MAANDAG 13 MAART 1922. 135 zullen dan ook volgaarne voldoen aan het verlangen van den heer Wilmer. De heer Meijnen. M. d. V. Ik breng mijn dank aan den Wethouder voor de wijze, waarop hij mijne drie vragen heeft beantwoord. Ik zal nu stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Alleen zou ik nog deze opmerking willen maken, die ik intusschen voor beter geef. Is het niet noodig, dat in het voorstel worden opgenomen de woorden: »met intrekking van het besluit van 19 December 1921"? Burgemeester en Wethouders zeggen, dat het vanzelf spreekt dat, nu de Schoolvereeniging haar verzoek van verleden jaar heeft ingetrokken, ook het Raadsbesluit, hetwelk daarop ge bouwd is, vervalt, maar is dit inderdaad vaststaand genoeg? Kan door wijziging in de opinie van een schoolbestuur een Raadsbesluit te niet gedaan worden? Doen wij niet verstan diger daarvan met eenige woorden in het nu te nemen besluit melding te maken? De heer Wilmer. M. d. V. Ik wil den Wethouder dank zeggen voor zijne pertinente verklaring. Net is dus zeker, dat wij er van op aan kunnen, dat deze school niet. fraaier of beter zal zijn dan in doorsnede een openbare school in deze gemeente. De heer van der Lip. Ik kan den heer Meijnen antwoorden, dat het ons College niet noodig voorkomt om nog afzonderlijk in het nu door den Raad te nemen besluit op te nemen, dat het besluit van December ingetrokken wordt. Wij hebben aldus geredeneerd. Het besluit van December is een gevolg geweest van het verzoek der Eerste Leidsche Schoolvereeniging van verleden jaar. Dat verzoek is van de baan en daarmede vanzelf ook het besluit van den Raad, dat op dat verzoek sloeg. Intusschen bestaat er bij mij natuurlijk niet het minste bezwaar de door den heer .Meijnen bedoelde aanvulling aan het te nemen besluit toe te voegen. Noodig is het niet, maar kwaad zal het ook niet doen. Burgemeester en Wethouders wijzigen dan hun voorstel in dier voege, dat sub a gelezen wordt: »in te trekken het besluit van den Raad van 19 December 1921, waarbij aan de Eerste Leidsche Schoolvereeniging de Plantsoenschool geheel of gedeeltelijk werd afgestaan." Verder zal punt b luiden zooals nu punt a luidt en zal punt c luiden gelijk nu punt b luidt. De heer van Stralen. M. d. V. Als ik goed verstaan heb dan wórdt thans voorgesteld sub a om het Raadsbesluit van 19 December 1921 in te trekken. Maar is dit wel volgens het Reglement van Orde? Dat schrijft toch voor, dat een voorstel om op een vroeger genomen besluit terug te komen niet in behandeling mag komen als het niet op de agenda staat. De Voorzitter. Zoo iets gebeurt toch telkens. Het voorstel staat op de agenda en daarin mag toch gedurende de behan deling wijziging aangebracht worden? De door den heer van Stralen bedoelde bepaling slaat alleen op voorstellen, welke niet op de gedrukte agenda staan; anders zou elk amende ment verboden zijn. De heer van Stralen. Op de agenda staat niet het voorstel om op dat vroegere raadsbesluit terug te komen. De Voorzitter. Ons foorstel staat op de agenda en daarin mag de Raad toch wijziging aanbrengen Het zou anders wat moois zijn! Het zou te gek zijn om er over te praten. Dan zou de Raad nooit iets kunnen veranderen in een voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dat zou dan of aangenomen moeten worden zooals het luidde, óf het zou verworpen moeten worden. De beraadslaging wordt gesloten. Het gewijzigd praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 21 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heer van Hamel, Mevr. van Itallie van Embden. de heeren F. Eikerbout, Splinter, Meijnen, San ders, Oostdam, Wilmer, Kuivenhoven, Stijnman, Huurman, Bisschop, Schoneveld, Wilbrink, Sijtsma, Mulder, Eerdmans, Pera, Bots, de Lange en van der Lip. Tegen stemmen: de heeren van Stralen, A. Eikerbout, Piekaar, Groeneveld, van Eek, Dubbeldeman en Mevr. Dub- beldeman—Trago. (De heeren van Hamel en Kuivenhoven waren inmiddels ter vergadering gekomen.) XXII. Voorstel: a. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de uitbreiding der ijsfabriek van het Openbaar Slachthuis; b. om de Commissie van Beheer over die inrichting te machtigen tot verkoop van de stoommachine en de distilleerinrichting der fabriek. (Zie Ing. St. No. 78.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Mag ik even vragen of de Commissie van Financiën bij monde van een van haar leden haar advies over dit voorstel zou willen uitbrengen, omdat dit nog niet verschenen is? De heer Huurman. M. d. V. De Commissie van Financiën heeft geaarzeld over dit voorstel advies uit te brengen. Zij wenschte vooraf kennis te nemen van de exploitatie van de ijsfabricage in vorige jaren, teneinde te kunnen beoordeelen in hoeverre het gewenscht is dezen post toe te staan. De commissie zou het dan ook op prijs stellen, als dit punt tot de volgende vergadering werd uitgesteld. De heer Pera. M. d. V. Burgemeester en Wethouders achten het zeer gewenscht, na van de Commissie voor het Slachthuis de noodige inlichtingen te hebben ontvangen, dat de zaak thans wordt behandeld. Het is toch van het grootste belang, dat wij met de uitbreiding van de ijsfabriek gereed kunnen komen, voordat de warme tijd aanbreekt. Het vorige jaar is onze ijsfabriek niet in staat geweest te leveren het geen gevraagd werd, zoodat de Commissie voor het Slacht huis toen heeft moeten uitzien om elders ijs te bekomen. Dat ijs is dan ook uit andere plaatsen ontvangen, maar door het vervoer is de deugdelijkheid erg verminderd. De onbe vredigende toestand van het vorige jaar heeft de Leidsche slagers er toe gebracht te overwegen of het in hun belang zou zijn zelf een ijsfabriek op te richten. Enkele maanden geleden heeft men in de plaatselijke bladen kunnen lezen, dat de slagers bij elkander waren geweest om daarover te beraadslagen. Die handeling heeft zeer zeker de aandacht getrokken van de Commissie voor het Slachthuis, want de oprichting van een afzonderlijke ijsfabriek zou zeker voor onze fabriek van groote beteekenis zijn en zeer tot haar na deel kunnen strekken. Een en ander heeft ten gevolge gehad, dat de Directeur van het Slachthuis, Dr. Stuurman, een onderhoud heeft gehad met de slagers en hen op de hoogte heeft gebracht welke de plannen van de commissie waren, namelijk dat men eenerzijds zou trachten de ijsfabricage uit te breiden, teneinde beter in staat te zijn de noodige voorraden te leveren, en anderzijds, dat de prijzen zouden verminderd worden. Dit is hun dan ook zoo voorgehouden geworden, dat zij gingen begrijpen, dat zij zeer moeilijk zouden kunnen concurreeren met onze ijsfabriek. Het is toch niet onbekend dat onze ijsfabriek in staat is, door de samenvoeging met het Slachthuis, om goedkooper te fabriceeren dan een particulier zou kunnen doen, want aan een ijsfabriek zijn krachten ver bonden, waarvoor niet ten volle aan een ijsfabriek werk te verschaffen is. Het geeft zeker een voordeel, dat er bij de ijsfabricage personen werkzaam zijn, die ook hunne diensten verrichten voor het Slachthuis. Om nu in staat te wezen, dat wij voldoen aan de gedane toezegging in zake levering van het benoodigde ijs, is het gewenscht, dat wij zoo spoedig mogelijk maatregelen nemen om ons voor het een en ander voor te bereiden. Men zal begrijpen, dat wij thans al zoover in het jaar ge vorderd zijn, dat er niet zoo heel veel tijd meer overschiet om met dat een en ander gereed te komen en dat is de reden waarom Burgemeester en Wethouders, ook op aan drang van de Commissie voor het Slachthuis, zeer op prijs stellen, dat in deze vergadering over deze zaak beslist wordt. De heer Huurman. M. d. V. Met alle respect voor den Wethouder moet ik toch zeggen, dat ik geen antwoord ge kregen heb op hetgeen ik gevraagd heb. Het slaat als een tang op een varken. Ik heb dit voorstel volstrekt niet bestreden. Ik heb alleen betoogd, dat, als de Raad prijs stelt op een advies van de Commissie van Financiën, deze een exploitatierekening van het vorig jaar onder hare oogen had moeten krijgen. Indien het nu zoo urgent is, gelijk de Wethouder hier zegt, dan begrijp ik niet, dat de Commissie van Financiën voor der gelijke ingrijpende voorstellen zoo weinig tijd voor onderzoek wordt toegemeten. Wij hebben voor dit voorstel veel te weinig tijd gehad ten einde deze zaak behoorlijk te onderzoeken om den Raad van advies te dienen. De Commissie wenscht deze zaak niet tegen te houden, maar ik wil wel zeggen men moge het een dreigement noe men dat, als in 't vervolg voor ingrijpende voorstellen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 21