252
MAANDAG 29 MEI 1922.
kraamverzorging moet wezen, die dient voor al de gezindten.
De Katholieken zullen daarmede wel een bedoeling hebben.
Zij voeren tegenwoordig een stevige propaganda onder de
Protestanten voor hun geloof, en er is misschien geen beter
terrein voor die propaganda dan de kraamkamer. Het is een
beetje duister; men kan alleen onderstellingen maken, maar
als er geen geheim aan vastzit, kan men gerust zeggen, dat
het nergens voor noodig is, dat een kraamverzorgingsver-
eeniging bestaat voor al de gezindten, die dan bestuurd wordt
door de Leidsche pastoors.
De heer Piekaar. Die weten het wel.
De heer Groeneveld. Die zijn misschien specialiteiten in
de kraamverzorging.
Er staat in de statuten van de vereeniging, dat het be
stuur bestaat uit de pastoors in Leiden en één afgevaardigde
uit den Roomsch-Katholieken Vrouwenbond. Wordt dit voor
stel van Burgemeester en Wethouders aangenomen, dan zal
het bestuur worden aangevuld met een vertegenwoordiger
van het gemeentebestuur, die dan altijd in de minderheid
zal zijn.
Waarom de Katholieken voor deze zaak, welke op neutraal
gebied ligt, niet samenwerking met andere vereenigingen
hebben gezocht, maar zeiven de lakens uitdeelen en wel
anderen de contributie's laten betalen, is mij niet bekend. Zie
ik de zaak goed, dan is het een beetje anders als wordt voor
gesteld. Deze vereeniging is, zooals ik zeide, met heel wat
drukte en propaganda opgericht, maar de resultaten mogen
onevenredig worden genoemd aan de drukte, die er voor
gemaakt is, want volgens een schrijven, dat bij de stukken
heeft gelegen, telde de vereeniging in October 1921, na twee
maanden bestaan, slechts 40 leden, die na korten tijd allen
hulp noodig hadden, en volgens de inlichtingen, welke ik
later heb gekregen, heeft de vereeniging thans ongeveer 100
leden. Die inlichtingen zijn, geloof ik, overdreven, maar laten
wij aannemen, dat het ledental werkelijk 100 bedraagt, dan
kunnen wij gerust zeggen, dat het een mislukking is. De
bedoeling van deze geheele zaak is om die mislukking door
de gemeente te laten betalen.
Ik krijg den indruk, dat wij hier eigenlijk met zoo'n beetje
zwendelzaakje te doen hebben en dat men de gemeente voor
de kosten van de mislukte zaak wil laten opdraaien.
De Voorzitter. Ik kan uitdrukkingen, als de heer Groene
veld daar gebruikt, niet toelaten.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik zal dat niet meer zeggen.
Mevrouw van Itallievan Embden. U bederft daarmede
uw eigen zaak.
De heer Groeneveld. Wat wij willen wordt toch niet door
den Raad aangenomen.
De Voorzitter geeft mij den raad er dan maar over uit te
scheiden, maar wanneer ik hier alleen moest spreken over
sociaal-democratische voorstellen, die kans hebben aangenomen
te worden, dan behoefde ik wel nooit het woord te voeren.
Men weet, dat wij niet spreken voor deze Raadsleden daar
mede is toch niets te beginnen maar voor de tribune. Wij
weten, dat er onder de bevolking menschen zijn, die zullen
begrijpen dat wij goede dingen zeggen en voorstaan. Ik ben
niet bezig deze Raadsleden te bekeerenik weet, dat dat
hopeloos zou zijn.
In één van de stukken vinden wij voorts, dat deze ver
eeniging alleen hulp verleent aan hare leden, die wettelijk
bevallen. Het lijkt mij toe, dat dit voor deze vereeniging een
principieele zaak is, maar voor de gemeente zou natuurlijk
dit standpunt niet te handhaven zijn. Er zal hulp verleend
moeten worden in alle gevallen, dus ook bij zoogenaamde
onwettelijke bevallingen. Het verwondert mij, dat de vereeni
ging over dit principieele bezwaar wil heenstappen. Ik kan
het alleen hieruit verklaren, dat men op deze manier het
gemeentelijk geld in de wacht sleept.
Het gemeentebestuur heeft een schrijven gericht tot de
vereeniging omtrent de inkomsten en daarop is het volgende
geantwoord
»Onze berekening is, dat wijl gemiddeld 1700 bevallingen
per jaar in Leiden plaats hebben, ongeveer 750 gezinnen bij
ons lid zullen worden tegen een gemiddelde contributie van
ƒ0.30 per week of 15.60 per jaar, zoodat wij over een paar
jaar ruim ƒ10.000.contributie zullen innen."
Op het oogenblik, dat deze brief geschreven werd, had de
vereeniging volgens het ledental, dat aanwezig was, een inkomst
van 624.— per jaar en die vereeniging is nu maar zoo vrij
om te schatten, dat binnen een paar jaren die contributie
zal zijn opgeloopen tot ƒ10000.
Er zijn nu eenmaal optimisten en pessimisten op de wereld
en daarbij moet men zich nederleggenmaar deze optimisten
lijken mij toch wel toe te lijden aan waanvoorstellingen. Als
men toch een inkomen heeft van ƒ624.hoe kan men dan
begrooten, dat men over een paar jaar een inkomst aan
contributiën zal hebben van ƒ10,000.Als de gemeente op
dergelijke manier begrootingen ging opmaken, dan zouden
wij slecht weg komen
Bij de stukken hebben wij ook gevonden een vodje papier,
waarop staat een vodje van een begrooting. Het is eigenlijk
niet eens een begrooting; het is slechts een halve begrooting.
Alleen de uitgaven worden daar vermeld; de inkomsten zijn
er volgens die begrooting niet. Die vergeten inkomsten zullen
zeker die ƒ10000.contributie zijn, welke over een paar jaar
geïnd zullen worden.
Dan vinden wij vermeld, dat aan een boekhoudster betaald
zal worden ƒ1000.—. Het lijkt mij toe, dat zoo'n vereeniging
met 40 leden geen boekhoudster met een salaris van 1000.
noodig heeft. Die werkzaamheden kunnen toch wel goed-
kooper gebeuren.
Zoo staan er meer uitgaven op, die nergens op lijken.
Op een ander vodje papier vinden wij de rekening der
oprichtingskosten, welke blijkbaar reeds door de vereeniging
zijn gemaakt, namelijk een bedrag van ƒ2938.02. Het is wel
aan te nemen, dat men nu de gemeente deze uitgaven voor
de mislukking wil laten betalen. Wij moeten dunkt mij dien
weg niet op gaan; het zou alleen hierop neerkomen, dat wij
heel duur en heel slecht uit waren en dat wij iets, waarvoor
de gemeente moet zorgen, aan de controle van de gemeente
onttrokken.
Zooals ik reeds zeide, zijn drie kraamverpleegsters niet
noodig en kan er mijns inziens met één worden volstaan.
Ik wensch dan ook een voorstel te doen om één kraamver
pleegster aan te stellen, terwijl ik mij de regeling dan als
volgt voorstel. Het kan voorkomen, dat in dezen tak van
dienst op een moment zoo groote drukte heerscht, dat één
verpleegster niet voldoende is, maar wij hebben bij den
geneeskundigen dienst, behalve een verpleegster voor de eerste
hulp bij ongelukken, twee schoolverpleegsters, die ook met
andere werkzaamheden kunnen worden belast. Ik zou nu
het aantal verpleegsters, dat bij den geneeskundigen dienst
is aangesteld, met één willen uitbreiden, met de bedoeling,
dat deze laatste in hoofdzaak zal worden belast met de
kraamverzorging van de armlastigen, maar dat dan de zooge
naamde schoolverpleegsters, als het noodig is, ook bijstand
zullen kunnen verleenen en omgekeerd, als het bij de school-
verpleging erg druk is, die kraamverpleegster zal kunnen
helpen. Als wij benoemen een verpleegster in den rang
van uitwonend verpleegster 2e klasse op een salaris van
1400—ƒ1800. dan zullen wij voor dat geld wel iemand
kunnen krijgen, die dien cursus van drie maanden heeft
medegemaakt. Men behoeft niet te hebben een verpleegster,
die al de diploma's tot haar beschikking heeft. Met de andere
kosten, die er bij komen, geloof ik, dat wij geen hooger
bedrag dan ƒ2500.noodig zullen hebben.
Ik heb daarom de eer een voorstel in te dienen, dat ik op
uw bureau zal deporieeren, Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Door den heer Groeneveld is het volgende
voorstel ingediend
«Ondergeteekende stelt voor:
a. dat Burgemeester en Wethouders zullen aanstellen één
verpleegster bij den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst
in den rang van uitwonend verpleegster 2de klasse (jaarwedde
1400-/ 1800);
b. dat de aangestelde in hoofdzaak zal worden belast met
de kraamverzorging van armlastigen;
c. dat tot bestrijding der kosten ƒ2500.per jaar beschik
baar zal worden gesteld."
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer de Lange. M. d. V. De heer Groeneveld begint met
op zijn wijze in het aanbod van die vereeniging te zien
Roomsch-Katholieke propaganda en dan wel propaganda niet
van de allerbeste soort. Nu komt het mij voor, dat het voor
stel van Burgemeester en Wethouders tot die meening geen
aanleiding geeft, maar dat de heer Groeneveld bij wijze
van interruptie is het, meen ik, reeds door een van de andere
heeren gezegd zich hier doet kennen als een waard, die
de gasten vertrouwt zooals hij zelf is.
Hij heeft dat niet ingewikkeld gezegd. Hij zegt: ik praat
eigenlijk niet tegen de Raadsleden nu, dat accepteeren
wij van hemhet is niet erg hoffelijk, maar het is reeds zoo
dikwijls gezegd, dat het er nog wel een keer bij kan maar
ik praat voor de tribune.
Is dit geen propaganda?
Nu wil ik den heer Groeneveld dit zeggen: ge zijt toch
een zeer onhandig propagandist. Als ge propaganda wilt