GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 65 IH«EKOHEH STUKKEN. N°. 107. Leiden, den 5 April 1922. Wij hebben de eer U ter vervulling in de vacature op 1 September a.s. van leeraar in de Natuurlijke Historie aan het Gymnasium alhier, als zoodanig aan te bevelen tot tijdelijke benoeming voor den tijd van een jaar: Dr. W. H. VAN SETERS te 's-Gravenhage. Deze aanbeveling bestaat slechts uit één persoon, omdat de mede-sollicitant Dr. G. Irmen, de door de Wet vereischte bevoegdheid tot het geven van onderwijs mist, terwijl een oorspronkelijke mede-sollicitante Mej. A. C. Feekes later haar sollicitatie heeft ingetrokken. Wij kunnen echter Dr. van Seters met volle vertrouwen aanbevelen. Het desbetreffend advies van den heer Inspecteur der Gymnasia wordt U hierbij overgelegd. Curatoren van het Gymnasium D. C. Hesseling, Voorzitter. M. B. Vos, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 108. Leiden, 10 April 1922. Bij Uw besluit van 9 Mei 1921 (Ingek. Stukken No. 150) werd aan den heer J. W. Blaauw, ingenieur aan de Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, een strook grond verkocht, groot 260 M2, gelegen nabij den Zoeterwoudschen Singel, deel uitmakende van het perceel Sectie M, No. 853, teneinde daarop, met premie en hypothecair crediet uit 's Rijks kas, een middenstandswoning te stichten. Wegens het uitblijven van de ministerieele beschikking op het verzoek om toekenning van hypothecair crediet, heeft belanghebbende van den bouw dezer woning afgezien, zoodat de verkoop van den grond thans ongedaan dient te worden gemaakt. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging Uw besluit van 9 Mei 1921 tot verkoop aan den heer Blaauw van de genoemde strook grond, in te trekken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 109. Leiden, 10 April 1922. Blijkens hunne in de Leeskamer ter inzage liggende mis sive achten de Gedeputeerde Staten dezer provincie het wenschelijk, dat in de overeenkomstig rechtskundig advies vastgestelde redactie van Uw besluit van 23 Januari j.l. (Ingek. Stukken No. 25) tot het voeren van een rechtsgeding tegen het Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen, eenige wijzigingen worden aangebracht. 'Aangezien hiertegen noch bij het Comité tot behartiging van de belangen der deelgerechtigden in het restitutiefonds van liet C. V. B., noch bij ons College bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in overweging om, met intrek king van Uw desbetreffend besluit van 23 Januari 1922, te besluiten a. tot het te zamen met anderen tegen de Naamlooze Vennootschap Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen voeren van een rechtsgeding tot invordering van het bedrag, dat de gemeente te goed heeft als aandeel in het bedrag, dat door het Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen op grond van zijn indertijd vastgestelde verkoopsvoorwaar- den aan grootverbruikers verschuldigd is; .b. tot het beëindigen van het geschil betreffende de ver schuldigdheid van voormeld bedrag door een dading van deze strekking, dat de beslissing over deze verschuldigdheid zal worden afhankelijk gemaakt van den uitslag eener pro cedure, door een der gerechtigden tot een deel van voormeld bedrag te voeren tegen het Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen, wanneer bij de einduitspraak in die procedure over de verschuldigdheid van het gevorderde wordt beslist c. tot het dragen van een deel van de kosten der sub b bedoelde procedure in verband met het beloop van de vor dering van de gemeente Leiden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 110. Leiden, 10 April 1922. Nu de bouw van het gemeentelijk school- en volksbad huis aan de Van der Werffstraat zoover is gevorderd, dat dit binnenkort in gebruik zal kunnen worden genomen, moet tot aanschaffing van het noodige meubilair, den inven taris en de gereedschappen worden overgegaan. Benoodigd zijn voorshands: ongeveer 50 bankjes en banken voor de wacht-, kleed- en badkamers, eenige stoelen en tafels, klok ken, kapstokhaken, spiegeltjes, legplankjes, voetroosters in de badcellen, kapstokken voor de schoolkinderen, vloer matten, lampen en verlichtingsornamenten, een waschma- chine, mangel, emmers, bezems, dweilen, een aantal bad handdoeken, formulieren, en wat dies meer zij. De kosten van een en ander worden geschat op 5500. In het bedrag ad ƒ125000.bij Uw besluit van 2 Februari 1920 (Ingek. Stukken No. 28) voor den bouw van het bad huis beschikbaar gesteld, zijn deze kosten, gelijk destijds reeds werd medegedeeld, niet begrepen. Wij geven U mitsdien, overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Fabricage, in overweging, door vaststel ling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootings- staat alsnog een bedrag van 5500.te onzer beschikking te stellen voor de aanschaffing van het noodige meubilair, den inventaris enz. ten behoeve van het school- en volks badhuis aan de Van der Werf f straat. Aan den Gemeenteraad.' Burg. en Weth. van Leiden. N°. 111. Leiden, 10 April 1922. Aangezien gebleken is, dat de voor het 2e en het 3e bouwplan der woningbouwvereniging „de Eendracht" ver leende voorschotten niet voldoende zullen zijn, om de bouwkosten te dekken, heeft het bestuur dier vereeniging zich tot ons College gewend om verhooging der voorschotten te bevorderen. Voor het 2e plan, omvattende den bouw van 124 woningen benoorden den Lagen Rijndijk, werden, in verband met Uw besluit van 30 Januari 1919 (Ingek. Stukken n°. 34), bij Koninklijk besluit van 2 September 1919, n°. 120, een grond- voorschot ad 151.160.en een bouwvoorschot ad 665.687. verleend. Buiten beschouwing latende eenige na te noemen posten, die thans nog niet onder de verhooging der voor schotten kunnen worden begrepen, wordt op het oogen- blik voor liet grondvoorschot een bedrag van 162.248. en voor het bouwvoorschot een bedrag van 687.553.noodig geacht, zoodat deze voorschotten nu reeds resp. met 11088. en ƒ21866.'dienen te worden verhoogd. Het grond- en het bouwvoorschot voor het 3e plan, groot 65 woningen en 1 pakhuis, waarop Uwe besluiten van 20 November 1919 (Ingek. Stukken n°. 344) en 11 Juli 1921 (Ingek. Stukken n°. 227) betrekking hebben, werden bij Koninklijk besluit van 9 October 1920, n°. 49, bepaald op resp. 73.550.en 356.950.Thans wordt, ook hierbij eenige na te noemen posten voor het oogenblik niet mede- rekenende, voor het grondvoorschot een bedrag van 9001. en voor het bouwvoorschot een bedrag van f 2005.meer vereischt, zoodat deze voorschotten nu reeds dienen te worden gebracht op resp. 82.551.en 358.955. De noodig geworden verhoogingen van de voorschotten voor beide bouwplannen zijn, zooals het hierbijgaande over zicht aangeeft, in hoofdzaak een gevolg van de meerdere kosten van straataanleg en rioleering, meer door den aannemer en door de vereeniging' zelf uitgevoerd werk en hoogere kosten van toezicht bij den bouw door de opzichters. De vereeniging heeft ons meedegedeeld, dat door den aannemer nog verschillende vorderingen zijn ingediend, waaromtrent evenwel arbitrage is aangevraagd. Deze vorderingen betreffen o.a. 2°. plan. meer werk1612.60 meer betaalde arbeidsloonen 30227.82 invaliditeitszegels2300.— 34140.42 3Ö. plan. meer werk7883.85 meer betaalde arbeidsloonen 23947.66 31831.51 Totaal 65971.93 Aangezien de arbitrale uitspraak nog niet is gevallen, blijven deze vorderingen thans buiten beschouwing. Op den door de vereeniging ingedienden nieuwen staat van Uitgaven komen ook eenige kleinere posten voor wegens reis- en verblijfkosten, werkverzuim, kosten voor vergade-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 1