128
MAANDAG 13
MAART 1922.
Het voorstel van den heer Eerdmans wordt in stemming
gebracht en met 23 tegen 6 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren F. Eikerbout, Splinter, Meijnen,
Sanders, Oostdam, Wilmer, A. Eikerbout, Piekaar, Kuiven-
hoven, Stijnman, Groeneveld, Huurman, Knuttel, Bisschop,
van Eek, Schoneveld, Wilbrink, Mulder, mevr. Dubbeldeman
Trago, de heeren Pera, Bots, de Lange en van der Lip.
Vóór stemmen: de heer van Hamel, mevr. van Itallie
van Embden, de heeren van Stralen, Dubbeldeman, Sijtsma
en Eerdmans.
Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
XVII. Praeadvies op het verzoek van het Bestuur van de
Openbare Leeszaal en Bibliotheek »Reuvens", om geleidelijke
verhooging van de gemeentelijke subsidie.
(Zie Ing. St. No. 73).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer A. Elkerbout. M. d. V. Ik heb niet het woord
gevraagd om mij tegen dit voorstel te verzetten, maar ik
wensch alleen de aandacht te vestigen op het feit, dat sedert
langen tijd aan de Leeszaal een groote stapel boeken in een
zoodanigen staat verkeert, dat zij niet uitgeleend kunnen
worden. Aart de|Leeszaal is een binder verbonden, maar die
ééne man is niet in staat al die boeken en tijdschriften in
te binden. De stapel wordt steeds grooter; ik ben er vanmorgen
geweest en heb geconstateerd, dat wel duizend boeken en
tijdschriften in de reparatie zijn. Ik zou dan ook gaarne
hebben, dat Burgemeester en Wethouders er bij het bestuur
van de Leeszaal op aandrongen een kracht meer aan het werk
te zetten voor het inbinden van die boeken en tijdschriften,
want de Leeszaal voldoet niet aan de eischen, welke men er
aan mag stellen.
De heer de Lange. M. d. V. Ik kan aan den heer Eikerbout
mededeelen, dat ik vermoed, dat er bij Burgemeester en
Wethouders geen bezwaar zal bestaan om de opmerking,
welke hij heeft gemaakt, aan het bestuur der Leeszaal over
te brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
XVIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de
inrichting der administratie, vereischt voor de uitvoering der
verordening op de heffing en de invordering der schoolgelden
voor Lager Onderwijs.
(Zie Ing. St. No. 79).
Nadat de Voorzitter heeft medegedeeld, dat Burgemeester
en Wethouders hun voorstel nader in dien zin wijzigen, dat het
gevraagde bedrag met 200.wordt verhoogd, wegens hoogere
kosten van aanschaffing van een schrijvende optelmachine,
wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het gewijzigd voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XIX. Voorstel tot onderhandsche opdracht van de vervaar
diging c. a. van de bovenbouwen van de Kraaierbrug en de
Pauwbrug, aan de N.V. Hollandscbe Constructie Werkplaats
te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 69).
Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend
verzoek van de Utrechtsche Stoom Grofsmederij firma
P. H. Hörmann.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Eck. M. d. V. Ik wensch even, mede namens
mijn partijgenooten, te verklaren, dat wij vóór het praeadvies
van Burgemeester en Wethouders zullen stemmen. Wij erkennen,
dat het verbazend moeilijk is in deze zaak een beslissing te
nemen, maar wij meenen toch, dat in dezen den doorslag moet
geven de omstandigheid, dat de bestrijding van de werkloosheid
door het Rijk voor het overgroote deel aan de gemeente wordt
overgelaten. Wij geven natuurlijk onmiddellijk toe, dat, wanneer
het werk wordt verricht in Leiden en niet te Utrecht of niet
te Leiden, maar te Utrecht, de hoeveelheid werk, die opgedragen
wordt, totaal gelijk blijft, maar waar het Rijk, nu het eenmaal
aan de gemeente overlaat om in de nadeelige gevolgen van de
werkloosheid te voorzien, ook de werkverschaffing geheel aan
de gemeente overlaat, meenen wij, dat, nu het verschil, dat
de gemeente meer zal moeten betalen, zoo gering is, het 't beste
is aan een Leidsche instelling de voorkeur te geven.
Intusschen, wij gevoelen ook veel voor de klacht van de
firma Hörmann. Burgemeester en Wethouders hebben dat ook
gevoeld. Als iemand inschrijft naar een werk, zijn inschrijving
aan alle eischen voldoet en hij de laagste inschrijver is, dan
is het onbillijk hem het werk niet te gunnen. Indien dat
systeem werd, zou dat tengevolge kunnen hebben, dat de
gemeente daardoor ernstige financiëele nadeelen leed. Immers,
de aannemers buiten de gemeente zouden zeggenja, waarom
zullen wij inschrijven, want het is zeker, dat een inschrijver
binnen de gemeente het werk krijgt? Het gevolg zou dus zijn,
dat de aannemers en de werkgevers in de gemeente daarvan
zouden profiteeren en de gemeente in het vervolg waarschijnlijk
veel grooter bedrag zou moeten betalen om dergelijk werk te
doen uitvoeren.
Nu zou ik aan dit voorstel van Burgemeester en Wethouders,
waaraan wij, zooals gezegd, onze stem zullen geven, willen ver
binden een beginselbesluit waaraan reeds in dit geval uit
voering zou gegeven worden dat, wanneer het voorkomt
dat het werk niet gegund wordt aan den laagsten inschrijver
dit zal alleen dan voorkomen wanneer het verschil tusschen de
laagste en de daarop volgende inschrijving niet groot is aan
den laagsten inschrijver vergoed worden de kosten, welke ge
maakt zijn voor het opmaken van het plan.
Ik zou dus in aansluiting aan hetgeen Burgemeester en
Wethouders voorstellen ik meen, dat zij zelf ook toegeven
dat het tot zekere hoogte zeer onbillijk is dat het werk niet
gegund wordt aan de firma Hörmann te Utrecht het volgend
voorstel willen doen
«Ondergeteekende stelt voor aan de Utrechtsche Stoom-Grof-
smederij firma P. H. Hörmann te Utrecht als laagste inschrijfster
voor de te verrichten werken aan de Pauwbrug en de Kraaier
brug, te vergoeden de kosten, die genoemde firma gemaakt
heeft voor het opmaken van door haar voor gemelde werken
ingediende plannen."
De Voorzitter. Ik heb van den heer van Eck het volgend
voorstel ontvangen
»Ondergeteekende stelt voor aan de Utrechtsche Stoom-
Grofsmederij firma P. H. Hörmann te Utrecht als laagste
inschrijfster voor de te verrichten werken aan de Pauwbrug
en de Kraaierbrug, te vergoeden de kosten, die genoemde
firma gemaakt heeft voor het opmaken van de door haar voor
gemelde werken ingediende plannen."
Het voorstel van den heer van Eck wordt voldoende onder
steund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Ik zou in overweging willen geven om, als
het voorstel van Burgemeester en Wethouders mocht aan
genomen worden, niet onmiddellijk in deze vergadering een
beslissing over het voorstel van den heer van Eck te nemen.
Ik kan nog niet beoordeelen wat er voor of tegen dit voor
stel is aan te voeren: dat zou ik nog eens moeten overwegen
en dat zal ook de Raad wel willen doen. Ik zou het daarom
niet willen behandelen zonder dat Burgemeester en Wet
houders dienaangaande praeadvies uitgebracht hebben. Wij
moeten ook hooren onze deskundige adviseurs, zooals b.v. den
Directeur van Gemeentewerken. Wij moeten niet direct een
besluit nemen in dergelijke zaak. Het is best mogelijk dat
dergelijk besluit schadelijke gevolgen zou hebben en wij
moeten toch weten, welke consequenties er voor de gemeente
aan verbonden zullen zijn.
Ik zou er dan ook voor zijn, dat dit voorstel van den heer
van Eck gesteld werd in handen van Burgemeester en Wet
houders om praeadvies, ingeval de Raad zich kan vereenigen
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Als het
voorstel van Burgemeester en Wethouders verworpen wordt,
dan heeft het voorstel van den heer van Eck verder geen zin.
De heer Huurman. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen
met uw denkbeeld om het voorstel van den heer van Eck
ter zijde te leggen tot de volgende vergadering en onderwijl
thans reeds een besluit te nemen ten opzichte van het voor
stel van Burgemeester en Wethouders, want naar mijn inzien
is het een onafscheidelijk van het andere.
Als nu werd besloten om het werk op te dragen aan de
Leidsche firma en in de volgende vergadering besloten werd
om geen vergoeding te geven aan de Utrechtsche firma, dan
zou ik er spijt van hebben gestemd te hebben voor het voor
stal van Burgemeester en Wethouders.
Ik gevoel iets van de moeilijkheid om dit voorstel thans
te behandelen, maar is het niet mogelijk de geheele zaak aan
te houden tot de volgende vergadering? Onderwijl zouden
Burgemeester en Wethouders praeadvies kunnen uitbrengen
omtrent het voorstel van den heer van Eck. Er zou dan in
de volgende vergadering een beslissing kunnen vallen over
het voorstel van Burgemeester en Wethouders en naar aan
leiding daarvan over het voorstel van den heer van Eck.
Verder wil ik verklaren niet goed te begrijpen, dat op
deze wijze een prijsopgaaf wordt gevraagd.