46
Burgemeester en Wethouders kunnen de in het eerste lid
bedoelde goedkeuring te allen tijde intrekken.
Ast. 20.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bepalingen vast
te stellen omtrent den verkoop en het voorhanden hebben
van buitenlandsch vleesch.
Art. 21.
Het is verboden vleesch en vleesch waren
a. voor de huizen of op den openbaren weg ten toon te
stellen, uit te stallen of ten verkoop voorhanden te hebben
b. ten verkoop voorhanden te hebben in andere lokalen,
dan die, welke door Burgemeester en Wethouders zijn
goedgekeurd.
Keuring en stempeling van slachtdieren.
Art. 22.
Met inachtneming van de uren, gedurende welke het
Openbaar Slachthuis voor het keuren en slachten is open
gesteld, geschiedt:
a. de keuring vóór het slachten, zoo spoedig mogelijk en
althans binnen 2 uren na de mondelinge kennisgeving,
bedoeld in art. 6 van het Koninklijk Besluit;
b. de keuring van het geslachte dier, zoo spoedig mogelijk
nadat deze door belanghebbende aan de daarmede belaste
ambtenaren is aangevraagd, en in ieder geval binnen 12 uren
na de slachting.
Wanneer de Directeur of de keuringsveearts dit voor een
juiste keuring noodig acht, mag hij zijn uitspraak opschorten,
doch niet langer dan 48 uren na het eerste onderzoek.
Art. 23.
Hij, die slacht of doet slachten, en hij, die vee, vleesch
of vleeschwaren ter keuring aanbiedt, is verplicht den met
de keuring belasten ambtenaren ten behoeve van de keuring
de noodige hulp te verleenen, zoo dit van hem verlangd
wordt, en toe te laten, dat door of vanwege deze ambte
naren ten behoeve van de keuring, vleesch, vleeschwaren,
organen of deelen worden ingesneden, uitgesneden, mede
genomen of aan andere handelingen onderworpen.
Art. 24.
Met inachtneming van het bepaalde bij art. 50 van
het Koninklijk Besluit, worden bij de slachtdieren op de
organen en lichaamshelften merken aangebracht als volgt:
Op elke lichaamshelft:
a. bij runderen, uitgezonderd kalveren en bij eenhoevige
dieren, uitgezonderd veulens:
staartstuk, buitenveer (platte bil), binnenveer (ronde bil),
spierstuk, voorzijde achterschenkel, klompstuk, vanglap,
navelstreek, lende, klaprib, midden achterste rib, spier van
de ribben, dikke rib, schouder, schoudermuis, middenborst,
puntborst, niervet, inwendige ribbenwand tusschen le en
2e, 3e en 4e, 5e en 6e rib, voorschenkel, hals en schoft;
b. bij groote graskalveren, als onder a aangegeven. Bij
alle overige kalveren:
achterschenkel, buitenveer (platte bil), binnenveer (ronde
bil), spierstuk, klompstuk, vanglap, spier van de ribben,
navelstreek, borst, midden ribben, dikke rib, lende, niervet,
schouder, voorschenkel en hals;
c. bij schapen en geiten:
voorvlakte achterschenkel, binnenveer (ronde bil), buiten
veer (platte bil), stuit, lende, vanglap, navelstreek, midden
der ribben, dikke rib, schouder, schoft, voorschenkel, hals
en niervet;
d. bij varkens:
achterschenkel of hamschijf, binnenvlakte dij of ham,
buitenveer (platte bil), voorste en achterste gedeelte van de
lende, rug, boom, vang, navelstreek, midden der schenkel,
borst, staartstuk, dikke rib, achterste, middelste en voorste
gedeelte van den inwendigen ribbewand en reuzel.
Bovendien bij alle slachtdieren op de navolgende organen
en deelen:
kop (kaakvlakte), tong, longen, hart, lever, milt, nieren,
middenrif, en, voor zoover in voldoende ontwikkeling aan
wezig, darmscheil, groote en kleine net en maagvet, benevens
bij runderen zwezerikken en bij vrouwelijke dieren uier
helften en baarmoeder.
Verder worden stempelmerken geplaatst op zulke stukken
en deelen als de eigenaar, of die hem vervangt, wenscht,
of de ambtenaren met de keuring belast, dit noodig oor-
deelen.
Art. 25.
In geval van voorwaardelijke goedkeuring of van afkeuring
wordt het vleesch slechts op de plaatsen, genoemd in art. 50
van het Koninklijk Besluit, voorzien van stempelmerken in
afwachting van het verstrijken van den termijn, binnen
welken herkeuring kan worden aangevraagd, tenzij de eige
naar, of die hem vervangt, vóór dien tijd verklaart met den
uitslag der eerste keuring genoegen te nemen. In het laatst
bedoelde geval, of nadat de voorwaardelijke goedkeuring of
afkeuring onherroepelijk is, wordt het vleesch voorzien van
stempelmerken op de plaatsen, in art. 24 genoemd.
Art. 26.
Met inachtneming van het bepaalde in het vorige artikel,
geschiedt het aanbrengen der stempelmerken onmiddellijk
nadat de keuring of de herkeuring heeft plaats gehad.
Art. 27.
Het is een ieder, uitgezonderd den met de keuring be
lasten ambtenaar, verboden, de aangebrachte stempelmerken,
bedoeld in het Koninklijk Besluit, en die, aangebracht krach
tens het bepaalde bij de artt. 13, 28 en 29, te verminken
of te verwijderen, onverminderd het bepaalde bij art. 219
van het Wetboek van Strafrecht.
Art. 28.
Goedgekeurd vleesch, afkomstig van dieren, welke door
of ten behoeve van hier ter stede gevestigde fabrikanten van
verduurzaamde levensmiddelen tegen het verminderde tarief,
bedoeld in art. 2 van de verordening, regelende de heffing
van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slacht
huis te Leiden, zijn geslacht, wordt, onverminderd het be
paalde bij art. 50 van het Koninklijk Besluit, op de plaatsen,
in art. 24 genoemd, van een door Burgemeester en Wet
houders vast te stellen bijzonder stempelmerk voorzien.
Art. 29.
Indien Burgemeester en Wethouders dit noodig oordeelen,
wordt ingevoerd buitenlandsch vleesch bij goedkeuring te
Leiden van een afzonderlijk door hen vast te stellen stem
pelmerk op de in art. 24 genoemde plaatseri voorzien.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, met inacht
neming van het bepaalde bij art. 50 van het Koninklijk
Besluit, ook ander vleesch, dan genoemd in het eerste lid
en in art. 28, bij goedkeuring te Leiden van een bijzonder
stempelmerk te doen voorzien, indien zij dit met het oog
op de controle noodig achten.
In nood gedoode en gestorven slachtdieren.
Art. 30.
De eigenaar, houder of hoeder van een gestorven of in
nood gedood slachtdier is verplicht van het sterven of
afmaken daarvan onmiddellijk kennis te geven aan het
Openbaar Slachthuis of het bureau van Politie, als in art. 7
bepaald. Hij is met inachtneming van de bepalingen van de
Wet van 20 Juli 1870 (Stbl. No. 131) verplicht het dier daarna
zoo spoedig mogelijk langs den kortsten weg te vervoeren
of te doen vervoeren naar het Openbaar Slachthuis, alwaar
het zal worden afgeslacht.
Tot de aankomst op de in het vorige lid bedoelde inrich
ting moet het slachtdier ongedeeld worden gelaten en mag
daaraan geen enkele handeling zijn verricht, uitgezonderd
het openen van buik- en borstholte en liet. uitnemen van
maag en darmen, welke organen echter bij het slachtdier
in ongeschonden toestand aanwezig moeten blijven.
Tot de kennisgeving en het vervoer, bedoeld in het eerste
lid van dit artikel, is ook verplicht de eigenaar, houder of
hoeder van dood geboren of gestorven dieren, genoemd in
art. 4, derde lid, van de Vleeschkeuringswet.
Herkeuring en Uitvoering.
Art. 31.
Hij, wiens vleesch of vleeschwaren volgens deze verordening
of krachtens de Vleeschkeuringswet zijn afgekeurd of in beslag
genomen of aan een ander onderzoek moeten worden onder
worpen, is verplicht dezelve onmiddellijk op eerste aan
maning van de ambtenaren, genoemd in art. 44 van de
Vleeschkeuringswet, af te geven, of op hunne vordering over
te brengen of te doen overbrengen naar het Openbaar
Slachthuis.
Bij weigering zal de overbrenging op zijn kosten geschieden,
onverminderd de strafvervolging ter zake van de weigering.