124 MAANDAG 13 MAART 1922. daartegenover mededeelen, dat mij dezer dagen ter oore kwam, dat op dit werk door de arbeiders wordt geklaagd over het buitengewoon scherpe toezicht, dat er wordt gehouden. De heer Schoneveld. M. d. V. Het heeft mij eenigszins bevreemd, dat de heer Wilbrink over deze eerste proef, die genomen wordt met de werkverschalfing, zich op een dus danige wijze heeft uitgelaten als hij gedaan heeft. Hij had de resultaten van die proef moeten afwachten en dan daaruit een conclusie kunnen trekken in plaats van thans reeds een oordeel uit te spreken op grond van enkele gegevens, die hem verstrekt zijn en bij de beoordeeling waarvan in acht moet worden genomen, dat tengevolge van de weersgesteld heid het vervoer van koolasch naar het Raamland zooveel duurder is geworden, in verband mede met het feit, dat men de arbeiders gedurende dien tijd niet wilde wegsturen. Verder heeft de heer Wilbrink de gedachte naar voren gebracht, dat arbeiders, die thans bij een particulieren patroon werkzaam waren, trachten zouden een plaats te krijgen bij de gemeentelijke werkverschaffing, maar indien er arbeiders mochten zijn, die die illusie koesterden, dan zou deze zeker niet in vervulling gaan, want ik ben goed ingelicht en op grond daarvan kan ik zeggen, dat alleen arbeiders worden te werk gesteld, die een half jaar of langer werkloos zijn geweest. Er is dus geen sprake van, dat metaalbewerkers, die 40 of 50 cent per uur verdienden in hun eigen vak, bij de gemeente te werk worden gesteld, en ik meen, dat wij de zaak van de werkverschaffing niet dienen, als wij haar be spreken op de wijze als de heer Wilbrink dat heeft gedaan, want het gaat er niet om het werk door een aannemer te laten uitvoeren, maar hierom, dat men de arbeiders, die ge- ruimen tijd zonder werk zijn en een uitkeering ontvangen, hetzij van het Burgerlijk Armbestuur hetzij van hun organi satie, eindelijk weer eens in de gelegenheid wil stellen werk te verrichten, opdat zij door het voortdurend ontvangen van steun niet worden gedemoraliseerd. Als wij de werkkracht en den werkijver van de menschen gaande willen houden, dan moeten wij met beide handen dej plichtsvervulling steu nen en niet door onvoorzichtige critiek deze proef in gevaar brengen. De heer Pera. M. d. V. Er is tegen den heer Wilbrink een storm losgebroken, waarvoor hoegenaamd geen reden bestaat. Het uitgangspunt van den heer Wilbrink is geweest het onaangename feit, dat destijds door een samenloop van omstandigheden een vreeselijk hoog loon is moeten worden betaald voor het vervoer van koolasch. Dat dit gebeurd is, daarvan ligt de oorzaak in de bijzondere omstandigheid, dat het water gesloten was en niet per schuit kon worden ver voerd, zoodat het vervoer per handkar moest geschieden, het geen tengevolge had, dat meer personeel noodig was en dus de kosten aanzienlijk stegen. Nu is het de bedoeling van den heer Wilbrink geweest om een waarschuwing te laten hooren, dat men het toch zoo zou inrichten dat op niet al te kostbare wijze de verschillende benoodigdheden zouden worden aangevoerd. Ik meen, dat de heer Wilbrink alle recht heeft om daarop te wijzen, en dat de waarschuwing, die hij gegeven heeft, terdege ter harte mag genomen worden. De zaak is ook in de commissie voor werkverschaffing breedvoerig ter sprake gekomen: ook daar is er met ernst op gewezen, dat men toch niet meer voor die verschillende wer ken moest uitgeven dan strikt noodig was, al zou het zich licht voordoen dat bij uitvoering in eigen beheer het wat duurder zou worden dan bij uitbesteding. Aangezien men evenwel er om roept, ook in den Raad, dat er werk ver schaft zal worden, moet men ook, als de commissie voor werk verschaffing eenig nut zal doen, omzien naar gelegenheden dat de weg daartoe geopend wordt. Omdat de commissie evenwel volstrekt ook rekening wil houden met de kosten, die eraan verbonden zouden kunnen zijn en meent dat die kosten toch een zekere verhouding niet mogen te boven gaan, is er bij gezegd, dat de uitvoering zooveel mogelijk in eigen beheer zou plaats hebben. Dus wanneer mocht blijken, dat de kosten een gewone uit voering verre te boven zouden gaan, dan zal er van uitvoering in eigen beheer worden afgezien. Het hangt er natuurlijk zeer veel van af op welke wijze de werklieden zich naar het werk willen schikken. Door den heer Piekaar is opgemerkt geworden: er moet gewerkt wor den. Ik stem volkomen toe, wanneer er goed gewerkt wordt, dan mogen en moeten wij ook loonen betalen, die als zoo danig gezien kunnen worden. Maar wat is de groote moeite Er moet gewerkt worden, en het moet ook geconstateerd worden, dat de wijze, waarop in vele'gevallen het werk op dit gebied wordt aangepakt, helaas zeer veel te wenschen overlaat. De korte slotsom is, dat ik waardeer het gesprokene door den heer Wilbrink en dat ik hem mede de verzekering kan geven, dat er rekening zal gehouden worden met de kosten, die vereischt worden voor de uitvoering, en dat wij, wanneer die kosten een behoorlijk bedrag te boven gaan, van de uit voering in eigen beheer helaas afstand zullen moeten doen. De heer Bots. M. d. V. Ik wil doen opmerken naar aanleiding van het door den heer Wilbrink gesprokene, dat alle philanthro- pische zaken, en alle zaken op dergelijk gebied, steeds gepaard gaan met eenige offers, en dat het feit dat het uitvoeren van dergelijk werk van gemeentewege meer kost dan het geval zou zijn bij aanbesteding, niet zoo zeer een gevolg is van het niet genoeg praesteeren door de arbeiders of van de leiding, doch hiervan dat de gemeente niet zoo goed geoutilleerd is als een aannemer, die geregeld dergelijke werken uitvoert. Als een werk begonnen wordt, dan moet een keet gebouwd worden, en een aannemer bezit zoo'n keet wel, terwijl de gemeente, zooals bij het eerste werk, moet beginnen meteen keet te bouwen en zoo is het met tal van zaken. Het meeste van wat ik had willen zeggen is reeds door andere heeren gezegd. Zoo bijvoorbeeld dat de hooge kosten van het vervoer van de koolasch een gevolg waren van de vorst. Het is de bedoeling geweest de werklieden, die lang zonder werk geweest waren, het eerst aan het werk te stellen. Dat gaat niet naar willekeur maar in overleg met den secretaris van de werkloozenkassen, den heer Draaijer. Ten slotte wensch ik er nog aan toe te voegen, dat volgens de rapporten, welke ik er over ontvangen heb, op den ijver en den werklust van de arbeiders niets valt aan te merken. Daarnaast moet ik echter mededeelen, dat de Directeur van Gemeentewerken mij heeft verzocht in den Raad de verklaring af te leggen, dat in de stukken wel staat, dat de kosten door het stelsel van eigen beheer «eenigszins" verhoogd worden, maar dat dit wat zwak is uitgedrukt, omdat de kosten belang rijk meer zullen zijn dan anders het geval zou zijn. De heer Wilbrink. M. d. V. De heer Bots heeft gezegd, dat, als men aan philanthropic gaat doen, dat altijd geld kost, en ik geef dat toe, maar is het uitvoeren van werken philanthropie? Ik heb de vraag gesteld: bedoelt men werkverschaffing of bedoelt men uitvoering van werk in eigen beheer? Bij werk verschaffing zijn de loonen te hoog, want dan raakt men de menschen nooit kwijt, en wordt het werk in eigen beheer uitgevoerd, dan moet men er op andere wijze in voorzien. De heer Pera heeft, evenals de heer Schoneveld, geheel vergeten, dat, al was van den winter het vervoer duur —ik heb dat ook even genoemd de kosten per M3. 12.hebben bedragen, terwijl het kan voor 3.Dat is economisch verkeerd. De heer F. Elkerbout. Je gaat al omhoog! De heer Wilbrink. Laat ik dan zeggen 2.50 en dan zouden wij dat verschil van 9.50 ook kunnen uitgeven aan ondersteuning. Ik weet niet of dat meer demoraliseerend werkt dan dat men menschen werk laat verrichten, waarbij zij het gevoel hebben: zijn wij aan het werk of worden wij bezig gehouden De Wethouder zal toegeven, dat dit een weinig neerdrukkend werkt op de menschen. Ik heb onlangs bij het vervoer te water gezien, dat men met drie man voer op een schuit, terwijl er slechts één vaarboom beschikbaar was; één man stond aan het roer en een in reserve voor het geval de man aan het roer moe wordt. In elk geval is dit voor mij de hoofdzaak, dat, niettegenstaande de gelegenheid voor het vervoer dezelfde is als voor een aannemer, de kosten van het vervoer thans 5.per M3. zijn van de gasfabriek naar het Raamland, terwijl zij voor een aannemer 2.50 zouden be dragen. Mijn groote bezwaar gaat niet tegen hetgeen voorbij is, maar tegen hetgeen nu is. Als men aan de Roode- en aan de Wittelaan de menschen op dezelfde wijze te werk stelde, zou het niet alleen ontzaglijk veel geld kosten, maar zou dat ook op de werkloozen demoraliseerend werken. De werkloozen- uitkeeringen werken demoraliseerend, maar even demorali seerend is het, als de menschen moeten denken: wij krijgen werk, maar het is voor de gemeenschap, hoe weinig wij ook uitvoeren, wij hebben Zaterdagavond toch recht op het loon, want degenen, die ons narijden, zijn ook maar ambtenaren. Zoo wordt er door de werkloozen gedacht en dat werkt even demoraliseerend als dat men de menschen naar het Burgerlijk Armbestuur verwijst of hun een werkloozenuitkeering toekent. De heer Schoneveld meent, dat wij de resultaten van dit werk moeten afzien, maar thans zien wij reeds de resultaten. Naar de heer Bots mededeelt moet de Directeur van Ge meentewerken nu reeds constateeren, dat het werk veel meer kost dan het geval zou zijn geweest als het aanbesteed was geworden. Wij kunnen dus vrij zeker op dit oogenblik onze conclusie trekken. Als men het werk practisch beschouwt dan moet men erkennen, dat het op die manier zeker ook niet goed kan gaan en dat wij zoo ook niet kunnen blijven doorgaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 10