94
werken, blijkens zijn ter inzage gelegd advies, geraamd op
40500.—.
Tegenwoordige inrichting van het 1. o. Alvorens nu de
verdere plannen te ontwikkelen, moge even aan de tegen
woordige inrichting van het lager onderwijs herinnerd worden.
Er zijn thans:
2 scholen der eerste klasse: eene voor jongens en eene voor
meisjes.
6 scholen der tweede klasse: eene voor jongens, eene voor
meisjes en vier scholen voor jongens en meisjes.
9 scholen der derde klasse voor jongens en meisjes.
Op de eerste klasse scholen worden onderwezen de vakken
aj, 1 en q; op de meisjesschool tevens de vakken k en u.
Op de jongensschool der tweede klasse de vakken aj en
1q en op de meisjesschool de vakken ao, q en u.
Op de gemengde scholen der tweede klasse de vakken a1,
q en u.
Op de scholen der derde klasse de vakken ak.
(Deze letters geven aan de vakken genoemd in art. 2 der
Lager onderwijswet 1920).
De eerste klasse-scholen leiden op voor Gymnasium en
II. B. S., de jongensschool 2e klasse en de meisjesschool
2e klasse zijn scholen voor uitgebreid lager onderwijs met
onderbouw. De gemengde 2e klasse-scholen zijn voor een
groot deel de eigenlijke voedingsscholen voor het uitgebreid
lager onderwijs.
De derde klasse-scholen geven eindonderwijs.
Nieuwe wettelijke bepalingen. Het gewoon lager onderwijs
moet volgens de nieuwe wet worden gegeven in scholen met
ten minste zeven achtereenvolgende leerjaren. Het leerplan
omvat voor de eerste zes leerjaren de vakken, in artikel 2
vermeld onder a tot en met k. Hieraan kan het vak
handenarbeid worden toegevoegd en kunnen voor hét zevende
en hoogere leerjaren bovendien een of meer der vakken 1
tot en met u worden toegevoegd. De wet laat de mogelijk
heid open, dat met toestemming der Kroon het
onderwijs aan een of meer scholen minder dan zeven
achtereenvolgende leerjaren omvat, mits de gelegenheid om
op andere wijze aansluitend onderwijs te ontvangen voldoende
verzekerd wordt geacht.
Ook is nog bepaald, dat eene school voor gewoon lager-
en eene school voor uitgebreid lager onderwijs, welke in
hetzelfde gebouw zijn gevestigd, slechts dan onder één hoofd
mogen staan, indien beide scholen tezamen niet meer dan
220 leerlingen tellen.
Behoud van het tegenwoordig karakter der scholen. Uit
de boven aangehaalde wettelijke voorschriften volgt onmid
dellijk, dat verandering moet worden gebracht in de leer
plans der scholen. Met het voorschrift, dat in de eerste zes
leerjaren slechts de vakken a t/m. k mogen worden onder
wezen, is echter niet gezegd, dat het karakter en het doel
van alle scholen geheel gelijk moet zijn. En dat is o. i. eene
buitengewoon gelukkige omstandigheid, omdat de thans
bestaande indeeling groot e voordeel en heeft. Geenszins zijn
wij dan ook geneigd om de afdeeling van den Bond van
Ned. onderwijzers te volgen, die voor alle scholen een gelijk
leerplan wenscht met slechts enkele verschillen in den omvang
van bijvakken en 1 of meer scholen, welke in het 5e en 6e
leerjaar opleiden voor H.B.S. en Gymnasium.
Differentiatie van de leerlingen naar den welstand der
ouders, m. a. w. de leerlingen in verband met het door hen
betaalde schoolgeld over de verschillende scholen te ver-
deelen, wordt door den Minister van Onderwijs in strijd
met de wet geacht. Wel echter kan en moet o. i. worden
gelet op het verschil in ontwikkelingsmogelijkheid tusschen
de kinderen en vooral ook op het doeldat de ouders zich
met de opleiding hunner kinderen voor oogen hebben gesteld.
Werden alle leerlingen dooreen gemengd, dan zou het peil
van het onderwijs ongetwijfeld dalen, wat natuurlijk het
openbaar onderwijs niet ten goede zou komen. Het is dan
ook van groot belang, dat de scholen haar tegenwoordig
karakter zooveel mogelijk behouden. Niet het milieu, waaruit
het kind komt, maar de ontwikkelingsmogelijkheid, de aanleg
en het doel, dat het kind zal moeten trachten te bereiken,
moeten beslissend zijn voor de keuze van en de toelating
tot een bepaalde school. In hoogste instantie daaromtrent
te oordeelen, moet aan ons college worden overgelaten.
Dat wij daarbij zooveel mogelijk met de wensclien der ouders
rekening zullen houden, spreekt wel van zelf.
Samensmelting van beide le kl.-scholen tot ééne school,
uitsluitend opleidende voor Gymnasium en H.B.S. Uit het
bovenstaande volgt echter nog niet, dat de tegenwoordige
le en 2e klasse scholen ongewijzigd moeten worden gehand
haafd. Integendeel, zal, wat deze scholen betreft, tot een
vrij ingrijpende verandering moeten worden overgegaan.
Het staat thans vast, dat de school der Eerste Leidsche
Schoolvereeniging nog in dit jaar zal worden geopend. Gezien
de lijst van ouders, die zich bereid hebben verklaard, hunne
kinderen naar die school te zenden, mag worden verwacht,
dat het leerlingen aantal van beide le klasse scholen belang
rijk terug zal loopen.
Nu is dat gezamenlijk aantal niet bijzonder groot. De
jongensschool telt 182 leerlingen, verdeeld over 9 lokalen,
de meisjesschool 137, verdeeld over 7 lokalen. Worden beide
scholen omgevormd tot ééne school voor jongens en meisjes,
dan zou het, zonder noemenswaardig verloop, reeds mogelijk
zijn dit gezamenlijk aantal in 13 lokalen onder te bren
gen. Aangezien het niet bekend is, hoe groot het gezamen
lijk aantal leerlingen van beide scholen zal zijn na de ope
ning van de school der Eerste Leidsche Schoolvereeniging,
kan niet worden geraamd hoeveel lokalen dan noodig zul
len zijn om de resteerende leerlingen te huisvesten.
Bestond bij de ouders groot bezwaar tegen de coëducatie,
dan zou er nog reden zijn om te overwegen, of niet een
andere oplossing mogelijk ware nu echter is gebleken,
dat betrekkelijk vele ouders vrijwillig hebben medegewerkt
tot de oprichting van een school voor jongens en meisjes,
ja zelfs aan een gemengde school de voorkeur geven, kan
veilig worden aangenomen, dat dat bezwaar niet bestaat.
Worden beide scholen vereenigd, dan zal het zeker moge
lijk zijn alle leerlingen onder te brengen in de school aan
de Aalmarkt.
Met de Plaatselijke Schoolcommissie zijn wij van oordeel,
dat het schoolgebouw aan de Aalmarkt eene vergelijking-
met dat der genoemde Vereeniging aan het Noordeinde
niet kan doorstaan. De Gemeente heeft echter niet de be
schikking over een beter, in het centrum der stad staand,
gebouw. Bovendien schijnt het ons niet onmogelijk het ge
bouw te verbeteren.
Deze nieuwe school zouden wij uitsluitend wenschen te
bestemmen voor die. kinderen, die in een 6-jarigen leertijd
worden opgeleid voor Gymnasium of H. B. S.
Het gebouw aan de Boommarkt komt dan vrij. Welke
bestemming daaraan kan worden gegeven, zal uit het vol
gende blijken.
Jongensschool voor u. 1. o. De afdeeling u. 1. o. van de jon
gensschool 2e kl. aan de Pieterskerkstraat telt thans 12
klassen. Deze afdeeling breidt zich zoo sterk uit, dat het
aantal klassen de laatste jaren telkens met één is vermeer
derd. Om die reden hebben wij èn in 1920 èn in 1921 de
leerlingen voor de eerste klasse der lagere afdeeling (voor
gewoon lager onderwijs) over de overige 2e klasse scholen
moeten verdeelen, zoodat op het oogenblik de lagere afdee
ling een eerste en tweede leerjaar mist. In totaal telt de
school 322 leerlingen. Met het oog op het bepaalde in arti
kel 27, tweede lid, der wet, dat aan het hoofd van eene
school voor gewoon lager onderwijs en van een school voor
uitgebreid lager onderwijs, welke in hetzelfde gebouw is ge
vestigdeenzelfde onderwijzer kan worden gesteld, mits deze
beide scholen te zamen gemiddeld niet meer dan 220 leerlingen
tellen, is het noodig deze school om te zetten in eene school
uitsluitend voor u. 1. o. Aangezien aan de wettelijke bepalin
gen, wat dit maximum-aantal leerlingen betreft, niet voor
1 Januari 1926 uitvoering behoeft te worden gegeven, ver
dient hit aanbeveling de reorganisatie dezer school geleide
lijk te doen voltrekken, zoodat dus in 1925 de school zuiver
u. 1. o, school is.
Ook al zou men de lagere klassen onmiddellijk van de
school wegnemen, dan zou het nog niet mogelijk zijn het
Hoofd met het onderwijs in eene vaste klasse te belasten.
Verwacht mag worden, dat de Minister aan den aandrang,
welke van de zijde van verschillende Gemeentebesturen
komt, om de hoofden van de groote scholen voor u. 1. o.
ambulant te doen blijven, zal toegeven.
Meisjesschool voor U. L. 0. en meisjesschool voor gewoon
L. 0., oplehlende voor U. L. 0. Ook de meisjesschool 2e klasse
kan niet onveranderd blijven. De school telt 350 leerlingen
en moet dus om dezelfde reden als de jongensschool 2e klasse
worden gesplitst.
Hier is het echter wenschelijk de splitsing onmiddellijk
door te voeren. In de eerste plaats telt deze school in
tegenstelling met de jongensschool 2e klasse een volledige
lagere afdeeling, zelfs was het noodig in het 2e leerjaar een
parallelafdeeling te vormen. Geleidelijke splitsing is hier dus
niet wel mogelijk. Maar nog een andere omstandigheid pleit
er voor, om dadelijk te reorganiseeren. Het gebouw telt 3
lokalen minder, dan er klassen zijn. Om die reden zijn drie
klassen ondergebracht in het schoolgebouw aan de Aalmarkt.
Aan dezen onhoudbaren toestand, dat de leerlingen der
school over 2 gebouwen zijn verdeeld, moet een eind worden
gemaakt.
Bovendien is het niet zeker dat, indien de beide eerste