170 MAANDAG 27 MAART 1922. in dezen tijd, een massa gevallen worden afgedaan en als dat dan wordt onderbroken door conferenties met besturen van organisaties, dan schiet er voor het afdoen van zaken geen tijd over. Daarom heb ik geschreven, dat in die gedragslijn geen verandering wordt gebracht, te meer, omdat het ook niet rechtvaardig zou zijn tegenover het algemeen. De een is lid van een organisatie, die royaal geëncadreerd is, die over woordvoerders beschikt, die zich flink kunnen voordoen, maar een ander maakt deel uit van een organisatie, die minder goed uitgerust is. Ik heb meermalen gehoord, dat men het in plaatsen, waar dergelijke conferenties plaats hebben, ver oordeelt, omdat dan degene, die het best voor den dag komen kan, met den grooten plok gaat strijken en de ander, die minder flink kan optreden, met veel minder, naar huis gaat. Ook heb ik in dien brief aan den Leidschen Bestuurdersbond het volgende geschreven »Mochten er evenwel onder degenen, die onder het besluit «vallen, menschen voorkomen, welke door voortdurende werke- «loosheid getroffen worden, dan zal men hen niet aan hun lot «overlaten." De heer Heemskerk heeft gezegd, dat aan de gasfabriek menschen te werk worden gesteld, die door het Burgerlijk Armbestuur zijn gerecommandeerd. Ik weet dat niet; in elk geval is dat niet gegrond op een officieel besluit van het Burgerlijk Armbestuur. Het is misschien een onderhandsch iets van een of anderen armbezoeker, die zijn best heeft gedaan om iemand aan werk te helpen. Wij zijn en blijven Burgerlijk Armbestuur, zoodat als iemand zich voor ondersteuning aanmeldt en op grond van de omstandig heden, waarin hij verkeert, kan aantoonen, dat hij steun behoeft, zal zulk een aanvrage altijd met allen ernst behandeld worden. Ten slotte wil ik er aan toevoegen, dat mijns inziens de Raad niet goed doet door zich over dergelijke zaken uit te spreken. Het Burgerlijk Armbestuur bestaat werkelijk uit menschen, die de zaak ter harte nemen. Het komt hoogst zelden voor, dat er gestemd behoeft te worden; sedert het Burgerlijk Armbestuur hier bestaat, is het misschien zes maal voorgeko men. Alle partijen zijn er in vertegenwoordigd. Als er iets niet rechtvaardig was, dan zou zonder twijfel van een of andere zijde wel een heftig protest vernomen worden. Dan wil ik nog een opmerking maken, welke niet precies hierbij aan de orde is, maar die ik toch gaarne zou maken. Het is in den laatsten tijd nog al eens voorgekomen, dat menschen mij lieten doorschemeren dat zij wel werk konden krijgen, zij het niet bepaald in de gemeente en zij het ook niet zoo royaal betaald, doch dat hun, als zij aan het werk gingen, zulke zware lasten te wachten stonden vanwege hun organisatie. Ik kan dat niet beoordeelenik heb het ook niet onderzocht. Mij is medegedeeld, dat zij dan niet alleen nogal zware contri butie moesten gaan betalen, maar dat zij ook de contributie- betaling moesten gaan inhalen over het tijdvak dat zij wegens werkloosheid niet betaald hadden; dan, dat er ook nog een lijst was waarvoor het een en ander werd gevraagd en dat hierbij pressie op hen uitgeoefend werd, zoodat het voor hen zeer moeilijk was om zich daaraan te onttrekken. Zoodoende moesten zij, als zij aan den gang gingen, al dadelijk heel wat offeren aan die organisatie. Dit is mij wel drie- of viermaal door verschillende werkloozen medegedeeld. Ik zou een goed woord willen doen voor die menschen, die een tijd lang werkloos geweest zijn en weder aan den arbeid gaan en den heeren, die meer in de organisaties werkzaam zijn, willen verzoeken om wat betreft die personen eenige gratie te gebruiken, in dier voege bijvoorbeeld dat zij voor eenigen tijd worden vrijgesteld of anderszins. Voor sommigen schijnt dat een bepaald bezwaar op te leveren om aan het werk te gaan voor iets minder dan zij gewoon waren. Van het Burgerlijk Armbestuur krijgen zij 18.—, en daarbij komt gewoonlijk iets, al is het niet bepaald van diaconie of armbestuur, dan toch van andere vereenigingenals zij nu aan het werk gaan voor minder dan waarvoor zij gewoon waren, dan maakt dit reeds een verschil voor hen, maar als zij dan nog zooveel moeten betalen aan de organisatie, dan wordt voor hen de verbetering te klein. De heer van Stralen. M. d. V. Ik meen te mogen zeggen, dat het antwoord van den Wethouder allerminst afdoende is geweest. De Raad zal wel niet door het betoog van den heer Bots overtuigd geworden zijn, dat de maatregel van het Bur gerlijk Armbestuur goed is geweest. De Wethouder heeft getracht den maatregel goed te praten, maar dat beteekent niet, dat de maatregel inderdaad goed is. Verscheidene dingen heeft de Wethouder gezegd, die heele- maal niet juist zijn. Zoo zegt hij bijvoorbeeld, dat hem in Februari was gebleken dat de werkgelegenheid in het trans portbedrijf grooter was geworden. Het tegenovergestelde is het geval. Van zeer bevoegde zijde, door iemand, die op en top in dat bedrijf zit, die van jongs af aan daarin is opgegroeid en daarin een leidende rol speelt, is mij verzekerd, dat de toestand in Februari en Maart zeer slecht is geweest; dat er inderdaad eenige opleving is geweest, doch dat de toestand nu belangrijk slechter is dan verleden jaar om dezen tijd. De cijfers van de Arbeidsbeurs wijzen dat duidelijk uit. Eiken dag zijn er nog meer dan 100 transportarbeiders bij de Arbeidsbeurs ingeschreven en onder dergelijke omstan digheden kan men niet zeggen, dat er geen aanleiding meer is die menschen te ondersteunen. Hetgeen de heer Heemskerk heeft gezegd is juist: wij mogen dit feit niet vergeten, dat tengevolge van de werkloosheid in andere bedrijven tal van metaalbéwerkers en bouwvakarbeiders zich op het losse werk hebben geworpen en trachten een schuit aardappelen of kolen te lossen, zoodat daardoor het werk uit de handen van de werkelijke transportarbeiders wordt gehaald. Het staat vast, dat de werkgelegenheid voor de losse transportarbeiders slecht is. De heer Bots heeft niet aangetoond, dat er een juist motief heeft bestaan om tot de stopzetting van deze ondersteuning over te gaan. Hij heeft blijkbaar willen aantoonen, dat het Burgerlijk Armbestuur zoo buitengewoon goed op de hoogte is van den toestand wat de werkgelegenheid betreft, maar dat is niet juist, want behalve aan de losse transportarbeiders heeft het Burgerlijk Armbestuur aan de landarbeiders te kennen gegeven, dat zij binnenkort geen steun meer kregen, en wel op dezen grond het voorjaar is er, het land moet bewerkt worden, nu kunt gij wel werk krijgen! Mag het Burgerlijk Armbestuur dat als motief aanvoeren voor het stop zetten der ondersteuning, als het niet tevens mededeelt waar dan werk is te vinden? Het Burgerlijk Armbestuur voert aan, dat het argument, ontleend aan den crisis-tijd, niet van toe passing is op den landarbeid, omdat er op het land werk is, dat gebeuren moet en niet kan worden uitgesteld. Daarmede wil het Burgerlijk Armbestuur aantoonen, dat er onder de land arbeiders geen werkloosheid meer heerscht. Het is daarop moeten terugkomen, want toen die menschen werden uitge schakeld, bleek, dat er te Hillegom nog 60 land- en tuinbouw- arbeiders werkloos rondliepen, terwijl ik heden in het Leidsch Dagblad heb gelezen, dat in diezelfde gemeente thans nog 42 land- en tuinbouwarbeiders werkloos waren. Ik begrijp niet hoe het Burgerlijk Armbestuur ónder die omstandigheden kan beweren, dat er op het land wel werk is te vinden. De heer Bots zegt, dat het Burgerlijk Armbestuur bestaat uit menschen, die het zoo goed met de werkloozen meenen. Ja, als de heer Bots de taak van den heer van der Wilk over nam, zou het zoo'n vaart niet loopen, maar de grief is, dat er een Burgerlijk Armbestuur is, dat aan de hand van de wet een zeker werk moet doen, en dat die werkzaamheden worden waargenomen door iemand, die de allures aanneemt van een armverzorger in optima forma en zich daarin geheel uitleeft. Niet het Burgerlijk Armbestuur beslist, maar de heer van der Wilk beslist. De heer Bots. Neen. De heer van Stralen. Ja, het Burgerlijk Armbestuur komt eens in de week bijeen en behandelt een aantal gevallen, die door den heer van der Wilk zijn onderzocht. Er wordt dan overeenkomstig het advies van den heer van der Wilk be sloten en wij weten hoe hij altijd zijn best doet om öf den steun in het geheel niet te verleenen öf, als het niet anders kan, de ondersteuning tot enkele rijksdaalders te bepalen. Wij weten dus hoe het gaat en daarom kunnen wij geen vertrouwen hebben in een college, dat op dergelijke wijze wordt voorgelicht. De heer Bots heeft het juiste punt aangeraakt, toen hij de eigenlijke oorzaak opgaf waarom de losse transportarbeiders worden uitgeschakeld. Die reden is, dat men die menschen niet kan controleeren. In dit verband wees hij er op, dat ook reeds tijdens het bestaan van het vroegere crisis^comité was gebleken, dat die menschen moeilijk waren te controleeren. Ik kan toegeven, dat er menschen zijn, die, al hebben zij voldoende inkomsten, toch trachten ondersteuning te krijgen van het Burgerlijk Armbestuur of van andere daarvoor aan gewezen colleges, maar dat mag geen motief zijn om de ge- heele groep van steun uit te sluiten. Die maatregel is in geen enkel opzicht te verdedigen. Wanneer het Burgerlijk Armbestuur er voor te vinden was om op de wijze zooals al meermalen aangedrongen is overleg te plegen met de organisaties, wanneer het zich ten opzichte van de losse arbeiders maar geregeld in verbinding stelde met de besturen der organisaties, dan zou men zien hoe het werk daardoor vergemakkelijkt zou worden. Dan zou men achter gevallen en feiten komen, welke zelfs de heer van der Wilk met zijn beruchten speurzin niet weet te ontdekken; dan zouden gevallen geconstateerd worden, waarin de besturen der organisaties met het Burgerlijk Armbestuur accoord zou den gaan in het afwijzen van steun. Maar men begint hier

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 24