426
MAANDAG 43
MAART 4022.
c. tot beschikbaarstelling van gelden voor de kosten van
aanleg van een toegangsweg van de Heerenstraat naar
de aan de Verlengde Stadhouderslaan in aanbouw zijnde
school.
(Zie Ing. St. No. 82.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel sub a, b en c van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XI. Verordening, regelende de heffing van gelden voor het
bezichtigen van het Stedelijk Museum »de' Lakenhal" te
Leiden.
(Zie Ing. St. No. 77.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 5 worden achtereenvolgens zon
der beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XII. Verordening, regelende de invordering van gelden voor
het bezichtigen van het Stedelijk Museum »de Lakenhal"
te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 77.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 3 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging ot hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XIII. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 14 April 1904, regelende de benoeming en den werkkring
van de Commissie voor het Stedelijk Museum »de Lakenhal",
(Gemeenteblad No. 11).
(Zie Ing. St. No. 77.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen I, 11 en 111 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XIV. Verordening, regelende de voorwaarden voor het bezoek
van het Stedelijk Museum »de Lakenhal" te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 77.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 3 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 4, luidende:
»De bezoekers van het museum moeten stokken, regen-en
zonneschermen en andere voorwerpen, welke aanleiding kunnen
geven tot hinder voor bezoekers of tot beschadiging van
voorwerpen, in het museum aanwezig, bij het binnentreden
van het museum afgeven.
De afgegeven voorwerpen worden kosteloos aan den ingang
bewaard en aan den rechthebbende, die het museum verlaat,
op diens verzoek teruggegeven."
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders brengen in
artikel 4 een wijziging, in dier voege, dat daaraan een 3e lid
wordt toegevoegd, luidende:
«Honden worden in het museum niet toegelaten."
Ik kan mededeelen, dat de minderheid van Burgemeester
en Wethouders deze toevoeging overbodig acht. Als men deze
bepaling opneemt, dan zou men a contrario kunnen gaan
redeneeren: men mag in het museum niet met een hond
komen volgens artikel 4, dus wel bijvoorbeeld met een kat.
Het ligt in de rede, dat er geen honden in het museum
mogen komen, maar de meerderheid van Burgemeester en
Wethouders acht een uitdrukkelijk verbod niettemin gewenscht.
Verlangt iemand hoofdelijke stemming?
De heer de Lange. Ik vind het wel de moeite waard om
over die toevoeging stemming te vragen.
De Voorzitter. Dan zult gij een amendement moeten voor
stellen.
De heer de Lange. Dan zal ik een amendement indienen
om die toevoeging te doen vervallen.
De Voorzitter. Ik heb van den heer de Lange een amen
dement ontvangen, strekkende om alinea 3 van artikel 4 te
doen vervallen. Wordt dit amendement aangenomen, dan blijft
dus het artikel ongewijzigd.
Er is over deze zaak niet veel te zeggen. De meerderheid
van het College vindt het beter de honden te noemen, omdat
men anders met zijn hond in het museum zou kunnen komen,
maar de minderheid meent, dat het in den aard der zaak
ligt, dat honden niet in een museum worden toegelaten, en
dat men aan die toevoeging een argumentum a contrario zou
kunnen ontleenen, namelijk, dat men er met andere dieren
wel zou mogen komen.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil er alleen dit van
zeggen. Men kan verschillen over de vraag of het noodig is
die bepaling in de verordening op te nemen, ik meen van wel,
vooral als men allerlei dingen regelt als het afgeven van
stokken, parapluies enz., maar nu die toevoeging eenmaal
door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld, is het ge
vaarlijk haar af te stemmen, omdat daaruit zou kunnen
worden afgeleid, dat honden wel mogen toegelaten worden.
Ook voor de suppoosten is het nu beter, dat die bepaling
wordt opgenomen want anders krijgen zij er misschien moeilijk
heden mede, terwijl iedereen het er toch over eens is, dat
honden in het museum niet kunnen worden toegelaten.
De Voorzitter. Ik moet dat even bestrijden, want iemand,
die met een hond in het museum zou willen worden toegelaten,
zou zich, bij gebreke van deze bepaling, nooit op deze beraad
slaging kunnen beroepen. Immers, ik heb het zoo sterk mogelijk
gezegd, dat honden uit den aard der zaak geweerd worden;
neemt men echter alleen een verbod voor honden op, dan
kan men a contrario argumenteeren en zeggen, dat andere
dieren wel worden toegelaten.
Het amendement van den heer de Lange wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer de Lange wordt in stemming
gebracht en met 18 tegen 11 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heer van Hamel, Mevrouw van Itallie
van Embden, de heeren Splinter, Meijnen, van Stralen, Oostdam,
Wilmer, A. Eikerbout, Piek aar, Kuivenhoven, Groeneveld,
van Eek, Schoneveld, Wilbrink, Mevrouw DubbeldemanTrago,
de heeren Pera, Bots en van der Lip.
Vóór stemmen: de heeren F. Eikerbout, Sanders, Stijnman,
Huurman, Knuttel, Bisschop, Dubbeldeman, Sijtsma, Mulder,
Eerdmans en de Lange.
De Voorzitter. Na deze beslissing zouden wij uitdrukkelijk
kunnen verklaren, dat de bedoeling van den Raad is, dat
men niet alleen met honden, maar ook niet met andere waar
neembare dieren in het museum mag komen.
Artikel 4, zooals het nader door Burgemeester en Wet
houders is gewijzigd, wordt vervolgens zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De artikelen 5 tot en met 10 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming
wordt vastgesteld.
XV. Voorstel:
a. tot het verleenen van een subsidie van ten hoogste
100.aan den Centralen Oudertaad;
b. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 67.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Groeneveld. M. d. V. De Centrale Ouderraad heeft
behalve een subsidie van ƒ100.ook nog gevraagd de be
schikbaarstelling van een vergaderlokaal en daarvan wordt
in het praeadvies geen melding gemaakt. Er wordt niet eens
over gesproken en er zal toch moeten geantwoord worden op
hetgeen gevraagd is? Waarom is daarover in het geheel niet
gesproken
In elk geval zou ik op het verzoek van den Ouderraad
willen ingaan en voor zijne vergaderingen van gemeentewege
een lokaal beschikbaar stellen.
Mevr. van Itallievan Embden. Ik zou gaarne willen
weten waartoe dan die f 100.zouden moeten dienen als er
een vergaderlokaal van gemeentewege beschikbaar gesteld
wordt. Er is toch geen sprake van vacatiegelden? Ik zou
mij daartegen moeten verklaren.