MAANDAG 20 FEBRUARI 1922.
87
meenen, dat behalve op die omstandigheid ook dient gelet
te worden op de vraag of de aangeboden betrekking om
andere redenen wel door den betrokkene kan worden aan
vaard, namelijk in verband met zijn persoonlijkheid of met
andere omstandigheden. Iemand kan voor een bepaalde functie,
ofschoon deze gelijk bezoldigd is als zijn vroegere betrekking,
niet geschikt zijn, zoodat het niet wenschelijk is hem die
functie op te dragen en, als hij haar niet aanvaardt, zijn
wachtgeld in te houden.
Wij hebben deze aanvulling overgenomen uit de Haagsche
wachtgeldverordening, en ik meen, dat het een voordeel is
als wij dit artikel ook daarmede aanvullen.
Ik geloof dus, dat er geen enkel bezwaar tegen kan zijn
bm deze wijziging aan te brengen; dat er integendeel alles
voor pleit.
De Voorzitter. Ik wensch met een enkel woord het stand
punt van Burgemeester en Wethouders uiteen te zetten.
Zij achten de eene rem, welke in het door Burgemeester
en Wethouders voorgestelde artikel 4 gelegen is, voldoende,
en achten het niet gewenscht die tweede rem er nog bij op
te nemen; het zou in de toekomst een bron van moeilijkheden
kunnen worden.
Het geval, dat de heer van Stralen stelt, zou niets anders
zijn dan een plagen van Burgemeester en Wethouders, die
dan zouden redeneeren: ik zal dien op wachtgeld gestelden
ambtenaar een betrekking geven, die even hoog gesalarieerd
is als de laatstelijk door hem bekleede, maar die hij niet kan
vervullen. Burgemeester en Wethouders zijn voor het dage-
lijksch bestuur aan den Raad verantwoording schuldig, zoodat
zij zoo iets al uit zich zelf zouden nalaten.
Als men ziet hoe tegenwoordig de salarissen geregeld zijn,
dan kan men ook zien, dat tegenover gelijk salaris in het
algemeen ook staat een gelijkwaardige betrekking.
Zooals gezegd, een bepaling als de heer van Stralen wenscht
zou aanleiding kunnen geven tot groote moeilijkheden. Het
geval kan zich voordoen het is in het geheel geen quaestie
van kwade trouw dat iemand lang heeft leeggeloopen en
daardoor zekere soort van zenuwziekte krijgt, waardoor men
hem moeilijk te werk kan stellen; zoo iemand kan allerlei
uitvluchten zoeken en excepties opwerpen en zeggenhet salaris
is wel gelijk, maar ik vind toch, dat die nieuwe betrekking
niet met mijn persoonlijkheid en omstandigheden overeenkomt;
ik vind haar niet passend. Hoe moet men nu het tegenbewijs
daarvan leveren Men zou zoodoende geheel overgeleverd
worden aan bet bon plaisir van iemand, die op wachtgeld is
gesteld.
Wanneer men zich zuiver stelt op de basis van de wedde,
dan zullen wij, nu wij niet zooals vroeger erschillende wedde-
regelingen hebben voor onderscheiden soorten ambtenaren,
maar slechts één algemeene salarisverordening, zoodat de
gelijkwaardige betrekkingen gelijk gesalarieerd zijn, niet in
moeilijkheden komen.
Wij zouden natuurlijk niet een op wachtgeld gesteld admini
stratief ambtenaar in een technische betrekking aanstellen
zelfs al zouden wij het willen, dan zouden wij het toch wel
uit ons hart laten. De heer van Stralen zou er zonder twijfel
in de eerstvolgende Raadsvergadering op terugkomen en
zeggenBurgemeester en Wethouders konden van te voren
uitrekenen, dat de man die betrekking niet kon aannemen.
Wij zouden zoo iets zeker nalatenwij moeten bedenken, dat
van weerszijden de goede trouw in acht moet worden genomen.
Bovendien meen ik, dat het hier wel degelijk zou betreffen
een besluit van Burgemeester en Wethouders, ten aanzien
waarvan men binnen 3 maanden in beroep kan komen bij
den Gemeenteraad. Men kan dan tot den Gemeenteraad zeggen
ik ben wel benoemd op gelijk traktement en ik moet de
betrekking aannemen, maar ik kan haar niet aannemen.
Ik meen dus te mogen zeggen, dat er tegen hetgeen Burge
meester en Wethouders voorstellen, geen bezwaar kan bestaan.
De heer van Stralen. U zegt, dat iemand, die meent niet
goed door Burgemeester en Wethouders te zijn behandeld
in zake het weder indienststellen in een gelijkwaardige be
trekking, bij den Gemeenteraad in beroep kan komen, maar
is dat wel juist? Ik geloof van niet. Het kan niet. Dat gaat
eigenlijk buiten de geheele zaak om. Het beroep op den
Gemeenteraad heeft alleen betrekking op de besluiten van
Burgemeester en Wethouders ter uitvoering van deze ver
ordening, en het al of niet aanstellen bij een of anderen tak
van dienst gaat hier geheel buitenom. Ik geloof niet, dat
hetgeen gij in de laatste plaats hebt gezegd, juist is. Gij hebt
het over een anderen boeg gegooid. Gij stelt het namelijk
voor, alsof uit de wijziging, welke ik voorstel, onbillijkheden
zouden kunnen voortvloeien, maar dat ben ik niet met u
eens. Ik kan niet aannemen, dat iemand om de redenen, door
u genoemd, van een betrekking, die te vervullen is, zal worden
uitgesloten; integendeel, ik geloof, dat het geval, waarop ik
het oog heb, zich veel eerder kan voordoen, namelijk dat
iemand, die bij den directeur van een of anderen tak van
dienst niet gewild is, om die reden gepasseerd wordt. Als
zulk een directeur bijvoorbeeld een lijst heeft van de personen,
die op wachtgeld zijn gesteld, en hij treft daarop aan iemand,
die geschikt is voor de functie, die te vervullen is, dan kan
hij aan dien persoon vragen of hij in die functie komt, maar
die directeur kan datzelfde doen, terwijl tevoren vaststaat,
dat de betrekking, die vacant is, voor den persoon, aan wiet:
hij die aanbiedt, niet geschikt is, en als die persoon dan
weigert, omdat hij in verband met zijn persoonlijkheid of
om andere oorzaken daarvoor ongeschikt is, dan kan dat
tengevolge hebben, dat zijn wachtgeld wordt ingetrokken.
Bovendien zie ik niet in welk bezwaar tegen de door ons
voorgestelde toevoeging kan bestaan. De juistheid van de door
u genoemde bezwaren kan ik in het geheel niet inzien. Deze
aanvulling acht ik in het belang van de rechtszekerheid van
de betrokken personen.
De Voorzitter. De rechtszekerheid van de ambtenaren
loopt in het geheel geen gevaar, maar mijns inziens kan de
rechtszekerheid van de gemeente geducht gevaar loopen. In
elk geval bestaat er voor de ambtenaren beroep op den
Gemeenteraad open. Gesteld, dat aan een op wachtgeld gesteld
ambtenaar een betrekking wordt aangeboden, die wel gelijk
bezoldigd is als zijn vroegere functie, maar waarvoor hij onge
schikt moet worden geacht aan iemand, die boekhouder is,
wordt bijvoorbeeld een technische betrekking aangeboden
alleen om hem er uit te krijgen en dat Burgemeester en
Wethouders, als de man die betrekking weigert te aanvaarden,
een besluit nemen, waarbij zijn wachtgeld vervalt, dan staat
er van dat besluit wel degelijk krachtens artikel 12 beroep
open bij den Raad en dan zal deze wel als zijn meening
uitspreken, dat Burgemeester en Wethouders de verordening
niet juist hebben uitgevoerd. Kiest men evenwel deforrnuleering,
zooals de heer van Stralen die heeft voorgesteld, dan zullen daaruit
allerlei chicanes kunnen voortvloeien, want in de woorden»iu
verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelij
kerwijs kan worden opgedragen" zitten zeer vele haken en oogen.
De heer van Stralen gaat blijkbaar uit van de onderstelling alsof
Burgemeester en Wethouders willooze werktuigen zouden zijn in
de handen van den meest kwaadwilligen directeur van een
bedrijf en dat de meerderheid van den Raad hun dan steeds
gelijk zou geven, maar daarvoor is geen enkele reden. De
tormuleering, zooals die door den heer van Stralen wordt
vooi gesteld, is er een, waarbij de gemeente kau komen te
staan voor de moeilijkste gevallen, welke niet zullen zijn op
te lossen, en waarvan misschien ernstig misbruik zal worden
gemaakt door de ambtenaren, terwijl de gemeente tegenover
hen niet het minste recht zou kunnen doen gelden. Ten slotte
moeten Burgemeester en Wethouders in eerste instantie
beslissen en zij zullen nooit aan een kwaadwilligen directeur
van een tak van dienst, zoo deze hier werkzaam mochten
zijn, wat ik meen te moeten ontkennen, toegeven iemand in
een voor hem ongeschikte betrekking te plaatsen.
De heer Pera. M.d.V. Aan het slot van uw betoog hebt
gij ongeveer gezegd wat ik wilde uitspreken. Het is geheel
een kwestie van vertrouwen. De heer van Stralen gaat van
de gedachte uit, dat men op zijn loer moet liggen en Burge
meester en Wethouders de noodige banden moet aanleggen,
opdat zij niet misgaan in de oogen van een bepaald persoon.
Ik zou zeggen, dat iedereen toch begrijpt, dat Burgemeester
en Wethouders zich geroepen gevoelen om in alle opzichten
de belangen van de gemeente te behartigen. Het wantrouwen,
dat men onwillekeurig uitspreekt ten opzichte van de direc
teuren van de bedrijven, is ongegrond.
Wij kunnen in het algemeen zeggen, dat de directiën ook
de belangen van de gemeente op de beste wijze behartigen.
Dat staat onbepaald vast.
Wij kunnen er niet toe komen om per slot van rekening
te benoemen iemand, die niet voor de betrekking geschikt is,
en omgekeerd ook niet om iemand, die wel geschikt is daar
voor, niet te benoemen. Maar het is zeker waar, dat in het
geval dat iemand wachtgeld geniet en in een andere betrekking
verplaatst zal worden er dan toch ook bij dien persoon zeker
aanpassingsvermogen moet zijn. Men zal altijd in den beginne
wel eenige moeite hebben het kan in vele gevallen althans
voorkomen om zich te schikken in de positie, die men dan
krijgt, maar dat kan nooit zoo wezen dat het voor de
ambtenaren een overwegend bezwaar zal opleveren om dergelijke
betrekking te aanvaarden. Ik wil herhalen hetgeen de Voorzitter
reeds met nadruk beeft gezegd: de toevoeging, welke de heer
van Stralen nog in het artikel wil brengen, is voor de ge
meente van zeer ernstigen aard en de wenschelijkheid moet
dan ook uitgesproken worden, dat zij niet opgenomen worde.
De heer van Stralen. De heer Pera heeft .er heelemaal
naast gesproken.