MAANDAG 27 MAART 1922.
161
die des zomers erg ruiken en rnen zou daarin verbetering
kunnen brengen door als voorwaarde te stellen het hebben
van een ijskast.
De Voorzitter. Wij zullen nagaan, of bet noodig is een
voorwaarde op te leggen gelijk mevrouw van Itallievan
Embden wenscht. Altijd zal het wel niet noodig zijn, want
men kan een koelcel in het Slachthuis hebben.
Ik kan het niet zoo in eens zeggen. Als het noodig mocht
zijn, dan let de Directeur van het Slachthuis er voldoende op.
Mevr. Van Itallie—Van Embden. M. d. V. Ik ken toch
slagerijen, waar het des zomers riekt. Ik zou ze bij name
kunnen noemen.
De Voorzitter. Ik zal er den Directeur van het Slachthuis
opmerkzaam op maken.
Op het oogenblik is het hebben van een ijskast niet ver
plicht gesteld. Burgemeester en Wethouders kunnen de ver
plichting daartoe opleggen en zij zullen met genoegen van de
opmerking van mevrouw van Itallievan Embden notitie nemen.
De beraadslaging wordt gesloten en artikel 19 zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
De artikelen 20 tot en met 47 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming
wordt vastgesteld.
XVI. Verordening, houdende instructie voor den Directeur
van het Openbaar Slachthuis, tevens keuringsveearts, hoofd
van den Keuringsdienst van vee en vleesch.
(Zie Ing. St. No. 96.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 25 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XVII. Verordening, houdende instructie voor den keurings
veearts, tevens adjunct-directeur van het Openbaar Slachthuis.
(Zie Ing. St. No. 96.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 18 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XVIII. Verordening, houdende instructiën voor den keur
meester-hoofdopzichter, de keurmeesters-opzichters en de
hulpkeurmeesters van het Openbaar Slachthuis en den keu
ringsdienst van vee en vleesch.
(Zie Ing. St. No. 96.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 9 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. De aanhef van artikel 10 moet gelezen
worden als volgt:
«Onverminderd hetgeen te dien opzichte is bepaald in art. 21
van de verordening regelende den rechtstoestand van de amb
tenaren der. gemeente Leiden, is het hun verbodenenz.
Het gewijzigd artikel '10 en de artikelen 11 tot en met 39
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XIX. Verordening, houdende instructie voor de ambtenaren,
die met de herkeuring van vee en vleesch belast zijn.
(Zie Ing. St. No. 96).
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 6 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds 87* uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te uur.
Ook thans is alleen de heer Rotteveel afwezig.
Aan de orde is thans allereerst:
XI. Motie van den heer Dubbeldeman om de wenschelijk-
heid uit te spreken, dat ten behoeve van den bewoner van
het perceel Brandewijnsteeg No. 4, M. N. A. Swets, on
verwijld een woning wordt beschikbaar gesteld, teneinde
voortgang te kunnen maken met de verbreeding van die
steeg.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Men zal zich herinneren
waarop mijne motie betrekking heeft.
De eenige bewoner daar, die geen geschikte woning kan
vinden voor zich en zijn gezin, heeft reeds eenige malen uit
stel gekregen van de Huurcommissie en nu is het mij opge
vallen, dat het gemeentebestuur steeds in verzet gekomen is
bij den kantonrechter, die steeds het besluit van de Huur
commissie sanctioneert, dit wil zeggen niet toegeeft aan het
vprzoek van de gemeente.
Daaruit trek ik de conclusie, dat inderdaad die bewoner
gelijk heeft. Nu zou ik het royaler vinden van het gemeente
bestuur, als het zijn best deed om een geschikte woning voor
dezen man te vinden.
Toen ik eenige weken geleden aan het eind van de ver
gadering over ditzelfde geval sprak, heeft de heer de Lange
geantwoord, dat die menschen zoo veeleischend zijn. Ik zou
gaarne van den Wethouder hooren, wat die menschen dan
wel eischen.
Ik heb dien persoon op den man af gevraagd: de Wet
houder zegt, dat jelui zoo veeleischend zijn; wat hebt ge
gevraagd? Welke eischen stelt ge? En hij antwoordde: ik
vraag niets anders dan dat ik zal kunnen krijgen een ge
schikte woning voor mij en mijn gezin. Kan ik die krijgen
zonder de hulp van het gemeentebestuur, dan heb ik dat het
liefst, maar als het niet anders kan, dan zal de gemeente er
toch voor moeten zorgen, want die heeft er belang bij dat
ik zoo spoedig mogelijk hiervandaan ga.
Dit heeft mij er toe gebracht deze motie voor te stellen.
Het staat toch vast, dat, zoolang die man daar niet weg is,
het werk daar niet kan opschieten, en zoo fraai is het daar
niet! Het wordt tijd dat er wat anders komt. Het is ook wel
mogelijk, dat, als het zoo nog lang duurt, de werkloosheid
weder in de hand gewerkt wordt, want de menschen, die
daar weder een goeden toestand moeten maken, kunnen dat
moeilijk doen zoolang dat huis niet verdwenen is.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik zou gaarne weten waarom
die mijnheer in de Brandewijnsteeg in een uitzonderings
positie moet worden geplaatst. Iedereen, die uit zijn huis moet,
om welke reden dan ook, moet trachten een andere woning
te vinden. Het kan moeilijk gaan en gemakkelijk gaan; het
is een kwestie van boffen en van het beschikbaar hebben
van geld. Deze mijnheer zal ook den weg hebben te volgen,
dien velen vóór hem hebben gevolgd en velen na hem nog
zullen moeten volgenhij zal moeite moeten doen een woning
te vinden. Het zal mij genoegen doen, als hij er spoedig een
vindt; is dat niet het geval, dan zal hij hebben te doen wat
de kantonrechter en de Huurcommissie hem gelasten, maar
wij moeten ons er niet mede bemoeien. Misschien zal ik, als
de Wethouder heeft gesproken, een ander inzicht krijgen
ik zal na den Wethouder te hebben gehoord mijn stem be
palen maar voorloopig ben ik niet vóór de motie.
De heer Bots. M. d. V. Burgemeester en Wethouders
zouden niets liever zien dan dat het werk doorgang kon
hebben en die man een andere woning vond, maar het ligt
op den weg van een huurder om, als hem de huur wordt op
gezegd, te zorgen, dat hij een ander huis krijgt. Het is voor
de gemeente onmogelijk daarin te voorzien. Gesteld eens, dat
wij met Nieuwjaar een tiental woningen over hadden gehad,
dan weet ik zeker, dat zij nu weg waren geweest. Er zijn tal
van lieden, die bij familie ingaan of op andere wijze tijdelijk
een onderdak vinden en die dringend behoefte hebben aan
een woning.
Wat betreft het feit, dat de kantonrechter den man in het
gelijk stelt, ja, de Huurcommissie en de kantonrechter geven
enkele malen uitstel, maar daaraan komt een eind, want was
dat niet het geval, dan zou het verburen van een huis in
zekeren zin gelijk staan met verkoopen. Er komt bij, dat
de menschen zeiven beter een huis kunnen vinden, dat hun
past, dan dat dit van gemeentewege zou moeten geschieden.
Yoorzoover ik weet heeft de gemeente op het oogenblik geen
pand voor difen man beschikbaar.
Dat de woningnood hier zoo groot is, is grootendeels te
wijten aan de omstandigheid, dat tal van menschen van
buiten hier neerstrijken, terwijl de gemeente daartegen niets
kan doen. Het gebeurt meermalen, dat men, hetzij aan het
Burgerlijk Armbestuur, hetzij op andere plaatsen, menschen
ontmoet, die hier niets te maken hebben en die door een neef
of tante zijn opgenomen. Die menschen vergrooten hier den
woningnood.