88
van 109500.met 100000.wordt noodig
geacht.
Deze verhooging is 1°. een gevolg van het
besluit van Uwe Vergadering, om de onder
steuning van de uitgetrokken werkloozen door
tusschenkomst van het Burgerlijk Armbestuur
te doen plaats hebben en 2° van de aanvaarding
in Uwe Vergadering van 19 December 1921 van
de door den Minister van Arbeid getroffen
regeling betreffende steunverleening aan nood
lijdende Werkloozenkassen in 1922.
Immers door de in die regeling voorkomende
bepaling, dat een uitgetrokkene 78 dagen in zijn
oorspronkelijk beroep gewerkt moet hebben
voordat hij trekgerechtigd wordt, is een groot
aantal uitgetrokkenen ten laste van het Burgerlijk
Ambestuur gebleven.
Voor de bestrijding van de uit bovengenoemde
regeling voor de gemeente voortvloeiende kosten
werd aan ons College een voorloopig onbepaald
crediet verleend.)
Volgn. 214a. Kosten van de steunverleening aan
uitgetrokken sigarenmakers (nieuw artikel) 10000.
(Met het oog op den tot nog toe verleenden
steun is het wenschelijk een bedrag van 10000.
op dezen post uit te trekken, van welk bedrag
echter 50 van het Rijk wordt terugontvangen.
Zie volgn. 65a der Ontvangsten.)
Volgn. 214b. Bijdragen door de gemeente te ver-
leenen aan wachtgeldregelingen nieuw artikel) 5000.
(Voor deze bijdragen wordt voorloopig een
bedrag van 5000.noodig geacht. Raadsbe
sluit van 1 Februari 1921. Zie Handelingen blz. 3 en
volgende.)
Volgn. 220. Kosten der werkloosheidsverzekering 20000.
(De aanvaarding in Uwe Vergadering van 19
December 1921 van de door den Minister van
Arbeid bij circulaire van 5 December 1921 no.
800 getroffen regeling inzake de toekenning in
1922 van extra-bijdragen aan noodlijdende werk
loozenkassen zal op dit artikel eene hoogere
uitgaaf van 20000.tengevolge hebben.)
Totaal 184127.—
De te verwachten hoogere uitgaven bedragen
derhalve 184127.25100.— f 159027.—
de te verwachten hoogere ontvangsten bedragen 58500.
met het verschil of100527.
zal volgn. 37 „Hoofdelijke Omslagdienen te worden verhoogd.
Wij stellen U alsnu voor tot de voorgestelde begrootings-
wijzigingen te besluiten door vaststelling van den hierbij
overgelegden begrootingsstaat, model C.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 146. Leiden, 8 Mei 1922.
Reeds in het vorige jaar (Zie Ingek. Stukken no. 205 van
1921) wezen wij er op, dat het vermenigvuldigingscijfer,
hetwelk bij het berekenen van de aanslagen in de plaatse
lijke belasting naar het inkomen moet worden toegepast,
uiterlijk in de maand Mei behoort te worden vastgesteld,
opdat geen vertraging in het opmaken der kohieren door
's Rijks ambtenaren ontstaat. Thans moet derhalve worden
overgegaan tot het vaststellen van het vermenigvuldigings
cijfer voor het belastingjaar 1922/23 (1 Mei 1922 t/m .30
April 1923).
Voor de berekening van dit cijfer moet tot uitgangspunt
worden genomen de opbrengst van de kohieren over het
belastingjaar 1921/22 (1 Mei 1921 t/m 30 April 1922), zijnde
dit de eenige maatstaf, die kan dienen, nu het vermenig
vuldigingscijfer moet worden vastgesteld op een tijdstip,
waarop nog niets omtrent het belastbaar inkomen in het
nieuwe belastingjaar bekend is. Na aftrek van te verleenen
teruggaven en ontheffingen wordt de netto-opbrengst van
bedoelde kohieren geraamd op rond 3.000.000. Vervolgens
behoort te worden geraamd het bedrag aan Hoofdelijken
Omslag, hetwelk benoodigd is over het tijdvak, waarover de
heffing loopt, namelijk over de maanden Mei t/m December
van het begrootingsjaar 1922, en Januari t/m April van het
begrootingsjaar 1923. Voor het geheele begrootingsjaar 1922
werd op de begrooting als opbrengst van deze belasting
uitgetrokken 2.348.729, doch thans is reeds gebleken dat
met dit bedrag niet kan worden volstaan.
Ingevolge de U voorgestelde begrootingsregeling, toege
licht in Ingekomen Stuk no. 145, moet de post „Hoofde
lijke Omslag" reeds met 100.527 worden verhoogd, terwijl
verder ook rekening moet worden gehouden met de lasten,
welke uit de onlangs door de Staten-Generaal aangenomen
wets-ontwerpen tot regeling van de pensioenen der ambte
naren en van hunne weduwen en weezen, zullen voortvloeien.
Naar verluidt zullen de bijdragen der gemeente in de
kosten van uitvoering der pensioenwetten van af 1 Juli
1922 worden geheven, zoodat voor die bijdragen, welke
voorshands geraamd worden op een hoogere uitgave van
190.000.per jaar, voor 1922 gerekend moet worden op
6/12 daarvan of 95000.
De post „Hoofdelijke Omslag" voor 1922 moet dus ver
hoogd worden met 95.000 -{- 100.527 195.527 en mits
dien in dat jaar opbrengen 2.348.729.f- 195.527
2.544.256.—.'
Voor dit bedrag zijn reeds van de kohieren, opgemaakt
over het belastingjaar 1921/22 (1 Mei 1921 t/m 30 April
1922), waarvan wij, gelijk gezegd, de opbrengst ramen op
rond 3.000.000.beschikbaar 4/12 gedeelten (Januari t/m
April 1922) of 1.000.000.zoodat het restant of 1.544.256.
moet komen uit het kohier over het belastingjaar 1922/23.
Behalve op dit bedrag moet bij het opmaken van laatst
bedoeld kohier bovendien gerekend worden op hetgeen de
Hoofdelijke Omslag over de eerste vier maanden van het
begrootingsjaar 1923 moet opleveren.
Omtrent de cijfers van dat jaar valt uit den aard der
zaak thans nog niets met zekerheid te zeggen. Uitgaande
van de verhoogde raming voor 1922 2.544.256.en
rekening houdende met de hoogere pensioensbijdragen over
een vol jaar (dus ƒ95000.meer dan voor 1922) zou de
opbrengst van den Hoofdelijken Omslag voor 1923 voor
loopig kunnen worden geraamd op ƒ2.639.256.Het 4/12
gedeelte van dit bedrag of 879.752.moet dan gevonden
worden uit de opbrengst van de kohieren over het belas
tingjaar 1922/23. Deze kohieren moeten dan in totaal op
brengen 1.&44.256.f- 879.752.— ƒ2.424.008.—.
Gelijk bekend is, werd de opbrengst van de kohieren over
het belastingjaar 1921/22 verkregen na toepassing van het
vermenigvuldigingscijfer 1.2, en, zooals wij hiervoren reeds
mededeelden, ramen wij de netto opbrengst op 3.000.000.
hetgeen, herleid tot het vermenigvuldigingscijfer 1, een netto
opbrengst zou zijn van 2.500.000.Indien kon worden
aangenomen, dat het belastbaar inkomen constant bleef,
dan zou het voor het belastingjaar 1922/23 toe te passen
vermenigvuldigingscijfer, ten einde de zooeven geraamde
som van ƒ2.424.008.te kunnen verkrijgen, teruggebracht
kunnen worden op 0.97. Intusschen behoort rekening te
worden gehouden met een daling van het belastbaar inko
men, en derhalve ook met een lagere opbrengst der belas
ting. Een raming van het percentage, waarmede de opbrengst
der belasting wellicht zal verminderen, is moeilijk te maken,
doch als vaststaand kan worden aangenomen dat met het
vermenigvuldigingscijfer 1 niet kan worden volstaan. Dit
zou wellicht mogelijk zijn geweest, indien niet behoefde te
worden gerekend op de hoogere uitgaven, die het Rijk
wederom van de gemeente gaat vergen in verband met de
bovengenoemde hoogere pensioensbijdragen, doch thans
achten wij een lager vermenigvuldigingscijfer dan 1.1 niet
verantwoord. Het benoodigde bedrag wordt, zooals hier
voren is gebleken, geraamd op 2.424.008.herleid tot
het vermenigvuldigingscijfer 1 wordt dit 2.203.643.zoodat,
vergeleken met het resultaat van de kohieren over het
belastingjaar 1921/22, eveneens bij het vermenigvuldi
gingscijfer 1 met eene.mindere opbrengst aan belasting
Wegens achteruitgang van het belastbaar inkomen ten
bedrage van 296.357.of 12 rekening is gehouden.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
alsnu in overweging het vermenigvuldigingscijfer voor het
belastingjaar 1922/1923 vast te stellen op 1.1.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.