MAANDAG 13 MAART 1922. 125 De heer van Stralen heeft tot mij het verwijt gericht, dat ik hier als aannemer voor de aannemers ben opgekomen. De heer van Stralen zegt: schaam u er maar niet voor. Och, waarvoor ik mij wel moet schamen is dat ik het nog niet zoover gebracht heb dat ik aannemer ben geworden. Ik heb nog nooit een werk van de gemeente of van particulieren aangenomen en ik kan dus moeilijk op den titel van aannemer aanspraak maken. Ik meen dus, dat de heer van Stralen hier eenigszins abuis is. Misschien wil hij mij wel tot aannemer promoveeren: dan zal ik hem daarvoor hartelijk dank zeggen, vooral als er wat op overschiet gelijk hij meent, dat het geval zal zijn. De heer van Stralen is blijkbaar van meening, dat alle aannemers uitbuiters van de gemeenschap zijn. Ik zeg niet, dat die aannemers dat allen doen om er geld op toe te leggen het is hun er om te doen te verdienen, evenals iedereen. Er zijn menschen, die een werk aannemen en uitvoeren en er dan nog geld op toeleggen; ik ben zoo'n beetje handelaar en leg cr ook wel eens geld op toe. Ik moet er tegen opkomen als zouden die aannemers parasiteeren op de gemeenschap. Als er van parasiteeren sprake is dan geldt dit voor de arbeiders, die misbruik maken van het ontbreken van voldoend toezicht vanwege de gemeente. Dit acht ik verkeerd niet alleen met het oog op de gemeentekas maar zeer zeker ook wat betreft de arbeiders. Er zijn een zeker aantal arbeiders, die er niet tegen kunnen, wanneer niet voldoend toezicht gehouden wordt; zij worden er door gedemoraliseerd wanneer er op hun arbeid geen toezicht is, zoodat zij gewoon raken om te lanterfanten. Die menschen worden zoodoende ongeschikt voor werk bij een particulieren patroon. Als zij op die manier een halfjaar bij de gemeente gewerkt hebben, dan zal dit wel zooveel invloed op hen uitgeoefend hebben, dat zij, weder bij een particulieren patroon te werk gesteld, voor hun werk onbruik baar zijn geworden. De heer Knuttel vraagt: wat zijn wij dan begonnen? De quaestie is dat het, als men op deze manier voortgaat, al maar meer geld gaat kosten en ik zie de noodzakelijkheid daarvan niet in. Als men er toe overgaat dit werk aan de Roode- en de Wittelaan uit te besteden zooals wij eertijds gewoon waren, dan kan dat mijns inziens de werkloosheid niet in de hand werken. Het is natuurlijk dat een aannemer enkele menschen minder noodig zal hebben dan de gemeente, maar er staan zoovele belangrijke voordeelen tegenover, dat ik mij met het tweede gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wet houders, betreffende uitvoering in eigen beheer, niet kan ver eenigen. Ik zal daarover dan ook stemming vragen. De Voorzitter. Ik doe den heer Wilbrink opmerken, dat daarvan niets in het voorstel van Burgemeester en Wethouders staat. Wij hebben alleen in de toelichting vermeld, dat het ons voornemen is dit werk door werkloozen te doen uitvoeren. De heer Wilbrink zou dus een motie moeten voorstellen, waarbij de Raad uitspreekt, dat het werk niet op deze wijze zal worden uitgevoerd. De heer van Stralen. M. d. V. De heer Pera heeft laten doorschemeren, als zou het niet al te best gesteld zijn met den werklust der arbeiders, die aan dit werk aan den Hoogen Rijndijk bezig zijn. De heer Pera weet toch beter. Wethouder Bots heeft zeer duidelijk doen uitkomen, dat aan den werklust van die arbeiders op het oogenblik niets ontbreekt, het gaat op dit oogenblik uitstekend met die menschen en er zijn geen aanmerkingen op te maken. Het ware dus beter geweest, indien de heer Pera niet den indruk had willen vestigen alsof het daarmede wat zou haperen. De heer Pera heeft ook gezegd, dat dit voorstel van Burge meester en Wethouders niet strekt om per se deze werken in eigen beheer te doen uitvoeren, doch dat zou gelet worden op de daaraan verbonden kosten en dat in verband daarmede al •dan niet besloten zou worden tot uitvoering in eigen beheer. Maar zoo luidt toch het voorstel niet. Het gemeentebestuur stelt voor, deze werken in eigen beheer te doen uitvoeren door werkloozen en als dus de heer Pera ons niet argwanend wil maken, moet hij niet zeggenwij zujlen eerst eens de kosten gaan bekijken. Wij moeten de zekerheid hebben, dat deze werken in eigen beheer door de werkloozen zullen worden uitgevoerd. Die zekerheid zouden wij gaarne van den heer Pera ontvangen. Aan den heer Bots, die enkele bezwaren heeft genoemd, welke inderdaad in verband met deze zaak bezwaren zijn, zou ik willen doen opmerken, dat het gewenscht is, waar Burgemeester en Wethouders voornemens zijn op dezen weg voort te gaan, dat de gemeente zich van het noodige materiaal voorziet, want het is bekend, dat aan het werk aan den Hoogen Rijndijk meer materiaal noodig zóu zijn geweest en, als dit aanwezig was geweest, het werk minder duur zou zijn geworden. De heer Wilbrink heeft in laatste instantie beweerd, dat de'werkloozen in dienst van de gemeente het er gemakkelijk van nemen, maar de heer Bots heeft duidelijk te kennen ge geven, dat volgens de verklaring van den Directeur van Gemeente werken de menschen wel degelijk den noorligen werklust bezitten. Ik kan den heer Wilbrink mededeelen, dat juist omdat het hier een proef gold, in overleg met de vakorganisaties de beste en meest betrouwbare menschen, van wie men mocht verwachten, dat zij aan het welslagen van de proef zouden medewerken, te werk zijn gesteld. Wat die schuit betreft, waarop drie menschen stonden, ik heb dat ook gehoord, maar ik wil toch opmerken, dat, als gevolg werd gegeven aan practische wenken, welke van de zijde van de arbeiders worden gegeven, dergelijke bezwaren zich niet zouden voordoen. Van de zijde der werklieden is een regeling voorgesteld, waardoor dat niet meer noodig zou zijn, maar men is daarop niet ingegaan. De heer Sijtsma. M. d. V. Men heeft eigenlijk nooit over het voorstel zelf gesproken. De Voorzitter. Dat is uw eigen schuld, want ik heb daar toe de gelegenheid gegeven. Ik zou u willen verzoeken voortaan in eerste instantie over de zaken te spreken; de Wethouder heeft reeds het woord gevoerd en nu begint gij weer eens. De heer Sijtsma. M. d. V. Gij zoudt tegenover mij zeer onbillijk zijn, indien gij mij het woord weigerdet. Als de heeren onder elkander twisten over de vraag: eigen beheer of niet eigen beheer, dan heb ik geen reden mij daarin te mengen. Ik heb zelf meermalen interrumpeerend gezegd, dat het beter was het voorstel zelf te bespreken. En dat wilde ik nu in het kort doen. Nu lijkt het mij toe, dat, als wij dien grond overnemen, wij een toestand krijgen, welke niet veel beter is als de be staande. Wij krijgen geen straat, geen behoorlijke rioleering en ik ben zoo bang, dat, als wij dien grond hebben overgenomen, die sloot hebben gedempt, de gemeente over een paar jaar weer genoodzaakt zal worden de zaak in orde te brengen door het zoogenaamde hulpriool te vervangen door een definitieve rioleering en door het aanleggen der straat, terwijl de omwonenden daarvan ten slotte zullen profiteeren zonder er iets toe te hebben betaald. Ik zou liever willen wachten totdat de heer De Graaf door noodzaak verplicht was mede te betalen in de kosten van het finaal in orde maken van de straat. Wij doen nu een werk, dat eigenlijk geen zin heeft, tenzij wij er maar weer meer geld aan besteden. De heer Pera. M. d. V. Mij wordt het verwijt gedaan, dat ik een veroordeelerid vonnis zou hebben uitgesproken over de arbeiders, maar een dergelijke uitspraak doe ik nooit. Ik heb gezegd, dat de ervaring, welke wij op dit gebied hadden, niet altijd gunstig was. Er loopen op dit benedenrand ge lukkig nog arbeiders, die zich met eere kunnen laten zien en van wie wij kunnen zeggen, dat zij ten volle hunjdicht doen. Helaas dat er ook anderen tusschen loopen. Dan zegt de heer van Stralen, dat in de commissie besloten is dat dit werk zou uitgevoerd worden in eigen beheer. Ik moet hem in dit opzicht doen opmerken, dat de commissie een beslist oordeel kan uitspreken over de wijze, waarop zij het wenschelijk acht, dat het werk uitgevoerd zal worden, doch dat de zaak ten slotte toch komt bij Burgemeester en Wethouders en dat die te beoordeelen en te beslissen hebben omtrent de uitvoering. Wij zullen niet in gebreke blijven rekening te houden met de wenschen van de commissie, doch er dient met de kosten ook rekening gehouden te worden. Naar aanleiding van wat de heer Wilbrink nog in het midden gebracht heeft wil ik uitspreken, dat ik meen, dat mijn antwoord aan hem volkomen bevredigend kan zijn, maar niettemin heb ik weder critiek moeten hooren, welke ik in alle opzichten niet begrepen heb. De heer Bots. M. d. V. Naar aanleiding van wat de heer Sijtsma gezegd heeft wil ik verklaren, dat dit voorstel inhoudt het uiterste, dat te verkrijgen was. In elk geval zal daardoor bereikt worden het hoofddoel, namelijk het verdwijnen van die slooten, zoodat men daar een zeer houdbaren toestand voor jaren zal krijgen. Tevens bestaat het vooruitzicht, dat binnen afzienbaren tijd de straataanleg daar tot stand zal komen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De heer Knuttel was inmiddels ter vergadering gekomen.) X. Voorstel: a. tot overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van een gedeelte van het perceel Sectie M. No. 1958; b. tot overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van het perceel Sectie M. No. 3880;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 11