142
MAANDAG 13
MAART 1922.
over een collega van hem, als een architect, die zelf niet
aanneemt.
Uit de rapporten is gebleken, dat ook de arbeiders niet
hebben gearbeid en ook niet hebben gehandeld, zooals dat
wel gewenscbt was geweest. Ik geef dat grif toe, want het
onderzoek heeft het uitgewezen en wij winden er geen doekjes
om het bestuur van »De Eendracht" heeft niet geschroomd
dat te laten uitkomen maar aan den anderen kant wil ik
er tegenover stellen, dat deze zelfde arbeiders, die hier dan
niet gewerkt hebben zooals het behoort, tot volkomen genoeg
doening van opdrachtgever en directie hun werk hebben ge
leverd bij den bouw van het badhuis. Daaruit zou ik kunnen
distilleeren, dat ook de methode, waaronder de arbeider werkt,
van invloed is op datgene, wat hij produceert, en ik wil wel
deze meening naar voren brengen, dat als die 124 en die 66
woningen waren gebouwd door diezelfde menschen, maar dan
bijvoorbeeld volgens het systeem van eigen beheer waren
uitgevoerd, die menschen beter werk zouden hebben geleverd
dan zij nu hebben gedaan.
Mijnheer de Voorzitter! Het zijn feiten, die wij hebben
geconstateerd, en nu weet ik wel, dat de arbeiders geen
engelen zijn engelen vindt men hier op aarde niet maar
dit weet ik ook, dat, als er een groote groep van personen is,
welke er belang bij hebben, dat er geknoeid wordt, men zeer
voorzichtig moet zijn. De aannemer had er belang bij, dat
hij de huizen zoo goedkoop mogelijk neerzette, en de arbei
ders, die in aangenomen werk werkten, hadden er alle belang
bij, dat hetgeen zij produceerden, werd gedaan in den kortst
mogelijken tijd, en dan kan het hun ten slotte weinig schelen
hoe het er uitziet. Maar dan ligt het niet aan de menschen,
maar in het stelsel.
Ik meen, dat ook de gemeente niet vrij uitgaat, en om dat
te bewijzen ik zou dat niet gedaan hebben, indien »De
Nieuwe Leidsche Courant" mij daartoe niet had verplicht
deel ik mede, dat op 22 October 1921 door het bestuur van
»De Eendracht", het volgende schrijven is gericht tot Burge
meester en Wethouders:
Edelachtbare Heeren.
»Het bestuur onzer Vereeniging wenscht de grootst mogelijke
zekerheid te hebben, dat, als zij het 2e Bouwplan uit handen
van den Aannemer overneemt, aan alle bestekbepalingen ten
volle is voldaan en eventueele ontduiking daarvan zich bij
het onderhoud in de toekomst niet ten koste van de vereeni
ging wreken zal.
Wel hebben architecten een verklaring afgegeven, waarvan
afschrift hierbij gaat, doch waar heeren architecten het stand
punt innemen, dat zij istaan lusschen aannemer en besteder
en dus meer de positie innemen van bemiddelaar als wel van
partij, wenscht het bestuur ter meerdere zekerheid ook een
verklaring van het Gemeentebestuur, d. w. z. van den Bouw
kundigen vertegenwoordiger van het Gemeentebestuur.
Van dit standpunt uitgaande verzocht het bestuur aan den
Heer Nijk, Directeur van Bouw- en Woningtoezicht en als
zoodanig door de gemeente aangewezen op den bouw van het
werk toe te zien, bovenbedoelde verklaring met zijn hand-
teekening te bekrachtigen, van meening, dat dan destemeer
zekerheid dat het werk volgens alle bepalingen was uitge
voerd, zou zijn verkregen, en zij daardoor alle verantwoorde
lijkheid van zich afgewenteld op architecten en den vertegen
woordiger der Gemeente.
De heer Nijk weigerde evenwel deze verklaring te teekenen,
op grond, dat dit niet tot zijn taak behoorde en hij zich
moest bepalen tot het uitbrengen van een advies aan Burge
meester en Wethouders over de overgelegde verklaring van
architecten.
Ons verzoek in deze is nu, of alsnog een verklaring als
bedoeld van den heer Nijk te mogen ontvangen via het
Gemeentebestuur, of een afschrift te ontvangen van het door
den heer Nijk aan Uw College uittebrengen advies.
Vertrouwende dat U aan dit ons verzoek wel zult willen
voldoen en uw desbetreffend antwoord gaarne tegemoet ziende
Met de meeste hoogachting."
Mijnheer de Voorzitter u begrijpt wel, dat het bestuur van
»De Eendracht", toen het besloot om dit schrijven te richten
tot Burgemeester en Wethouders, de overtuiging had, in
tegenstelling met de directie, dat de huizen niet gebouwd
waren volgens het bestek en zeer zeker ook niet ten genoegen
van het bestuur der vereeniging.
De zaak stond dus zoo, dat het bestuur op 22 October 1921
de meening was toegedaan, dat de woningen niet gebouwd
waren zooals behoorde en dat het daartoe inriep de hulp
van het gemeentebestuur.
De Voorzitter. De heer Dubbeldeman zegt: u begrijpt het
wel, maar ik begrijp zijn sustenu niet.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik hoop, dat u het straks
begrijpen zult.
Maar vóórdat wij dezen brief verzonden, waren er verschil
lende brieven gewisseld met de directie en besprekingen
plaats gehad met den Directeur van Bouw- en Woningtoezicht.
Die was er als het ware door ons met de haren bijgesleept.
Wij konden echter geen voldoende genoegdoening krijgen en
wij hebben ten slotte gezegd: best, wij zullen genoegen nemen
met de oplevering zooals de aannemer dat w7enscht en zooals
de architecten meenen, dat het wel kan, op voorwaarde dat
ook het gemeentebestuur daarmede accoord gaat. Nu begrijp
ik wel, dat de Burgemeester en de heeren van der Lip en
Pera geen verstand hebben van de oplevering van woningen;
evenmin als ik kunnen zij er veel van weten; maar in ieder
geval hadden zij ambtenaren, die dat wel kunnen beoordeelen.
Die hulp hebben wij ingeroepen en wij hadden gedacht door
middel van het gemeentebestuur de hulp van die ambtenaren
te kunnen krijgen.
Tot onze groote verbazing kregen wij op 27 October 1921
het volgend antwoord op dit schrijven waarvoor ik de vrijheid
zal nemen even voor te lezen:
»In antwoord op Uw schrijven van 22 October j.l., hebben
wij de eer U mede te deelen, dat het tot ons leedwezen niet
mogelijk is aan Uwe vereeniging eene door den Heer Nijk
geteekende verklaring, als door bedoeld, te verstrekken.
Eveneens kunnen wij niet voldoen aan Uw verzoek, om
afschrift van door dezen ambtenaar aan ons College uit te
brengen adviezen of rapporten te mogen ontvangen.
Het zal wel niet noodig zijn U te herinneren, dat Uwe
verhouding tot den aannemer wordt bepaald door het bestek
en het contract van besteding. 55 van het bestek nu regelt
de betaling en 52 regelt de beslissing van eventueele ge
schillen."
Mijnheer de Voorzitter. Dit laatste wist het bestuur van »De
Eendracht" ook wel, maar wat het bestuur wilde weten en wel
uitgemaakt door de ambtenaren, daartoe door het gemeente
bestuur aangewezen, was of de oplevering zooals zij was geschied
ons de vrijmoedigheid zou geven den Raad van Arbitrage te
verzoeken een uitspraak te doen en dat heeft het gemeente
bestuur geweigerd.
Dus als ik zoo even zeide, dat ook het gemeentebestuur in
gebreke is gebleven, dan meen ik, dat dit volkomen juist is.
Wij waren niet voldoende gedekt; wij meenden, dat die huizen
niet gebouwd waren overeenkomstig de bepalingen van het
bestek en wij wenschten gesteund te worden door het gemeente
bestuur en het gemeentebestuur heeft dat niet gedaan.
Er is nog iets. Ik meen mij niet te vergissen als ik zeg,
dat tijdens den bouw van die 66 en die 124 woningen niet
het minste toezicht geweest is vanwege Bouw- en Woning
toezicht. Wat, mij nu treft is, dat bij den bouw van het
badhuis, welke door de vereeniging in eigen beheer geschiedde,
de ambtenaren van het Bouw- en Woningtoezicht zich ge
regeld op het werk lieten zien en zich lieten voorlichten
waarom deed ze dat bij den huizenbouw niet? Daaruit heb ik
gemeend te kunnen opmaken, dat, als dat ook gedaan was
tijdens den bouw van de 124 en de 66 woningen, het niet
gegaan zou zijn als het nu gegaan is. Dat staat voor mij vast
en het onderzoek, dat door deskundige arbeiders gedaan is,
heeft ons tot die overtuiging gebracht, dat het in de toekomst
zal blijken, dat de vereeniging zeer zeker voor een kleine
ton is benadeeld, hetgeen wij in dier voege zullen bemerken,
doordat wij veel reparaties zullen krijgen, zooals op dit oogen-
blik reeds zichtbaar is.
Bovendien, ook in de bestekken, waarnaar is gebouwd en
waarop wij de goedkeuring van het gemeentebestuur hebben,
komen paragrafen voor, die zeer gevaarlijk zijn, omdat zij
uitgelegd kunnen worden op een wijze, zooals men thans
bezig is te doen, wat niet alleen aan de vereeniging, maar
ook aan de gemeenschap geld kost, want elke gulden, die
meer moet betaald worden dan waarop gerekend is, moet
door het Rijk en de gemeente worden bijgedragen en tot mijn
groote spijt zullen de huurders dat ook op de huren terug
vinden.
Mijn vragen heb ik dus gesteld met deze bedoeling, dat
het gemeentebestuur maatregelen zal nemen voor het vervolg
om te zorgen, dat dergelijke dingen als zich hebben voor
gedaan bij den bouw van die 124 en 66 woningen, niet meer
zullen voorkomen en zéker ook, dat het niet meer zal gaan
zooals het gegaan is bij den bouw voor de andere bouw-
vereenigingen in Leiden.
Nu nog een enkele opmerking naar aanleiding van hetgeen
in de »Nieuwe Leidsche Courant" heeft gestaan. Het spijt mij,
dat ik dat blad telkens moet noemen. Het schreef:
»Het is bedroevend, dat de heer Dubbeldeman den durf
heeft vragen te stellen en Burgemeester en Wethouders in
gebreke te stellen."
Ik hoop, dat die courant mijn antwoord daarop zal opnemen.
Ik heb de eer genoten om opgenomen te worden in het bestuur
in dezelfde vergadering, die van 4 Januari 1921, waarin voor
het eerst door de leden aanmerking werd gemaakt op de
knoeierijen, welke zouden hebben plaats gevonden. En ik kan