88
MAANDAG 20 FEBRUARI 1922.
Hij zegt, dat het een quaestie van vertrouweti is, maar als
het dat is dan zou ik zeggendan kunnen wij ook de alinea
weglaten waarin gezegd wordt dat de bezoldiging gelijk moet
zijn aan de laatst genoten bezoldiging. Laten wij dan zonder
meer bepalen dat, als een ambtenaar weigert de aangeboden
betrekking te aanvaarden, hij geen wachtgeld meer krijgt.
Als het een quaestie van vertrouwen is, dan moet men ver
trouwen, dat zijn wedde ook gelijk zal zijn aan de laatst door
hem genoten wedde. a J.
Ik zie niet het bezwaar tegen deze toevoeging in. Het kan
in geen enkel opzicht schade doen, het kan alleen een ver
betering zijn.
In den Haag werkt toch al ruim een jaar deze wachtgeld
regeling en ik heb er nog niet van vernomen, waarschijnlijk
de heer Pera ook niet, dat hetgeen wij in de Leidsche regeling
willen opnemen in den Haag moeilijkheid heeft veroorzaakt.
Wat kan er dan voor bezwaar zijn tegen dergelijke toe
voeging, daar de redactie eigenlijk alleen de draagwijdte van
het artikel verbetert en versterkt?
Burgemeester en Wethouders zeggen: zooals wij het hebben
voorgesteld is het in orde, blijf er alsjeblieft maar van af!
Ik veronderstel, dat Burgemeester en Wethouders bij het
ontwerpen van deze regeling hoogstwaarschijnlijk de be
staande wachtgeldregeling hebben gevolgd, te goeder trouw.
Als nu een van de Raadsleden een aanvulling wenscht en er
geen gegrond bezwaar tegen bestaat, waarom adviseeren
Burgemeester en Wethouders dan tot verwerping daarvan?
Ik begrijp het niet. Het schaadt niemand.
Mijnheer de Voorzitter. U zegt, dat naar uwe meening de
belangen van de betrokken ambtenaren door dergelijke be
paling geschaad zouden kunnen worden, maar dat zie ik
heelemaal niet in.
De Voorzitter. Neen, ik heb gezegdde belangen van de
gemeente.
De heer van Stralen. Er bestaat voor mij dus* geen aan
leiding mijn amendement in te trekken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer van Stralen wordt in stemming
gebracht en met 19 tegen 6 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Meijnen, Schoneveld, F. Eiker
bout, Wilbrink, üostdam, Splinter, Kuivenhoven, Huurman,
Wilmer. Stijnman, Bisschop, Heemskerk, Sijtsma, Eerdmans,
Mulder, Pera, Bots, de Lange en van der Lip.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Piekaar, Groeneveld,
van Eek, Dubbeldeman en mevrouw Dubbeldeman—Trago.
(De heeren Wilmer, Groeneveld en Stijnman waren inmiddels
ter vergadering gekomen.)
Artikel 4, zooals dit nader door Burgemeester en Wethou
ders is gewijzigd, wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Thans komen aan de orde artikel 11 en volgende.
Beraadslaging over artikel 11, luidende:
Burgemeester en Wethouders kunnen, zoolang een op
wachtgeld gestelde een vrijheidsstraf ondergaat, de uitkeering
van het wachtgeld geheel of gedeeltelijk doen ophouden.
In dit geval kunnen zij ten behoeve van het gezin van den
op wachtgeld gestelde geheel of gedeeltelijk over het vrijgevallen
wachtgeld beschikken."
De heer van Stralen, M. d. V. Ik zou de vraag willen
stellen of Burgemeester en Wethouders geen aanleiding kunnen
vinden dit artikel te schrappen. Het heeft niet zoo heel veel
beteekenis, want het schept alleen de mogelijkheid om van
iemand, die op wachtgeld is gesteld en eventueel in de ge
vangenis zit, zijn wachtgeld geheel of gedeeltelijk in te houden
en die gevallen zullen dunkt mij buitengewoon sporadisch
voorkomen. De gemeente heeft toch voor de groote meerder
heid menschen in haar dienst, op wie noch wat hun particuliere
leven betreft noch in eenig ander opzicht iets is aan te merken.
Ik acht een dergelijke bepaling onnoodig. Zij heeft in de
vorige wachtgeldregeling gestaan en nu hebben Burgemeester
en Wethouders haar daaruit overgenomen.
Zijn Burgemeester en Wethouders niet bereid dit artikel
terug te nemen, anders wil ik overwegen om een amendement
in te dienen, omdat ik het toch niet goed acht, dat, als
iemand om welke reden dan ook een vrijheidsstraf ondergaat,
noch hij noch zijn gezin in het bezit wordt gesteld van het
wachtgeld, waarop hij krachtens de verordening recht heeft.
Laten wij eens aannemen, dat de betrokken ambtenaar zelf
fdoor den Staat gratis wordt onderhouden, als hij onder dak
is gebracht, maar dan moet zijn gezin toch leven. Ik weet
wel, dat er in het artikel sprake is van „geheel of gedeeltelijk"
inhouden, maar ik zou willen, dat het wachtgeld in zijn ge
heel werd uitbetaald.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik geloof, dat dit artikel zoo
logisch mogelijk is, want daarin wordt alleen aan Burgemeester
en Wethouders de bevoegdheid toegekend het wachtgeld
geheel of gedeeltelijk niet aan den man, doch aan diens
gezin uit te keeren.
De heer van Stralen. Neen!
De heer Oostdam. Dan zal ik gaarne hooren toelichten hoe
het wel is.
De Voorzitter. Het is hier een geheel ander geval dan bij
pensioen. Pensioen wordt verleend voor onbepaalden tijd aan
den ouden of invaliden ambtenaar, maar toch mist hij het
genot daarvan gedurende den tijd, dat hij een vrijheidsstraf
ondergaat. Wachtgeld daarentegen krijgt men voor een be
paalden tijd, opdat men in dien tijd naar een nieuwe betrekking
kan zoeken; maakt men het. nu zoo, dat men bijvoorbeeld
een half jaar in Scheveningen wordt opgeborgen en men dus
door eigen schuld niet in staat is een andere betrekking te
zoeken, dan zou het al te dwaas zijn over dien tijd wachtgeld
uit te betalen. Juist om te voorkomen, dat iemand op zijn
stoel gaat zitten en op zijn wachtgeld gaat teren zonder
moeite te doen een andere betrekking te vinden, loopt het
wachtgeld af. Daarom is het ook billijk en volkomen rationeel,
dat van iemand, die een vrijheidsstraf ondergaat en daarom door
eigen schuld niet kan solliciteeren,het wachtgeld geheel often deele
kan worden ingehouden. Burgemeester en Wethouders zullen elk
geval onderzoeken en wanneer het gezin het alleszins verdient
om het wachtgeld geheel of gedeeltelijk te krijgen, dan zal
het naar gelang van de behoeften worden uitgekeerd, terwijl
daarbij in aanmerking zal worden genomen, dat de kosten
van het onderhoud van den man gedurende den straftijd niet
ten laste van het gezin komen.
De heer. van Stralen zegt: er staat »kan", maar in de
Amsterdamsche verordening staat overal »kan".
Dat men het geheele wachtgeld wmoet" krijgen, is in zoo'n
geva! niet juist.
Het betreft hier een geheel ander geval dan de heer Oostdam
zich voorstelt. Ik meen dan ook te kunnen zeggen, dat het
artikel, zooals het is geredigeerd, goed en zoo logisch
mogelijk is.
De heer Pera. M. d. V. Deze zaak is ook ter sprake
gekomen in de vergadering van het georganiseerd overleg en
daar werd ook aanmerking op deze bepaling gemaakt in den
geest als de heer van Stralen doet. Naar aanleiding daarvan
heb ik aangevoerd, dat men rekening moest houden met allerlei
toestanden, die voorkomen.
Er werd betoogd, dat degenen, die het wachtgeld genoten,
het recht op dat wachtgeld ook in de genoemde gevallen
moesten behouden, maar daartegenover heb ik gezegd, dat dat
toch al te dwaas zou zijn; dan zou zoo iemand de vrije
beschikking hebben over het gebruik van het geld, terwijl hij
zichzelf geheel misdragen heeft en zijn vrouw en kinderen
zouden er niet van profiteeren.
Ook kan het voorkomen, dat het geld ook bij de vrouw niet
in goede handen is, en dat het beter ten gunste van de kinderen
kan worden besteed.
Dat zijn verschillende gevallen, welke zich werkelijk voor
doen en waarmede rekening dient gehouden te worden. Het
geld moet zoo besteed worden dat het aan het doel beantwoordt.
Langzamerhand is men er ook toe gekomen om te erkennen,
dat deze gevallen zich zouden kunnen voordoen en dat het
't beste was om aan Burgemeester en Wethouderseenige vrijheid
te laten.
Ik meen ook hier te moeten opmerken wat ik zoo straks
reeds gezegd heb, het is hier ook geheel en al een quaestie
van vertrouwen. Wanneer men wil aannemen, dat Burgemeester
en Wethouders zich zullen inspannen om het geld zoo doel
matig mogelijk te besteden, dan kan men er ook van verzekerd
zijn, dat aan hetgeen men wenscht zal voldaan worden.
De beraadslaging wordt gesloten en artikel 11 zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 12, luidende:
»Van de,besluiten van Burgemeester en Wethouders ter
uitvoering van deze verordening genomen, kunnen belang
hebbenden binnen drie maanden in beroep komen bij den
Gemeenteraad."
De heer van Stralen. M. d. V. In dit artikel \vordt voor
gesteld, dat de betrokken personen van een besluit van