog eenige toevoegen.
Dit wordt nu een Roomsch-Katholieke vereeniging; maar
wanneer er wordt opgericht een Protestantsche vereeniging
voor hetzelfde doel, of er komt een neutrale vereeniging
of wat ook, en zoo'n vereeniging vraagt ook steun aan de
gemeente, dan zou het gemeentebestuur dien steun niet kunnen
weigeren; dan zou het niet het recht hebben om te zeggen:
het is een privilege; dat hebben wij gegeven aan de vereeniging.
Dan zal het gemeentebestuur ook die andere vereeniging of
vereenigingen moeten steunen; dan komt men tot een zeer
groote uitgaaf en versnippert men daarenboven op ongelukkige
wijze het geheel.
Ook komt het mij voor, dat niet voldoende geregeld is de
medezeggenschap van de gemeente in het bestuur en in den
gang van zaken bij deze vereeniging. De samenstelling van
het bestuur zou mij ook niet geheel bevallen.
Daarenboven heb ik zeer groot bezwaar tegen hetgeen
bepaald is in zake wettelijke bevallingen
Ik hoor zeggen, dat hieraan door de vereeniging tegemoet
gekomen wordt. Ik behoef er dan niet verder op in te gaan.
Vanuit een hoog menschelijk standpunt zouden Katholieken
kunnen zeggen, dat het buitengewoon kinderachtig is niet
door Katholieken geholpen te willen worden, als men tot een
andere geloofsbelijdenis of tot geen enkele geloofsbelijdenis
behoort; maar dan moeten de Katholieken ook eens bij zich
zelf even nagaan of zij, wanneer de zaak anders stond en er
een Protestantsche vereeniging was, welke het monopolie zou
vragen om ook de Katholieken te helpen, dan even hoog
boven het menschelijk gebeuren zouden staan als zij nu van
anderen eischen.
Wanneer zij niet vragen een monopolie, dan wordt het
zeker voor de gemeente niet alleen veel te kostbaar, maar
dan wordt het ook veel te wankel om deze vereeniging te
steunen, want dan zou men later ook andere vereenigingen,
die hetzelfde doel nastreven, moeten steunen.
Om al deze redenen zou ik er voor zijn om de gemeente
dezen tak van dienst in handen te geven. Ik zou misschien
nog aarzelen, wanneer een heele geneeskundige dienst hiervoor
zou moeten worden ingericht; maar aangezien wij dien dienst
eenmaal hebben en de uitbreiding ervan onder een bekwaam
hoofd zeer zeker mogelijk is, zou ik er voor zijn het voorstel
van Burgemeester en Wethouders te verwerpen en deze taak
aan den gemeentelijken geneeskundigen dienst op te dragen.
De heer Wilbrink. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen
met het voorstel van den heer Groeneveld maar toch ook
niet geheel met het praeadvies van Burgemeester en Wet
houders.
De heer Groeneveld stelt voor, dat de geneeskundige dienst
deze zaak zal ter hand nemen, waartoe die dienst dan zal
worden uitgebreid, maar ik moet mij daartegen verklaren,
omdat ik het niet acht in het belang van de toekomstige
patiënten en ook niet in het belang van de gemeentefinan-
ciën, dat ook dit werk weder wordt toegevoegd aan dien dienst.
Ik meen, dat het voor de gemeente het beste is, dat de
geneeskundige dienst meer een toeziende rol vervult en niet
actief optreedt in alle mogelijke gevallen, welke zich kunnen
voordoen. Men zou natuurlijk ook kunnen komen te staan