34 de Graaff nog gaande waren en dat ons College bereid bleef, aan de totstandkoming van een goede oplossing' van deze kwestie mede te werken. De onderhandelingen met de naamlooze vennootschap zijn sindsdien voortgezet en het gevolg daarvan is geweest, dat zij zich thans bereid heeft verklaard, een bedrag van 2437.50 bij te dragen in de kosten van demping en riolee- ring van het bij haar in onderhoud zijnde slootgedeelte langs de Roodelaan, en zorg te dragen, dat kosteloos aan de gemeente in eigendom wordt overgedragen een gedeelte sloot, lang ongeveer 65 M., zich uitstrekkende langs de be bouwing van de Roodelaan, alsmede een bij de gemeente in onderhoud zijnd gedeelte sloot ter lengte van Hr 120 M. langs de Wittelaan. Voorts heeft de naamlooze vennootschap zich verbonden, om na demping van die slootgedeelten door de gemeente, te zorgen voor het stellen en onderhouden van behoorlijke afscheidingen tusschen genoemde slootge deelten en de aan de vennootschap toebehoorende eigen dommen. Ook de eigenaresse van het voorste gedeelte van de Wittelaansloot, mej. M. Warmond, is bereid, bij demping door de gemeente haar eigendom kosteloos aan deze over te doen. De kosten van de demping en rioleering der Wittelaan sloot worden, met inbegrip van een te maken afscheiding, begroot op 5450.die van de Roodelaansloot op 2437.50, door de N. V. v/h. Gebr. de Graaff te betalende kosten van de verharding van beide slooten op 1500.Daar tegenover zal de gemeente na de demping bevrijd zijn van het jaarlijksche onderhoud der Wittelaansloot, waarvoor tot dusverre telkens een uitgave van ongeveer 300.wordt gevorderd. De meergenoemde naamlooze vennootschap is vooralsnog niet bereid, financieel mede te werken tot den definitieven aanleg der straten, welke ter plaatse van de beide slooten in het uitbreidingsplan zijn ontworpen. Van dien straataanleg kan dus voorloopig niéts komen, terwijl evenmin in de ge dempte slootgedeelten een definitieve rioleering kan worden gelegd. Voorloopig dient daarom te worden volstaan met het leggen van eene buisleiding van beperkte capaciteit, in staat om de thans in de slooten loozende stoffen naar het hoofd riool in de Heerenstraat af te voeren, evenals geschied is bij de demping van het voorste deel der Roodelaansloot in den zomer van 1921 (zie Ingek. Stukken no. 48 van dat jaar). Ben en ander neemt echter niet weg, dat de demping een aanzienlijke verbetering, van den bestaanden toestand zal brengen, daar immers het voornaamste doel, het ver dwijnen der stinkslooten, er mede bereikt wordt. Nu ook de N. V. v/h. Gebr. de Graaff in de kosten bijdraagt, achten wij het derhalve met de Commissie van Fabricage gewenscht, dat de verbetering van den toestand langs de Roode- en de Wittelaan thans van gemeentewege ter hand wordt genomen. Onder mededeeling, dat het in ons voornemen ligt, om ter bestrijding van de werkloosheid ook dit werk, voorzoo- veel mogelijk, in eigen beheer door werkloozen te doen uit voeren waardoor dp kosten uit den aard der zaak eenigs- zins boven de aangevraagde som zullen stijgen geven wij U mitsdien in overweging: a. te besluiten tot kostelooze overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente, van de op de situatie door blauwe arceering aangeduide perceelsgedeelten, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M nis. 667, 666 (ged.), 3874, 3705 en 702 (ged.), onder voorwaarde, dat.de N. V. v/h Gebr. de Graaff vooraf een bedrag van 2437.50 in de gemeentekas stort voor de demping en rioleering van de sloot langs de Roodelaan over een lengte van 65 M.; b. voor de demping en rioleering van slootgedeelten langs dë Roode- en de Wittelaan na de totstandkoming van de sub a bedoelde overneming, door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat, voorloopig een bedrag van 9387,50 te onzer beschikking te stellen, van welk bedrag, rekening houdende met de bijdrage van de ST. V. v/h. Gebr! de Graaff ad 2437.50, 6950.uit den post voor Onvoor ziene Uitgaven moet worden afgeschreven. Op den post voor „Onvoorziene Uitgaven" is nog f 121.575.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 77. Leiden, 4 Maart 1922. In verband met de opening van het nieuwe museum, welke eerlang kan worden tegemoet gezien, is het wenschelijk, dat in de verordeningen, op de Lakenhal betrekking hebbende, eenige wijzigingen worden aangebracht. Zoo zouden wij in de eerste plaats de verordening rege lende de heffing van gelden voor het bezichtigen van het Stedelijk Museum op een enkel punt veranderd willen zien. Thans bepaalt deze verordening alleen, dat, behalve op met name genoemde feestdagen, van iederen bezoeker een toe gangsrecht van 0,10 wordt geheven en dat ons College bevoegd is bij bijzondere gelegenheden ook op andere dagen dan bedoelde feestdagen aan het publiek kosteloozen toegang tot het museum te verleenen. In de nieuwe heffings verordening, U hieronder ter vaststelling aangeboden, - waarin overeenkomstig het voorstel van de Commissie voor het Museum het* toegangsrecht in het algemeen op 0,10 is gehandhaafd, teneinde de gelegenheid tot bezoek zoo min mogelijk te beperken hebben wij op voorstel van de Com missie de bepaling opgenomen, dat op één dag van de week een hooger entrée 0,25) moet worden betaald, om zoo doende hun, die daarop prijs stellen, de gelegenheid voor een rustig bezoek te bieden. Hiertoe achten wij met de Commissie den Maandag het geschiktst. Verder is de verordening aangevuld met een bepaling, die sommige categorieën van bezoekers van het betalen van entrée vrijstelt (art. 4). Voorts ware de invorderingsverordening in eenigszins ge- wijzigden vorm opnieuw vast te stelleh. Aan de verordening, regelende de benoeming en den werk kring van de Commissie voor de Lakenhal, hebben wij een drietal artikelen toegevoegd, waardoor deze Commissie de bevoegdheid verkrijgt, om een of meer zalen aan het alge meen bezoek te onttrekken en daarin bijzondere tentoon stellingen te houden of door anderen te laten houden, als mede om boven het gewone toegangsrecht, dat ieder die in het museum wil komen, moet betalen voor het be zoeken van die tentoonstellingen een afzonderlijk toegangs geld te vorderen of goed te vinden, dat anderen, die in het museum exposeeren, dit vorderen. Tevens zijn enkele voorschriften, thans voorkomende in de verordening regelende de voorwaarden voor het bezoek van het museum, overgebracht, hetzij naar de verordening rege lende de benoeming en den werkkring der Commissie, hetzij naar die op de heffing van het toegangsgeld, omdat zij daarin meer op hun plaats zijn dan in de eerstgenoemde verordening. Op grond van het bovenstaande geven wij U in over weging over te gaan tot vaststelling van de navolgende ver ordeningen A. VERORDENING, regelende de heffing van gelden voor het bezichtigen van het Stedelijk Museum „de LakenhaV te Leiden. Artikel 1. Voor het bezichtigen van het Stedelijk Museum „de Laken hal" wordt, behoudens het bepaalde bij de drie volgende artikelen, van iederen bezoeker een toegangsrecht geheven. Dit toegangsrecht bedraagt: a. op Dinsdag, Woensdag, Donderdag, Vrijdag en Zaterdagf 0,10; b. op Maandag0,25. Art. 2. Het toegangsrecht is niet verschuldigd op Zondagen, de tweede Paascli- en Pinksterdagen, den Hemelvaartsdag, de beide Kerstdagen en den derden October, op welke dagen het museum kosteloos toegankelijk is. Art. 3. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, indien bijzon dere omstandigheden dit wenschelijk maken, ook op andere dan de in artikel 2 genoemde dagen aan het publiek koste loos toegang tot het museum te verleenen. Art. 4. Het toegangsrecht is niet verschuldigd door: a. leerlingen van scholen en verpleegden in gestichten, die onder geleide het museum bezoeken, alsmede door hunne geleiders b. hen, die deelnemen aan te Leiden gehouden wordende congressen op het gebied van kunsten en wetenschappen. Van den wensch om het museum ingevolge het in dit artikel sub a en b bepaalde kosteloos te bezoeken, moet aan den Directeur van het museum ten minste een week. voor den dag van bezoek kennis worden gegeven. Art. 5. Deze verordening treedt in werking op een door Burge meester en Wethouders te bepalen dag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 38